Landmeter, kunt u mij zeggen waar mijn
grenzen zijn?
Landmeter, kunt u mij zeggen waar uw
grenzen zijn?*)
26. De Wet WOG, Naar één wet waardebepaling onroerend goed,
rapport no. 8.
27. Westdorp, H. H., De adviezen van de voorlopige Raad voor
vastgoedinformatie (RAVI) voor de waardebepaling van on
roerend goed en hun complicaties voor de lagere overheid. B
en G juli/augustus 1987.
28. Zie onder 1 5.
29. Inleidende opmerkingen op de titels 4 en 5 Huur en Pacht in
de toelichting op boek 7, p. 907 e.v. 's-Gravenhage 1972.
30. Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19995, no. 1-3.
31. Art. 2.18 in samenhang met de artikelen 2.9 (stemrecht) en
4.16 (omslagplicht) en 6.10 (gegevens grondkamer), waar
over MvT p. 86.
32. Over de verschillende in te schrijven stukken zie Asser-
Beekhuis-Mijnssen-De Haan, p. 317 e.v.
33. Luijten, E. A. A„ WPNR 5620, p. 532 en A. A. van Velten,
WPNR 5647, p. 214 en Kwartaalbericht Nieuw BW 1984/2,
p. 55, alsmede het adres van de Koninklijke Notariële Broeder
schap, WPNR 5661, p. 502, waarover VV en MvA bij art
75-79.
34. Anneveld, J. C., Zekerheid omtrent eigendomsgrenzen van
onroerend goed, p. 41. Delft 1984.
Rijtma, H. J., Het kadaster, p. 102. Deventer 1966.
Henriquez, E. C., Op goede gronden, p. 145 e.v.
Inaugurele rede Kadaster en agrarisch recht, p. 13. Delft
1962, en mijn beschouwing in TKL 1965, p. 229 e.v.
35. Rijtma, H. J„ a.w. p. 115 e.v. en P. de Haan, TKL 1965, p.
229.
36. Koeman, prof. dr. ir. C., Bijdragen van het kadaster aan de
kartografie van Nederland, Op goede gronden, p. 127, als
mede zijn beschouwing over Het kadastrale plan en de GBKN,
NGT Geodesia 1980, p. 71.
37. Koen, ir. L. A., en ir. J. Polman, Perspectieven voor de kaart
vervaardiging bij het Kadaster. NGT Geodesia 1982, p. 13.
38. Was in Gelderland nog een gebied binnen de beleidskaan aan
de orde, in Friesland werden de gebieden Koufurderrige, Wol-
legaast, Terhorne, Trijegaasterveenpolder, Appelscha en Ra-
venswoud van een negatief advies van de CLC voorzien,
evenals Wogmeer in Noord-Holland, omdat de verkavelings
situatie niet zo ongunstig werd geacht, dat zij door admi-
Inleiding
Om in een tijdsbestek van ongeveer 45 minuten de maatschappe
lijke betekenis van de opgeworpen vragen en de daarbij behorende
antwoorden te schetsen, heb ik uw medewerking nodig. Ik ver
zoek u mee te denken en na te denken.
Ir. J. Th. Chardon definieert het denken als volgt: het is een voort
durende reis in de tijd, verleden heden toekomst, verleden
heden toekomst, enz. Wij zullen slechts éénmaal de cyclus
doorlopen.
Middelpunt van deze cyclus is de tijdloze organisatie Kadaster. Die
organisatie kunt u vergelijken met de vernuftige constructie van
een naaibox (fig. 1a en 1b). Drie afdelingen die parallel lopen: elke
afdeling met een eigen specifieke inhoud, terwijl de afdelingen
Lezing gehouden op 16 oktober 1987 te Utrecht tijdens het
14e NGL congres.
nistratieve ruilverkaveling aanzienlijk kon worden verbeterd.
Waarom de eis van aanzienlijke verbetering? Die stelt men
toch ook niet bij de integrale landinrichting.
39. Een desbetreffend amendement van mevr. De Boois (PvdA)
werd door de Kamer verworpen.
40. Daarbuiten kan nu ingevolge een amendement-Waalkens
5000 ha. per jaar in voorbereiding worden genomen.
41Voorontwerp van wet tot wijziging van de Wet op de Stads
en Dorpsvernieuwing, aangeboden aan de Staatssecretaris
van VROM in oktober 1985.
42. Brief van 6 april 1987, Rovub/63588 Bestuur 87/71, aan
Staatssecretaris Heerma.
43. Brief van 22 mei 1987, PS 8700286 aan Staatssecretaris
Heerma.
44. Zie over stedelijke herverkaveling als beheersinstrument mijn
bijdrage op p. 96 e.v. in de bundel Stedelijk beheer, aangebo
den aan prof. J. Rothuizen, 1986.
45. De wederopbouw van Rotterdam, Stedelijke herverkaveling in
de praktijk. 's-Gravenhage 1987.
46. Zie voor de nutsbedrijven mr. H. J. J. Pohlmann. Leidingbe-
heerdersregistratie hoe? Enkele kanttekeningen bij het wet
sontwerp Leidingbeheerdersregistratie, Bouwrecht 1985, p.
276 e.v. en voor de VNG de brief van 10 september 1986,
IBA/
67286, Bestuur 86/248 aan de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
47. Pohlmann a.w. p. 278.
48. Aldus een redactioneel artikel in Cobouw d.d. 5 maart 1987.
49. Gimbel, mr. L., Leidingenregistratie naar geldend en wordend
recht, Bouwrecht 1971, p. 539 e.v.
Een aanvechtbaar Ontwerp van wet inzake leidingenregistra
tie. Bouwrecht 1972, p. 632 e.v.
50. Kadaster en agrarisch recht, Zwolle 1962.
51. Luijten, E. A. A„ WPNR 5620.
52. Zie over die tweespalt, behalve de in noot 51 genoemde rede,
Asser-Beekhuis-Mijnssen-De Haan, p. 296 e.v. en preadvies
NJV 1973, p. 16 e.v. met aldaar aangehaalde literatuur.
53. Rapport werkgroep Kadasterwet, mei 1987.
54. Anneveld, J. C., Zekerheid omtrent eigendomsgrenzen van
onroerend goed, uitg. Rijkscommissie voor Geodesie. Delft
1984.
wederkerig afhankelijk zijn en onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De basis wordt gevormd door de openbare registers. De toegang
tot de openbare registers vormen de kadastrale registers, terwijl de
technische afdeling, de Landmeetkundige Dienst, garant staat
voor een visuele ontsluiting van de beide administratieve afde
lingen.
Verleden
De geschiedenis van het Kadaster ligt o.a. vast in wetten, decre
ten, ministeriële beschikkingen en instructies. Een groot aantal van
deze voorschriften is opgenomen in de Recueil Méthodique (RM)
van 1812. In die tijd maakte Nederland deel uit van het Franse Kei
zerrijk, deelde in de internationale roem en moest daarvoor zijn
prijs betalen. Die prijs was de verponding of grondbelasting. Uit de
regelgeving die voor de heffing van de belasting tot stand kwam,
kan worden geconcludeerd dat meerdere doelen kunnen worden
gediend dan alleen om te komen tot een evenredige verdeling van
de grondbelasting (zie bijvoorbeeld RM 167: grensbepaling van ei
gendommen).
door mr. H. Langendoen, werkzaam bij de Dienst van het Kadaster en de Openbare
Registers te Den Haag.
SUMMARY
Landsurveyor, tell me my boundaries
Landsurveyor, tell me your boundaries
After a historical review this article shows that in certain cases the cadastral evidence in a court dispute
is of minor importance in relation to its juridicial interpretation.
NGT GEODESIA 88
103