Aan de overwegingen van de Hoge Raad was nog een andere voorafgegaan, namelijk die van het Hof. De rechter overweegt met betrekking tot het veldwerk en de daarop gestelde vermelding van personen die bij de aanwijzing aanwezig waren: niet inhoudt dat Van Raay bij die aanwijzing aanwezig was". Dit betekent in feite, dat naar gelang de luim van belanghebbenden als hoogst on waarschijnlijk moet worden gehouden de aantekening van de land meter, dat partijen na oproeping zijn verschenen, dat zij de afge paalde of anderszins aangeduide grenzen hebben aangewezen en dat de landmeter heeft gemeten overeenkomstig die aanwijzingen en afpalingen. De Recueil Méthodique sluit af met een optimistische kijk op de toekomst. Art. 1142:Het perceelsgewijze opgemaakte Kadaster levert nog andere voordelen op; hetzelve beslist en voorkomt in het vervolg een menigte geschillen tussen de grondeigenaars over de grenzen hunnen eigendommen;...", en art. 1143: ,,Het Kadaster kan en moet noodwendig in het vervolg tot bewijsstuk in rechten dienen, om de eigendom te bewijzen. Evenzo is het met de boeken der eigendoms-verwisselingen gesteld, welke het spoor bewaren van alle de eigenaars door welker handen een vast goed opvolgelijk gedaan is". Heden Nu het Kadaster is opgericht en ingericht, beschikken wij over een startsituatie die zowel registratief, administratief als landmeet- kundig-kartografisch is, de zogenaamde minuuttoestand. Zie als voorbeeld het vervolg minuutplan 's-Gravenhage AR 1e blad, voorheen Wassenaar E 2e blad (fig. 2). Om actueel te blijven, moeten de wijzigingen in de rechtstoestand worden bijgehouden. Wij willen namelijk op de vraag .landmeter, kunt u mij zeggen waar mijn grenzen zijn?" een antwoord geven. Uit de nu te behandelen praktijkvoorbeelden zult u het antwoord kunnen afleiden, waarbij tevens het antwoord wordt gevonden op de tweede vraaglandmeter, kunt u mij zeggen waar uw grenzen zijn?" Fig. 2. ,,Huis ten Bosch", tegenwoordige residentie van Hare Majesteit de Koningin. (Vervolg minuutplan 's-Gravenhage AR 1e blad, voorheen Wassenaar E 2e blad.) Blijkens een in de Openbare Registers overgeschreven notariële akte wordt door een gemeente aan zekere Z. een perceel grond verkocht en geleverd. Volgens de akte is het perceel in het terrein kennelijk aangeduid. De grootte is ongeveer 4 a. 95 ca. Het ver kochte is ook schetsmatig aangegeven op een tekening die niet mede werd overgeschreven in de Openbare Registers. Daarna wordt door de gemeente een perceel rechts van Z. verkocht en ge leverd aan R. Vervolgens verkoopt en levert Z. zijn perceel aan G. Op uitnodiging van de landmeter verschijnen uiteindelijk de ge meente, R. en G. om de grenzen aan te wijzen. Belanghebbenden wijzen overeenkomstig de akte-omschrijving de feitelijke situatie aan. Voor de grens tussen G. en R. betekent dit de kant van de nieuw gebouwde garage en het verlengde daarvan tot aan de weggrens. Aldus wordt gemeten (fig. 3). Na berekening blijkt de grootte 4 a. 85 ca. te zijn, waaruit kan worden geconcludeerd dat de grootte in de akte een goede benadering is geweest. De uit komsten van de meting worden schriftelijk ter kennis gebracht. Er volgde geen verzoek om informatie, ook werd geen gebruik ge maakt van de mogelijkheid om binnen de gestelde termijn bezwa ren in te dienen. Na drie jaren woongenot ontstaat tussen G. en R. onenigheid. Namens G. wordt om een grensbepaling verzocht. Aan dit verzoek kan de landmeter exact voldoen. Hij wijst de zijkant van de garage en het vroeger door hem opgemeten verlengde van die zijgevel aan. Bij voorbaat is, tegelijk met het verzoek tot grensbepaling, vój Ztés 2423 d) 43S ca L (3) G (2A<sa) 485 ca -~R(2A6S) Fig. 3. De transacties: (1), de Gemeente verkoopt gedeelte aan Z, groot 495 ca. (later perceelno. 2464). (2), de Gemeente verkoopt gedeelte aan R (later perceelno. 2465). (3), Z verkoopt perceel door aan G. namens G. kenbaar gemaakt, dat men het niet eens is met de door het Kadaster opgemeten perceelsgrens. Deze grens zou zeker 26 cm naast de garagemuur gelegen zijn. De argumenten zijn: de riolering ligt naast de gevel, de dakgoot steekt over, de grootte is met tien ca. verminderd, er is geen erfdienstbaarheid gevestigd. Op verzoek van het Kadaster heeft de betrokken notaris een kopie van de tekening, behorend bij de minuutakte, ter beschikking gesteld. Aktetekening en kadastrale tekening komen grafisch overeen. De landmeter is zeker van zijn zaak; toch zal hij niet ver baasd zijn, als bij toepassing van de constructie in het arrest Pee- ters - Van Raay niet de door partijen aangewezen en tot voor kort geëerbiedigde grens wordt aangehouden, doch een andere grens wordt vastgesteld gebaseerd op de luim van het moment. Een ander voorbeeld. In het voorafgaande heb ik de benaming palmen gebruikt. Behalve in het reeds aangehaalde art. 695 BW komt deze benaming ook voor in art. 713 BW. Dit laatste artikel bepaalt, dat het niet geoor loofd is hoog opschietende bomen te planten op een afstand min der dan twintig palmen uit de scheidslinie der beide erven. Het zijn echter voorschriften van regelend recht, d.w.z. zij kunnen contrac tueel buiten werking worden gesteld. In de overdracht gemeente aan Z. (zojuist besproken) werd art. 713 BW niet van toepassing verklaard; het wel mogen planten en het niet mogen afsnijden van takken werd als erfdienstbaarheid in de akte opgenomen. Hoog opschietende bomen overschaduwen nu de grenskwestie tussen G. en R. Terug naar ons nieuwe voor beeld. Kramer heeft in de muur van zijn bedrijfsgebouw een raam aange bracht. Reekers voelt zich „aangetast in zijn privéleven", wat reden is om de situatie te toetsen aan art. 695 BW. In dit artikel in combinatie met art. 697 BW wordt namelijk aangegeven, dat het niet is toegestaan een rechtstreeks uitzicht te hebben op buur- mans erf, als de afstand van de buitenkant van de muur waarin het raam is aangebracht tot dat erf minder bedraagt dan twintig pal men. Reekers verzoekt daarom aan het Kadaster de grens tussen zijn perceel en dat van Kramer in het terrein aan te geven. Na reconstructie en interpolatie blijkt, dat het omstreden raam één enkele centimeter binnen de absolute afstand van twintig palmen valt (fig. 4). Op grond van deze constatering vordert Reekers in rechte verwijdering van het raam door Kramer. Op verzoek van Kramer vindt een descente plaats (een gerechtelijke plaatsop neming). Daarna wordt, op verzoek van beide partijen, een des kundige benoemd, die de betreffende afstanden moet vaststellen en daarbij aangeven wat de mate van nauwkeurigheid is. Vervol gens doet de Rechtbank uitspraak gebaseerd op de aangereikte en ingewonnen informatie, waarbij de rechter tevens aangeeft dat onder twintig palmen is te verstaan een afstand van twee meter. NGT GEODESIA 88 105

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 9