kaart met het CAESAR-beeld. Als testgebied werd een
gedeelte van de gemeente Lelystad genomen. Van dit
gebied is een topografische kaart met schaal 1 10 000
beschikbaar. Het CAESAR-beeld bestaat uit 550 lijnen
van 1172 pixels met een pixelgrootte van 1,5 meter.
Methode
Er zijn twee methoden onderzocht die een uitspraak
kunnen doen over de geometrische nauwkeurigheid.
Als eerste is dat de affiene transformatie en als tweede
de tweedimensionale gelijkvormigheidstransformatie.
De procedure was als volgt:
Met behulp van een digitizer wordt een zogenaamd
Ground Control Point aangewezen op de kaart. Een
Ground Control Point is in feite niets meer of minder
dan een paspunt. Met behulp van het RESEDA-beeld-
verwerkingssysteem wordt het corresponderende punt
aangewezen op het beeldscherm. Zo verkrijgt men
twee coördinatenlijsten. Uit deze twee lijsten worden
de transformatieparameters van de twee methoden be
paald. Hierna worden de beeldcoördinaten terugge-
transformeerd naar kaartcoördinaten. Deze berekende
kaartcoördinaten worden vergeleken met de werkelijke
kaartcoördinaten. Uit de verschillen is een standaardaf
wijking voor de mate van overeenstemming te bereke
nen. Het volgende model geldt dan:
methode fout d p (8)
met:
fout fout in geometrie
d fout in het aanwijzen met de digitizer
p fout in het aanwijzen op het beeldscherm
De (bijzondere) voortplantingswet der varianties levert:
o2 (methode) o2 (fout) o2 (d) o2 (p) (9)
o (fout) |/o2 (methode) - o2 (d) - o2 (p) (10)
Voor de varianties ten gevolge van het aanwijzen op de
digitizer en het aanwijzen op het beeldscherm gelden de
volgende opmerkingen:
1De fabrikant geeft als resolutie voor de digitizer 0,3
mm. Aangenomen wordt dat hierin alle foutenbron
nen zijn verwerkt. Op een kaart met schaal 1
10 000 komt dit neer op 3 m. Neemt men aan dat
dit het waardebereik van een uniforme verdeling is,
dan is de variantie hiervan 0,75 m2.
2. Ten aanzien van het aanwijzen op het beeldscherm
geldt een analoge redenering. Nu wordt aangeno
men dat men er 0,5 pixel naast kan zitten. Voor de
variantie geldt dan X2/48. Hierbij is X de grootte
van het pixel in meters.
Resultaten
De standaardafwijkingen voor beide methoden zijn ge
splitst in een X- en een Y-component. Deze zijn weer
gegeven in tabel 2.
Affiene transformatie
Gelijkvormigheidstransformatie
X
1,164 meter
2,512 meter
y
3,346 meter
4,191 meter
Tabel 2. Resultaten geometrische nauwkeurigheid.
162
De CAESAR-camera; met deze camera kunnen zowel verticaal
(centra!) opnamen worden gemaakt als oblique opnamen.
Conclusies
Uit de standaardafwijkingen blijkt, dat deze zich bevin
den op het niveau van 1 - 3 pixels. Dit is op dit moment
goed te noemen, zeker als men bedenkt dat er nog fou
ten worden gemaakt met betrekking tot de vlieghoogte.
Deze wordt nu nog bepaald aan de hand van de baro
metrische druk. Een aanwijzing voor het feit dat het nog
beter kan, is het volgende:
Uit de transformatieparameters van de affiene transfor
matie is de verhouding sx/sy te verkrijgen. Deze is op
dit moment 1,01. Het totaal opgenomen oppervlak is
ongeveer 1,5 km. Een fout van 1 procent komt dus
neer op 15 m. Dit moet in principe 1,5 m zijn, namelijk
de grootte van een pixel.
Literatuur
Binnenkade, P. et al, PARES preprocessing of side-looking air
borne radar data, NLR, NLR-TR-83009, Amsterdam 1983.
Bunnik, N. J. J. et al, Development of an airborne CCD-scanner for
land and sea-applications, NLR, NLR-MP-84082, Amsterdam
1984.
Huisman, W. C., Berekening van de (x, y) grondcoördinaten van
pixel i behorend bij CCD-element i, op tijdstip t, interne notitie
NLR 1987.
Lemmens, M. J. P. M., Remote sensing technieken 1 en 2, Facul
teit der Geodesie, Technische Universiteit Delft 1987.
Pouwels, H., Users guide to CAESAR, NLR, NLR-MP-87012
1987.
Looyen, W. J., Voorbewerken, CAESAR, simuleren, stageverslag
NLR, Faculteit der Geodesie, TU Delft 1987.
Looyen, W. J., Een automatische procedure ter verkrijging van
corresponderende punten in CAESAR-beelden, afstudeerver
slag, Faculteit der Geodesie, TU Delft 1988.
NGT GEODESIA 88