CONVENTIONELE TECHNOLOGIE
sterke koppeling tussen
presentatiemedium en
opslagmedium
INFORMATICA TECHNOLOGIE
zwakke tot geen koppeling
tussen presentatiemedium
en opslagmedium
Fig. 5.
Kenmerkend voor de conventionele gegevensbanktechnologie is
het feit, dat het geheugenmedium tevens presentatiemedium is.
Het kaartblad of leggerartikel vervult als informatiedrager de rol
van geheugenmedium en verzorgt tevens de presentatie naar de
gebruiker toe. Dezelfde symbolen die door de gebruiker worden
waargenomen en geïnterpreteerd, zorgen voor de vastlegging van
de gegevens op het geheugenmedium.
Bij de nieuwe gegevensbanktechnologie worden de geheugen
functie en presentatiefunctie niet meer door hetzelfde medium ver
vuld. Beide functies zijn via een computer ontkoppeld. Het geheu
genmedium wordt via een computer gelezen, de inhoud gemani
puleerd en via een „outputdevice" wordt de presentatie naar de
gebruiker verzorgd. Wat zijn nu de gevolgen van deze ontkoppe
ling en hoe moeten deze worden beoordeeld?
Uit de huidige penetratiegraad van computers mag worden gecon
cludeerd, dat de nieuwe technologie voordelen heeft boven de
oude. Kijkt men naar de inspanningen en kosten die nodig zijn om
hedendaagse toepassingen van de grond te krijgen en zet men
deze af tegen de tevredenheid van de gebruikers, dan zou men aan
de voordelen kunnen gaan twijfelen.
Wat veroorzaakt de discrepantie tussen beproefde technologie en
nog problematische toepassingen? Om dit te kunnen aangeven,
moeten we terug naar het begin van deze voordracht: het verschil
tussen geluid geven en communiceren, tussen signaalreeksen en
opgewekte associaties binnen een referentiekader. Zolang de
computer werd ingezet bij toepassingen waar hij in wezen als
„symboolmanipulator" functioneerde, waren er hoofdzakelijk
voordelen. In termen van de presentatie die voor beide technolo
gieën op dezelfde wijze gebeurt, stelt de computer de gebruiker in
staat om
meer symbolen op te slaan per volume-eenheid;
meer symbolen te verwerken per tijdseenheid;
symbolen sneller en met minder fysieke inspanning te trans
porteren.
De ontkoppeling van opslagmedium en presentatiemedium ver
schafte bovendien een grotere flexibiliteit ten aanzien van het op
verschillende manieren presenteren van dezelfde opgeslagen infor
matie. Naarmate de computertechnologie meer wordt ingezet van
wege zijn opslagcapaciteit en daardoor een grotere rol gaat spelen
in communicatieprocessen tussen mensen, worden de nadelen
van de ontkoppeling tussen gegevensopslag en -presentatie
steeds duidelijker.
Zoals ik in het vervolg hoop duidelijk te maken, ontneemt deze
ontkoppeling de gebruiker van een gegevensbank een mogelijk
heid om tijdens het raadplegen van de gegevens zijn intelligentie
aan te wenden ter bijstelling van z'n referentiekader. Het belang
van een juist referentiekader bij communicatie is reeds aangeduid.
Gebruik van gegevensbanken is een vorm van indirecte communi
catie tussen partijen, waarbij het mogelijk is beperkingen van tijd
en ruimte te overbruggen. De partij, die de informatie in de gege
vensbank vastlegt, is meestal niet dezelfde als die welke de gege
vensbank raadpleegt en er informatie aan ontleent. Doordat beide
partijen niet meer via een rechtstreekse dialoog de mate van hun
onderling begrip kunnen vaststellen en zonodig bijstellen (en zelfs
dan!), is het gebruik van gegevensbanken bijzonder gevoelig voor
foute interpretaties. Gegevensbanken vertegenwoordigen tenslot
te slechts signaalreeksen. Er is geen enkele garantie dat deze de
juiste associaties bij de raadpleger oproepen. Hoe verkrijgt deze
raadpleger enige zekerheid hieromtrent?
De constatering is nu op z'n plaats, dat er in de landmeetkunde en
op veel andere gebieden sinds mensenheugenis gebruik wordt ge
maakt van gegevensbanken. Dit getuigt van een tevredenheid met
gegevensbanken die nooit zou zijn ontstaan als het aantal foute in
terpretaties onacceptabel hoog zou zijn geweest. Eén van de
mechanismen, in mijn opinie het belangrijkste, die in het verifica
tieproces bij de indirecte communicatie de functie van de dialoog
NGT GEODESIA 88
hebben vervuld, is de eerdergenoemde eigenschap van de conven
tionele gegevensbanktechnologie, namelijk de sterke koppeling
tussen opslagmedium en presentatiemedium. Een gegevensbank
bevat informatie over een stuk werkelijkheid. In vakjargon wordt
dit stuk werkelijkheid aangeduid als „Universe of discourse" (dat
deel van de schepping waarover wordt gecommuniceerd). In de
ogen van de waarnemer vormt deze werkelijkheid geen totale cha
os. Hij onderkent er een structuur in, of zo u wilt, een stuk organi
satie, in de vorm van elementen en hun onderlinge verbanden. Dat
onderkennen van structuren is in mijn opvatting typisch menselijke
„informatieverwerking" bij uitstek.
De landmeetkunde is een discipline, die zich bewust is van dit
structureren. Om tot een kaart te komen, moeten objecten als zo
danig worden herkend en worden geïdealiseerd tot meetkundige
begrippen als lijnen, hoeken en punten. Daarna moet een meetop-
zet worden geconstrueerd, die vervolgens in symbolen moet wor
den vastgelegd. Dit vastleggen moet zo geschieden, dat een kaart
gebruiker de omgekeerde weg kan bewandelen en zich de relevan
te aspecten van de weergegeven omgeving voor de geest kan
halen.
PROCESGANG
herkennen
benoemen
idealiseren
structureren
vastleggen
Fig. 6.
De in fig. 6 beschreven procesgang is een bijzonder geval van de
algemene procesgang die bij het tot stand komen van gegevens
banken moet worden gevolgd. Het is een bijzonder geval, omdat
het een klasse van toepassingen betreft, waarvoor wij reeds dui
zenden jaren een algemeen geaccepteerde „meetkunde" ter be
schikking hebben, die als hulpmiddel kan dienen bij het structure
ren en idealiseren van het af te beelden „Universe of discourse".
Bij de algemene toepassing van gegevensbanken is men nog niet
zover als bij de landmeetkunde. Niet iedereen is zich bewust van
de noodzakelijke procesgang, zoals deze in de landmeetkunde
wordt gebruikt. Voor zover men zich hiervan wel bewust is, is er
nog geen eenduidige procesgang als standaard geaccepteerd. Dit
is mede een gevolg van het feit, dat er nog geen algemeen geac
cepteerde en consistente „meetkunde" voor algemene toepassing
voorhanden is. Het resultaat van dit alles is, dat er geen toetsings
criteria beschikbaar zijn om vast te stellen of er tenminste eensge
zindheid is over de in het „Universe of discourse" onderkende
structuurelementen die in de gegevensbank terecht zijn gekomen.
Ongeacht of er wel of geen gebruik is gemaakt van een bewust
doorlopen procesgang, zal elke gegevensbank altijd een organisa
tiestructuur bevatten. Deze structuur kan worden verdeeld in twee
substructuren:
logische organisatiestructuur;
fysieke organisatiestructuur.
De logische organisatiestructuur wordt gevormd door de relaties
tussen de elementen die onderkend zijn in het „Universe of dis
course", dat onderwerp is van de specifieke gegevensbank.
ORGANISATIESTRUCTUUR
logisch
personen
percelen
gemeenten
secties
adressen
Fig. 7.
Fig. 7 geeft een opsomming van een aantal elementen waarmee
ieder bekend zal zijn. Als voorbeeld van relaties kan worden ge
noemd, dat percelen eigenaren en eigenaren adressen hebben.
Elke soort elementen in de gegevensbank heeft zijn eigen identifi
catieschema.
De fysieke organisatiestructuur is de structuur van de elementen
die samen het medium vormen, dat de gegevensbank „beli-
165