chaamt". Beperken we ons tot de conventionele technologie, dan geeft fig, 8 een opsomming van de elementen die tot de fysieke organisatiestructuur van een kadastrale gegevensbank behoren. Ook deze elementen hebben elk hun eigen identificatieschema. ORGANISATIESTRUCTUUR fysiek leggers registers artikels regels kolommen Fig. 8. Ten aanzien van beide organisatiestructuren kan worden opge merkt, dat zij niet uniek zijn in de zin dat er een eenduidige, alge meen aanvaarde „meetkunde" aan ten grondslag ligt. Het enige criterium dat geldt, is de vraag of de ene structuur de andere vol doende ondersteunt. De fysieke organisatie moet de logische or ganisatie tastbaar maken, manipuleerbaar maken. Logische ele menten moeten kunnen worden afgebeeld op fysieke elementen. Logische verbanden moeten zijn terug te vinden in fysieke verban den. Dit vereist een onderlinge verbinding tussen de twee indivi duele structuren. Als de twee soorten organisatiestructuren niet zijn gestandaardiseerd, kan hun onderlinge manier van verbinding dit evenmin zijn. In de oude gegevensbanktechnologie wordt deze verbinding tus sen de logische en fysieke structuren veelal gelegd door gebruik te maken van de wederzijdse identificatieschema's. Presentatie medium en geheugenmedium zijn immers identiek. Het onder scheid tussen logisch en fysiek was niet relevant en werd daarom niet gemaakt. Fysieke en logische organisatie zijn een vanzelfspre kend geheel. Bladzijdenummers identificeren bijvoorbeeld eige naren en perceelnummers identificeren regels. Via deze koppeling levert de fysieke organisatie een afbeelding op van de werkelijk heid op het niveau van dingen. Hierdoor is de gebruiker in staat bij het manipuleren van een „gegevensbank oude stijl" gebruik te maken van zijn eigen informatieverwerkende faciliteiten, te weten zijn inductief vermogen en zijn ervaring. Het feit dat er geen standaardorganisatie is, noch fysiek, noch lo gisch, verhindert bij sterke koppeling een effectief gebruik van de gegevensbank niet; hoogstens gaat er wat efficiency van manipu latie verloren. De koppeling van presentatie en vastlegging stelt de gebruiker in staat op inductieve wijze de organisatie van de gege vensbank vast te stellen en zijn bevindingen vervolgens te toetsen op juistheid. Als belangrijk bijprodukt kan hij vaststellen wat de kwaliteit van de gegevens is, hoe goed zij aansluiten bij zijn doel, wat de consistentie is van de inhoud van de gegevensbank. De gebruiker is interactief bezig met de gegevensbank op het ni veau van gegevens en informatie en niet alleen op het niveau van de symbolen en de signaalreeksen. Koppeling van gegevensban ken met verschillende organisatiestructuren, bijvoorbeeld veldwer ken en kaarten, vindt eveneens plaats binnen de informatieverwer kende faciliteiten van de gebruiker. Door zijn eigen intellectuele be zig zijn met de gegevensbank wordt ook zekerheid en zelfvertrou wen geschapen voor het nemen van beslissingen op basis van de inhoud van de gegevensbank. Bij de ontkoppeling van presentatiemedium en vastleggingsme dium, zoals dit bij de gecomputeriseerde gegevensbanken het ge val is, ontstaat een heel ander beeld. Op de eerste plaats onttrekt de organisatiestructuur zich aan het inzicht en oordeel van de ge bruiker. Op de tweede plaats komt er nog een sterk niet-één- duidige en onbekende organisatiestructuur bij, namelijk de wijze waarop via de computer inhoud en presentatie van de gegevens bank worden gekoppeld. De organisatiestructuur van deze herkop peling is geconcretiseerd in computerprogramma's, zowel applica tieprogramma's als operating systemen. Het toepassen van de intelligentie en ervaring waarover de gebrui ker beschikt, is bij het manipuleren van gecomputeriseerde gege vensbanken niet meer vanzelfsprekend. Het is inmiddels echter duidelijk geworden, dat voor het effectief raadplegen van gege vensbanken kennis van hun organisatiestructuur noodzakelijk is. Dit betekent, dat alles wat de gebruiker niet weet of op inductieve manier kan uitvinden, op een andere wijze aan hem bekend moet worden gemaakt. De mate waarin de gegevensbanktechnologie daarin slaagt, is bepalend voor haar penetratie op het gebied van meer complexe toepassingen. Een extra moeilijkheid is, dat de organisatie van gegevensbanken een grote variabiliteit vertoont door het niet voorhanden zijn van een algemeen beproefde en aanvaarde „meetkunde", om het ana- logon te blijven gebruiken. Bij de steeds verdergaande ontwikkelin gen op het gebied van gecomputeriseerde gegevensbanken wordt het ontbreken van zo'n meetkunde steeds meer als een gemis ge voeld en als een remmende factor ervaren. Dit geldt niet alleen bij het opzetten van gegevensbanken voor nieuwe, meestal com plexere toepassingen waarvoor nog geen conventionele gege vensbank bestond, maar ook bij het converteren van reeds be staande conventionele gegevensbanken naar de nieuwe techno logie. Om de menselijke intelligentie en ervaring weer een rol te laten spelen bij het gebruik van gecomputeriseerde gegevensbanken, kunnen bij het ontwerp en de bouw hiervan bewust of onbewust een aantal strategieën worden gevolgd. Een aantal is opgesomd in fig. 9. Dankzij de omvang die het gebruik van gegevensbanken nieuwe stijl bij de steeds kleiner wordende prijs/prestatieverhou ding van computers heeft gekregen, worden deze strategieën steeds meer onderworpen aan het selectiemechanisme van de markt. STRATEGIEËN help-functie specialisatie mechanisatie simulatie metafoor conceptueel model Fig. 9. De volgende strategieën kunnen op dit ogenblik in de praktijk onderscheiden worden: A. Zogenaamde HELP-functie Op het ogenblik dat de gevolgen van de buitenspel gezette mense lijke intelligentie zich manifesteerden in de vorm van ontevreden gebruikers, werd de zogenaamde HELP-functie gezien als voor de hand liggende oplossing. Deze functie is nuttig als geheugensteun bij het technisch manipuleren van de gegevensbank via compu ters. Het begrip verbeteren met betrekking tot de inhoud van de gegevensbank op informatieniveau blijft problematisch, omdat het ontbrekende referentiekader van de gebruiker slechts door inductie kan worden bijgesteld. De HELP-functie voldoet mijns inziens slechts in die gevallen, waar de gebruiker kan volstaan met gege vensbankinteractie op symboolniveau. Dat is precies het soort werkzaamheden waarvan gehoopt werd dat de computer de mens ervan zou verlossen. De mens als symboolmanipulator in plaats van informatieverwerker. Het mag geen verbazing wekken als een deel van de menselijke intelligentie die zich niet meer kan scherpen door inductief bezig te zijn, met de logische structuur van gege vensbanken, een uitweg zoekt door inductief bezig te zijn met de fysieke structuren in de vorm van computer-kraken. B. Gebruiker met specialistische kennis van de gegevensbank structuren Deze situatie was in de begintijd van het computertijdperk nor maal. Gebruiker en programmeur (of systeemanaiist) waren één en dezelfde persoon of hoorden tot hetzelfde specialisme. Deze situa tie kan ook worden bereikt door mensen op te leiden als gebruiker of manipulator van een specifiek soort gegevensbank. Deze situa tie strookt overigens niet met de idealen die er met betrekking tot gegevensbanken leven: elke argeloze gebruiker moet met een wil lekeurige gegevensbank kunnen converseren. Om een analogie te gebruiken: iedereen moet een willekeurige auto kunnen besturen. Een nieuwe versie van de specialistische gebruiker is in opkomst via de vierde generatie talen. De gevolgen hiervan zullen ten tijde van het volgende congres wellicht duidelijk zijn. C. Computer als hulpmiddel om conventionele gegevensbank technologie te fabriceren Bij een groot aantal gegevensbanktoepassingen in verleden en heden kan de inzet van computers worden gekarakteriseerd als „mechanisering". Deze mechanisering betrof de vervaardiging van de conventionele informatiedragers, waarbij presentatie en opslag in één medium zijn gekoppeld. In de landmeetkunde geldt dit nog bijvoorbeeld bij de kaartvervaardiging. Het kaartenbestand wordt op de conventionele wijze door de gebruiker benaderd, maar met gecomputeriseerde gegevensbanktechnologie vervaar digd. 166 NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 18