D. Computer als hulpmiddel om conventionele gegevensbank
technologie te simuleren
Deze strategie kan een onderdeel zijn van die genoemd onder punt
C. De interactie tussen gebruiker en gegevensbank speelt zich niet
af met behulp van de conventionele gegevensbanktechnologie,
maar wel aan de hand van de presentatievorm van de conventio
nele technologie. Bij documentbeheerssystemen wordt hiervan ge
bruik gemaakt. Het oproepen van kaartbeelden op een beeld
scherm is een ander voorbeeld van deze benadering, evenals
tekstverwerking. Simulatie kan verder gaan dan de interactie tus
sen gegevensbank en gebruiker. Soms is zelfs de technische
structuur van de gegevensbank een simulatie van conventionele
technieken. Bij het produceren of weergeven van kaarten wordt
gebruik gemaakt van een geheugenorganisatie die overeenkomt
met de afzonderlijke stappen in een drukprocédé. Ten gevolge van
de recente ontwikkeling (beeldplaat, CD ROM) kan simulatie van
de conventionele technologie niet alleen plaatsvinden op symbool
niveau, maar ook op pixelniveau.
E. Gegevensbankmanipulatie via metaforen
Om de gebruiker op een intelligente wijze te laten omgaan met ge
computeriseerde gegevensbanken die een hogere organisatiegraad
hebben dan een enkele drager die kan worden gesimuleerd, staat
men de gebruiker slechts die manipulaties toe die eenduidig kun
nen worden afgebeeld op een organisatiestructuur waarmee de
gebruiker wordt verondersteld bekend te zijn. Het is niet verwon
derlijk, dat bij voorkeur een structuur wordt gekozen, die voor
kwam bij de conventionele gegevensbank. Het gegevensmanipula-
tieprogramma MAPPER gebruikt zo'n metafoor. De gebruiker
wordt geacht te denken in vellen, mappen, laden en kasten. Het
zal duidelijk zijn, dat de flexibiliteit en andere mogelijkheden van de
computer hierbij zijn opgeofferd ten gunste van gebruikersinzicht
in de organisatiestructuur van de gegevens.
F. Gegevensbankstructuren op basis van conceptuele modellen
Alle vermelde strategieën, al dan niet in combinatie met elkaar,
leveren tot nu toe een onbevredigend resultaat, zowel wat betreft
het gebruik van de technische mogelijkheden van de informatica,
als wat betreft de toepassing van gegevensbanken met de hoge
complexiteit waarnaar vraag is. Als ideaal wordt gezien de gege
vensbank van een gestandaardiseerde structuur waarmee iedere
gebruiker bekend is, en die een complexe vraagstelling toestaat.
Vooral de standaardisering van de structuur is belangrijk, zowel
voor het communiceren via gegevensbanken alswel voor het com
municeren over gegevensbanken. Om dit te bereiken, is een
„meetkunde" nodig in termen waarvan kan worden gestructu
reerd en die onderwijsbaar is.
In een eerder deel van deze lezing heb ik reeds vermeld, dat de
landmeetkunde voor het opzetten van een klasse van gegevens
banken, namelijk kaarten, over zo'n „meetkunde" beschikt: de
meetkunde. Binnen het vakgebied van de informatica wordt al vijf
tien jaar getracht zo'n „meetkunde" te ontwikkelen voor gege
vensbanken in het algemeen. De meningen lopen uiteen over het
succes van alle pogingen, afhankelijk van de achtergrond van de
gene die z'n mening geeft. Als geodeet kan ik slechts constateren,
dat het landmeetkundig analogon nog lang niet is bereikt. De vraag
dringt zich op waarom de landmeetkunde zoveel verder is op dit
gebied. Ik denk dat het antwoord moet worden gezocht in het feit,
dat het „Universe of discourse" van de landmeter dezelfde dimen
sie heeft als het beschikbare presentatie/geheugenmedium: het
platte vlak in de vorm van de kaart. Omdat bepaalde problemen
zich niet voordeden, kon vooruitgang worden geboekt bij het
oplossen van het volgende probleem.
Het ontwikkelen van een „meetkunde" voor de structuur van ge
gevensbanken in het algemeen wordt bemoeilijkt door de volgen
de feiten:
de gecomputeriseerde gegevensbanken moeten behulpzaam
zijn bij complexe vraagstellingen;
complexe vraagstellingen vergen complexe structuren;
er is een grens aan het abstractievermogen van de gebruiker
(de „meetkunde" mag dit abstractievermogen niet overschrij
den en moet toch complexe structuren de baas kunnen; deze
eisen zijn tegenstrijdig);
doordat de gebruiker slechts op symboolniveau met de gecom
puteriseerde gegevensbank kan manipuleren, kan zijn eigen in
telligentie hem niet behulpzaam zijn bij het verleggen van
bovengenoemde grens;
niet iedereen in het vakgebied is zich bewust van de proces
gang die bij afbeelding van de werkelijkheid moet worden ge
volgd, laat staan dat er een algemeen geaccepteerde proces
gang bestaat;
de dimensie van het computergeheugenmedium is één, terwijl
de dimensie van de af te beelden werkelijkheid vele malen qro-
ter is.
NGT GEODESIA 88
In het laatste deel van deze lezing zal ik trachten een indruk te
geven van de inspanningen die nodig zijn om te komen tot gestan
daardiseerde modellen voor gegevensbankstructuren op basis van
een „meetkunde". Dit illustreert tevens de problemen die u mag
verwachten bij het toepassen van moderne gegevensbanktechno
logie.
Uit het voorafgaande betoog zal het duidelijk zijn geworden, dat bij
communicatie via moderne gegevensbanken een taakverschuiving
heeft plaatsgevonden tussen de intelligentie van de gebruiker en
zijn geheugen. De mogelijkheden tot waarneming en inductie zijn
sterk verminderd. Hun functie bij de vorming van het voor raadple
ging van een gegevensbank noodzakelijk referentiekader moet
worden overgenomen door afspraken. Afspraken die, om effect te
hebben, moeten worden gedragen door een groot aantal groepe
ringen binnen een samenleving. Om een indruk te geven van de
hoeveelheid en de aard van de afspraken die moeten worden ge
maakt, ga ik er even vanuit dat wij de logische structuur van de
kadastrale gegevensbank (fig. 7) moeten afbeelden op de fysieke
structuur (ééndimensionaal) zoals die symbolisch is weergegeven
in fig. 10.
GEHEUGENBEELD
0001011000111110011001100
0110101011001010100101010
1110101001010100110011010
ÏOOOOIIHOIOIOIIIOIOIOIOI
0110101010101011111101010
0101001110000100101101010
0011010011010001010101010
1101110001011001111001111
1010101000011010100100011
Fig. 10.
Hoewel ik me in principe zal beperken tot de afspraken die nodig
zijn op logisch niveau, de „meetkunde", wil ik niettemin bena
drukken dat dit maar een klein deel van de noodzakelijke afspraken
betreft. Een functionerende gegevensbank heeft nog een aantal
andere componenten, elk met hun eigen structuur, die te zamen
een veelheid aan vrijheidsgraden opleveren, die bij de realisatie on
dubbelzinnig moeten worden vastgesteld. Vanwege het maat
schappelijk belang moet dit vaststellen zoveel mogelijk op een
gestandaardiseerde wijze geschieden. De praktijk is echter, dat de
pogingen tot standaardisatie op het gebied van computerarchitec
tuur, programmatuur en opslagstructuren het moeten afleggen
tegen de diversificatie die het gevolg is van nieuwe technologieën,
nieuwe toepassingsgebieden en nieuwe gebruikers (zie fig. 11).
Verbazing over het niet op elkaar passen van de meest voor de
hand liggende aansluitingen is statistisch gezien niet op zijn plaats.
COMPONENTEN
computerarchitectuur
programma-ontwerp
geheugenstructuur
Fig. 11.
Keren wij terug naar het oorspronkelijke probleem, de afbeelding
van percelen, eigenaren enz. op eindeloze reeksen nullen en enen,
dan vereist elke oplossing afspraken over de in fig. 12 opgesomde
items.
AFSPRAKEN
bits
bytes
symbolen
termen
begrippen
gegevens
Fig. 12.
167