verslagen uur. Op dinsdagavond 15 november vindt een receptie in het Scheepvaartmuseum plaats, waarheen zal worden gevaren in rondvaartboten vanaf de RAI. In het RAI-restaurant La Ronde wordt op woensdagavond 16 november het Conference Dinner gegeven, voorafgaande door een receptie aangeboden door Lloyds's List. Als dinerspreker zal schout bij nacht (bd) G.S. Ritchie optreden, de eerste President van de Hydrographic Society, mede initiatiefnemer voor de instelling van FIG commissie IV en van 1972-1982 President director van het Internationale Hydrografi sche Bureau (IHB) in Monaco. Een HYDRO-symposium, medegesponsored door FIG voor het eerst in Nederland. Drie dagen die de moeite waard zijn! Inlichtingen: HYDRO 88 secretariaat, telefoon 020- 5491212. HTS ROP-INGENIEURS AFGESTUDEERD In juni 1987 zijn aan de toenmalige HTS Utrecht (nu: Hogeschool Utrecht) de eerste HTS-ingenieurs ROP (Ruimtelijke Ordening en Planologie) afgestudeerd. De studierichting ROP kwam voort uit de voormalige HPO-cursus. Er werd een behoefte geconstateerd aan deskundigen met een pri mair praktijkgerichte, operationele opleiding, die inzetbaar zouden zijn op een breed front in de ruimtelijke planning. In het leerplan is van diverse kanten uit het vakgebied inbreng ge leverd. Ook is een koppeling tot stand gebracht met de andere stu dierichtingen aan de HTS (bouwkunde, weg- en waterbouwkunde, landmeetkunde/kartografie). Daardoor is een geheel ontstaan, dat uniek mag worden genoemd. Hoofdlijnen in de opleiding De studie is opgezet volgens het stramien dat doorgaans door HTS-en wordt gevolgd. Er is een basisstudie van twee jaar, gericht op het verwerven van een overzicht van de diverse onderdelen van het vakgebied, het aanleren van methodisch/technische vaar digheden voor onderzoek en ontwerp, het leren werken met gang bare methoden van financieel-economische planbegeleiding en het bijbrengen van inzicht in de juridische en procedurele context van de ruimtelijke planning en de volkshuisvesting. Bouwkunde, civiele techniek en kartografie komen in de basisstudie aan de orde, even als aspecten van ruimtelijke planning in de derde wereld. Relatief veel plaats is ingeruimd voor computergebruik, zowel ten behoeve van onderzoek als ontwerp. In de basisstudie is de kennismaking met de praktijk gegoten in de vorm van zogenaamde integrale projectoefeningen. Hierin worden aan de praktijk ontleende problemen groepsgewijs aangepakt. Naast de toetsing van de inhoudelijke kennis, is het aspect van sa menwerking in deze oefeningen van groot belang. Het derde studiejaar wordt gevuld met twee bij voorkeur ongelijk soortige stages van ongeveer een half jaar. Binnen een dergelijke periode kan men zowel werk en organisatie leren kennen als een bruikbare bijdrage leveren. De ervaringen met stageplaatsen (ge meenten, provincies, Rijk, adviesbureaus en non-profit instellin gen) wijzen erop, dat de opleiding daadwerkelijk over een grote breedte aansluit op de praktijk. De (ruime) eerste helft van het vierde studiejaar bestaat uit verdere uitbouw en verdieping van de eerdergenoemde kennis en vaardig heden, in combinatie met (wederom) een integrale projectoefe ning. Binnen dit programma kiest de student een differentiatie in samenhang met het afstudeerproject. De laatste ruim vier maanden zijn volledig beschikbaar voor het af studeerproject. Ook dit wordt getoetst op praktijkgerichtheid (ontwerp-beleidsadvies, in opzet bruikbaar ruimtelijk ontwerp e.d.), veelzijdigheid (herkenbaarheid van meerdere van de onder wezen vakken) en presentatie (leesbaarheid, kaarten e.d.). Waar mogelijk zal aansluiting worden gezocht bij parallelle ontwik kelingen binnen de studierichtingen bouwkunde en weg- en water bouwkunde. De relatie met de studierichting landmeetkunde heeft inmiddels geresulteerd in colleges over vastgoedregistratie. Het ligt in de lijn van toenemende aandacht voor aspecten van stedelijk beheer, dat geautomatiseerde systemen voor beheer en onder houd, niet in het minst voor wat betreft de financiële kant daarvan, naar voren komen. Landinrichting en landschapsbeheer hebben meer ruimte gekregen in de basisstudie, met name voor wat betreft de stedelijke (func ties van) groengebieden; na signalen uit de (stage)praktijk zijn aspecten van planning in de derde wereld aan het vakkenpakket toegevoegd. Milieubeleid is inmiddels expliciet in onderdelen van het leerplan opgenomen. De studierichting ROP telt nu bijna 150 studenten; de instroom be droeg in de laatste twee jaar ongeveer 55. Wanneer dit niveau ge handhaafd zou blijven en het studieverloop van de eerste lichting afgestudeerden een indicatie is voor de toekomstige ontwikkeling, dan zijn jaarlijks 30 40 startende ROP-ingenieurs van de HU op de arbeidsmarkt te verwachten. Gedeeltelijk uit S en V, januari 1988 PROFESSOR RUMMEL ONTVANGT Klvl SPEURWERKPRIJS 1987 Zoals ook al in ons bericht op p. 31 van het januarinummer is ver meld, reikt het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Klvl) jaarlijks de Speurwerkprijs uit aan degene die op zijn vakgebied het beste on derzoek heeft verricht en door dit speurwerk heeft bijgedragen tot de ontplooiing en/of ontwikkeling van de technische wetenschap pen. Voor 1987 was de keuze voor het vakgebied gevallen op de Geo desie, voor het eerst sinds 1954, ook al omdat, met de woorden van de president van het Klvl, „we de geodeten niet zo vaak zien bij het Klvl", dat toch 11 000 leden kent. Prijswinnaar werd, zoals bekend, professor Rummel, hoogleraar Fysische Geodesie aan de TU Delft, vanwege zijn nieuwe impulsen aan het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het aardse zwaartekrachtsveld en zijn bijdragen aan het ontstaan van een breed opgezet aardgericht ruimte-onderzoek. De uitreiking van de Speurwerkprijs 1987 vond plaats in het Insti tuutsgebouw van het Klvl te Den Haag op 24 februari 1988, in aanwezigheid van ongeveer 200 genodigden en belangstellenden. Aan de uitreiking waren ook gekoppeld een symposium, getiteld „/Weer dan Meten" en een tentoonstelling Aspecten van de Geo desie", beide bedoeld om het vakgebied van de geodesie wat meer bekendheid te geven onder de leden van het Klvl. De voorzitter van het symposium, ir. R. Groot van het ITC, die te vens voorzitter van de jury was, opende de middag met te refere ren aan een recente uitzending van het Jeugdjournaal over GPS, die hij beschouwde als een goede PR-actie voor de geodesie, tot iemand tegen hem opmerkte ,,dat die geodeten nu zeker wel over bodig waren. Hij verwachtte dat deze middag duidelijk zou maken, dat dat zeker niet het geval was. Sprekers tijdens het sym posium waren ir. R. Vellema van de Meetkundige Dienst RWS en prof. ir. J. E. A/berda van de TU Delft. De heer Vellema sprak over de „Geodesie en de strijd tegen het water" en belichtte vandaar uit het NAP, de voor de waterstaat huishouding benodigde karteringswerkzaamheden en de meer specifieke ingenieursmetingen, zoals die bijvoorbeeld rond de Oosterschelde hebben plaatsgevonden. Professor Alberda belichtte onder de titel „Geodesie: waar, waar heen, wie, wat?" het beroepsgebied van de geodeten door de eeuwen heen, vanaf de oude Egyptenaren tot de moderne geodeet met zijn computer en satellieten. Leidraad voor het werk van de geodeet is steeds, en nu nog, geweest, dat hij dienstverlenend be zig is en de resultaten van zijn arbeid vaak als infrastructureel werk voor de maatschappij beschikbaar zijn. Na het symposium sprak prof. dr. ir. G. H. Ligterink namens de ju ry de considerans uit, waarbij hij voor de verschillende thema's als de studie van het micro-zwaartekrachtsveld, de satelliethoogteme ting en de ESA Solid Earth Mission, Rummel afwisselend de rol van dirigent en eerste violist toedichtte. Uw redacteur zou graag nog willen aanvullen, dat professor Rummel vaak ook nog de com ponist van het stuk was Ir. W. J. Wolff, president van het Klvl, leest de bij de Speurwerk prijs behorende oorkonde voor aan de winnaar prof. dr. ir. R. F. Rummel. (Foto: Klvl/Martin v.d. Burgh, Schiedam). NGT GEODESIA 88 173

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 25