4^
V*
Een driehoeksmeting op Ameland
anno 1830*)
v.W''
jLftLy
156
door J. Bleeker, hoofd van de afdeling Landmeten en Survey van Philips Woning- en
Grondbedrijf te Eindhoven.
SUMMARY
A triangulation of a community in 1830
This article describes an independent municipal triangulation at the time the cadastral minuteplans were
surveyed (1830). A quality comparison is made between the results of this work and the later Dutch
national triangulation (1925/1926).
Inleiding
Het kadastreren van het eiland Ameland is in 1830 be
gonnen en eindigde in 1832. Een onderdeel daarvan
was het vervaardigen van een zelfstandig driehoeksnet
voor de kadastrale gemeente Ballum, waaronder ook
het dorp Hollum valt.
Driehoeksmeting anno 1830
Het zgn. ,,Plan van de Driehoeks Meting van het Dis-
trikt van Ontvang Ballum", waaraan ook de gemeente
Nes is gekoppeld, werd opgemaakt door de landmeter
van de eerste klasse S. J. Vissers.
Simon Johannis Vissers heeft verreweg de meeste
kadastrale minuutplans van Friesland voor zijn rekening
genomen. Al vanaf 1820 is hij belast met de herziening
en redressering van de in oorsprong Franse plans,
waarvan de uitvoering reeds in 1811, kort na de inlij
ving bij Frankrijk, ter hand werd genomen. Deze herzie
ning betrof o.a. de gemeenten Akkerwoude, Baard,
Grouw, Huizum, Joure, Nijehaske en Veenwouden. In
1825 wordt de kadastrering van Leeuwarden uitge
voerd onder zijn directie. Ook is deze landmeter o.a.
werkzaam geweest op het Kadaster te Breda. Op 19
mei 1864 is hij overleden.
Van het te meten driehoeksnet kwamen als hoekpun
ten in aanmerking de kerktorens, waarvan de meest
gunstig gelegen toren de oorsprong vormde van het
plaatselijke coördinatenstelsel, en verder goed zichtbare
terreinpunten. Bij de driehoeksmeting van de kadastrale
gemeente Ballum is ook gebruik gemaakt van zgn. „lan
tarenpalen". Dit zullen bestaande verlichtingsbakens
ten behoeve van de scheepvaart op de Noord- en Wad
denzee zijn geweest. Waren er geen goede punten aan
wezig, dan plaatste men zelf palen, de zgn. „Lange
Juffers". Deze werden zodanig geplaatst, dat men ten
minste één punt op iedere 100 ha aantrof. Nu kon een
wijdmazig net van grote driehoeken worden aange-
Dit artikel is een bewerking van een fragment uit een door de
auteur geschreven en zelf in 1985 uitgegeven boek „Hollum
1830-'32, de kadastrale voorgeschiedenis van een dorp op
Ameland", waaraan in 1987, bij de tweede druk, „Ameland te
kaart 1524- 1971" is toegevoegd.
In dit gedetailleerde boek met vele illustraties geeft hij een bij
zondere beschrijving van Hollum, het dorp van zijn voorouders,
waarbij naast de kadastrering in 1830-'32 ook aandacht wordt
besteed aan onder meer de algemene kadastrale geschiedenis,
de eerste vrijwillige ruilverkaveling in Nederland, de toepas
singsmogelijkheden van de oude kadastrale archiefstukken en
de oude hand- en huismerken op dit eiland. Omdat de tweede
druk inmiddels is uitverkocht, overweegt hij een herdruk. Het
boek is te bestellen op het adres Wielewaallaan 2, 5691 VE
Son en Breugel (174 p., prijs f 20, excl. porto).
bracht over het op te meten gebied. De lengte van de
driehoekszijden moest tussen de 1 2 km bedragen.
Daarna vonden de eigenlijke driehoeks- en basismeting
plaats (fig. 1).
De gemeten hoeken werden vermeld tot in minuten. De
som van de gemeten hoeken moest per driehoek 180°
en per volledig meetpunt 360° bedragen. Het is niet
bekend hoe vaak men de hoek heeft gemeten en ook
is in het algemeen niet te achterhalen hoe men heeft
gemeten in de excentrische punten, zoals de kerk
torens, waarbij de opstelling van het instrument niet
mogelijk was. Bij de driehoeksmeting van Ballum zijn
deze excentrische metingen achterwege gelaten; de
hoek vond men door deze af te leiden uit de twee ge
vonden hoekpunten van de driehoek die hierop aan
sloot. De techniek was wel bekend, maar de excentri
sche metingen gaven een extra complicatie. Vanuit één
excentrisch punt kon men vaak niet alle driehoekspun-
ten zien die hiervoor nodig waren. Om het juist uit te
voeren, waren meerdere punten noodzakelijk en dat
bracht een geweldig reken- en meetwerk teweeg, het
geen de geboden snelle voortgang van de meting niet
bevorderde.
r
vfiuVann/ocuJ j
ijSfcV/
f j
Fig. 1. Detail van het netveldwerk van de driehoeksmeting Ballum,
waarbij de hoeken in Ballum en Hollum (kerktorens) niet zijn
gemeten.
Na de gebruikelijke vereffening van de gemeten drie-
hoekspunten werd de lengte van één driehoekszijde, de
zgn. basis, heen en terug gemeten en afgerond op hele
meters. In fig. 2 zien we rechtsonder de basis, die een
lengte heeft van 1554 „ellen" meters). Ter controle
werden wel meerdere zijden opgemeten, zoals dat hier
ook het geval blijkt te zijn.
NGT GEODESIA 88