Kaartontwerp De tweede bijdrage is van William A. Mackaness en David J. Scott. In grote lijnen wordt ook in hun bijdrage een beschrijving gegeven van kunstmatige intelligentie en kennissystemen, en de verdeling van kennissoorten. Evenals Kraak komen zij tot de conclusie, dat de oorspronkelijke bouwers van expertsystemen de kartografie als specialisme te simplistisch benaderden. Zij gingen voorbij aan de specifieke vakkennis en het belang van voor niet-kartografen ge ringe verschillen in een grafische afbeelding. Daardoor bestond aanvankelijk bij kartografen weinig vertrouwen in een weten schappelijk verantwoorde automatisering van hun vak. Ook bij de beschrijving van een expertsysteem komen de auteurs tot dezelf de relatie tussen kennisbank, interpretatieprogramma en controle eenheid als Kraak. Zij gaan wat verder in op de vraag wat een ken nissysteem zal moeten zijn. In het begin is uiteraard gezocht naar automatisering van het technisch proces, zoals het generaliseren van lijnen, het plaatsen van teksten en het ontwerpen van symbo len. Dit betreft in feite dus eën mechanisatie. Pas later is men gaan ontdekken, dat een kennissysteem kaarten zou moeten kunnen ontwerpen. Het systeem moet dan op menselijke" wijze de door de kaartgebruiker aangegeven zaken als doel, inhoud en versprei ding van de kaart kunnen vertalen naar een bruikbaar produkt, dat tevens goedkoop en snel is te vervaardigen. De gebruiker moet daarbij zelf beslissen op welke wijze de kaart wordt opgeslagen, vervaardigd en verspreid. De schrijvers geven aan de hand van een voorbeeld aan hoe een kaartontwerper op een aantal terreinen kennis moet bezitten. Dit voorbeeld is de Theems: de Theems is een rivier (aardrijkskundige kennis), een rivier stroomt zonder onderbreking naar lager gelegen gebieden (ruimtelijke kennis) en wordt op een kaart afgebeeld als een dunne (blauwe) lijn om aan te geven, dat zij minder belangrijk is dan een verkeersweg (kaartontwerpkennis). Tenslotte wordt verondersteld, dat de kaartgebruiker begrijpt dat de op de kaart ge tekende brug over de rivier niet een echte onderbreking van de waterstroom voorstelt (interpretatiekennis). Uit genoemde vier kennissoorten worden negen elkaar deels over lappende subgebieden onderscheiden, die te zamen een theore tisch model vormen. Voor de flexibele menselijke intelligentie is dit model goed te bevatten, maar voor de computer is een eenvoudi ger model gewenst. Deze versimpeling gaat echter ten koste van de leesbaarheid van de kaart. Tenslotte wordt ingegaan op het belang van de aanwezigheid van teksten en nadere detaillering op de kaart, waarbij de beperkte ruimte van het beeldscherm de gebruiker parten speelt. De kaart wordt onleesbaar. De oplossing van dit probleem ligt dan in de mogelijkheid om de kaart te splitsen in lagen, die naar behoefte kunnen worden gecombineerd (overlays), en door het plaatselijk inzoomen van het beeld. Op deze wijze is dan: de kaart belijning tekst thematische informatie. Vooruitzichten en beperkingen De laatste bijdrage over het eerste onderwerp is van prof. dr. J. C. Muller van het ITC. Hij gaat na een herhaling van zijn voorgan gers in op de noodzaak van een gedetailleerd uiteenrafelen van de elementen kaartproduktie, kaartinhoud en kaartgebruiker. Het ligt hierbij voor de hand, dat het bouwen van een expertsysteem, dat geschikt moet zijn voor uiteenlopende gebruikers, geen eenvou dige zaak is. Ook Muller benadrukt de noodzaak om in kartografische kennis systemen typisch kartografische kennis in te bouwen. Het is im mers onvermijdelijk, dat niet (voldoende) geschoold personeel in de toekomst achter het beeldscherm plaatsneemt. Om te voor komen dat er al te grote blunders worden gemaakt, moeten daar om echte kartografen worden betrokken in het produktieproces van de kennissystemen. Verder gaat Muller in op de methodiek die op het ITC wordt ge volgd. Het voert mij te ver om die hier te bespreken. Wat ik wel wil noemen, zijn de drie redenen om een kennissysteem te ge bruiken: de mogelijkheid om menselijke deskundigheid in de computer te stoppen, zodat de kennis optimaal wordt verspreid; de mogelijkheid om informatie op te slaan in een actieve vorm; hij noemt dan een studieboek een passieve vorm van opslag; aan nieuwkomers in het vak wordt hulp geboden om te denken op de manier van meer ervaren collega's. Het tweede deel van de proceedings gaat over optische opslag technieken en bevat bijdragen van ir. H. J. G. L. Aalders, toen nog werkzaam bij de Dienst van het Kadaster en de Openbare Regis ters in Apeldoorn, en drs. M. A. Damoiseaux van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. NGT GEODESIA 88 Optische opslagtechnieken Overzicht en toepassingen In de bijdrage van Aalders wordt een overzicht gegeven van de stand van de techniek en de leverbare produkten bij optische opslag van (kartografische) gegevens. Papier is nog steeds het goedkoopste en gemakkelijkste medium van gegevensopslag en -overdracht. Toch zijn er een aantal rede nen waarom andere, moderne, media onze aandacht verdienen. De computer met name, omdat die steeds vaker wordt gebruikt bij vervaardiging van kaarten en bij analyse van grote hoeveelheden gegevens, die digitaal worden opgeslagen. Bovendien maakt de snelle ontwikkeling van de technologie het noodzakelijk om steeds te kijken naar nieuwe of uitgebreidere toepassing, bijvoorbeeld naar scanning van kaarten. Uiteraard zijn er ook problemen in deze ontwikkeling te zien: het digitaal opslaan van een kaarteribestand vergt een grote hoeveel heid geheugenruimte, die slechts in gigabytes is uit te drukken. Een ander probleem van de huidige elektromagnetische opslag methode is de beperkte houdbaarheid (ongeveer driejaar!) van de gegevens op band of schijf, zodat regelmatige verversing nodig is. Aalders beschrijft vervolgens de alternatieve methode van digitale opslag, namelijk die met behulp van de optische technieken. In principe komt de techniek neer op de inwerking van een lichtstraal (laser) op een lichtgevoelige laag; in feite niet nieuw dus, want fo tografie kent iedereen. Wel nieuw is de toepassing. Aalders maakt een uitgebreide rondgang door de op dit moment (najaar 1987) aanwezige technieken, schijven en schijfjes; voor de geïnteres seerde lezer een nuttig overzicht. Wel wordt aangeraden de lijst van verklaringen van de gebruikte afkortingen bij de hand te hou den; het wemelt namelijk van zaken als OROM, WORM, WMRA, CLV, CAV, DOR en de gelukkig al wat bekendere CD. De materie is echter zo in beweging, dat het noodzakelijk is om door middel van kranten, tijdschriften, radio en tv bij te blijven op dit gebied. De toepassing van met name de DOR-schijf (Digital Optical Re cord) is te vinden in massale opslag van niet-muteerbare gege vens. Een nieuwe manier van archiveren dus, maar wel met een eenvoudige en snelle toegang. Toepassingen in woordenboeken en encyclopedieën, catalogi in bibliotheken, maar ook bij opslag van wetten en jurisprudentie in een kantooromgeving, bij het nota riaat, enz. In zijn conclusie noemt Aalders een aantal opmerkelijke zaken: de opbouw van massale bestanden groeit; deze massale bestanden vragen om een geavanceerd toe- gangs- en hanteringssysteem in de vorm van een Data Base Management Systeem; de gebruikersmarkt reageert nog erg onzeker op het nieuwe medium, mede door het uitblijven van een goede standaar disatie; toepassing in de kartografie is, ook buiten Nederland, nog nau welijks gerealiseerd. Domesday Project In de bijdrage van Damoiseaux tenslotte wordt de in Engeland ver krijgbare „dubbel-elpee" in het Domesday Project beschreven. De naam van dit project is afkomstig van het in 1086 uitgegeven boek. In dit Domesday Book (letterlijk ,,Boek van het Laatste Oor deel"), is op last van Willem de Veroveraar in twee banden een volledige inventarisatie verwerkt van alle grondbezitters in ieder graafschap, met hun eigendommen (land, gebouwen, vee, enz.) en hun inkomsten. Ter viering van het negenhonderdjarig bestaan van dit boek bracht de BBC in 1986 twee dubbelzijdig beschreven beeldplaten uit. Aan deze platen is twee jaar gewerkt en de opgeslagen gegevens komen overeen met een rijk geïllustreerde encyclopedie van ruim driehonderd delen (I). Voor het lezen van de beeldplaten is een goedkope PC-configuratie met een muis, een kleurenmonitor en een beeldplaatspeler voldoende. De eerste beeldplaat (local or community disc) bevat een volledige kaart van Groot-Brittannië, de ene zijde het noordelijk, de andere zijde het zuidelijk deel. Trapsgewijze kan op zes niveaus worden gekozen voor kaartschalen van 626 000 (40 x 30 km), 50 000 (4 x 3 km) van het gehele grondgebied, en in sommige gebieden voor de schaal 10 000 (stadsgebied), of nog groter voor een plaatse lijke situatietekening. De kaarten zijn video-opnamen van gedrukte kaarten van in hoofdzaak de Ordnance Survey (vergelijkbaar met onze Topografische Dienst), aangevuld met ongeveer negenhon derd luchtfoto's en vijfhonderd satellietbeelden. Het is mogelijk om met de muis of door coördinaat-ingave door de kaarten te wande len en vergrotingen (zoom) of bijbehorende foto's en tekst op te vragen. In totaal zijn 20 000 foto's en 50 000 tekstschermen op genomen. Belangwekkend is het feit, dat het grootste deel van de informatie is verzameld door leerlingen van ongeveer 15 000 scholen, onder begeleiding van universiteiten, de AA (vergelijkbaar met onze ANWB) en de Geographical Association. 221

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 21