H. Verhoef
THE USE OF SHORT RANGE PHOTOGRAMMETRY FOR
FACIAL (A SYMMETRY AND GROWTH STUDIES:
ANALYSIS AND MODEL
Binnen de medische wereld bestaat reeds lange tijd behoefte aan
een methode om nauwkeurige metingen te verrichten in gezichten
voor het bestuderen van symmetrie en groei. Fotogrammetrie
biedt de mogelijkheid het gezicht in alle drie dimensies vast te leg
gen op een „patiëntvriendelijke" wijze. Nadeel is wel, dat slechts
de buitenkant van het gezicht zichtbaar is.
Een gezicht groeit na het vierde levensjaar nog slechts enkele milli
meters per jaar, zodat de te gebruiken meetmethode zeer nauw
keurig moet zijn. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van
twee gesynchroniseerde semi-metrische camera's (Rolleiflex SLX
réseaucamera's). Per gezicht werden in een fotopaar een 25-tal
markante punten aangemeten en door middel van een stralenbun
del vereffening in coördinaten bepaald.
De kern van het probleem ligt in de definitie van de punten. Hierbij
moet zowel worden gedacht aan de medische omschrijving van de
punten als aan mathematische aspecten zoals aanmeetprecisie,
bewegingen van het gezicht en herkenbaarheid van punten.
De bestudering van deze aspecten heeft geleid tot een grondige
precisiebeschrijving van de methode, met de conclusie dat de pre
cisie van de methode voldoende is. Aan de betrouwbaarheid zou
echter nog wel het een en ander kunnen worden verbeterd. Het
resultaat, de uiteindelijke coördinaten en hun variantiematrix, dien
de als basis voor de bestudering van symmetrie en groei. Voor de
analyse van de symmetrie in het gezicht is een mathematisch
model beschreven. Voor het tweede punt konden slechts enkele
suggesties worden gegeven.
E. W. Bruel
PRECISIE VAN LIJNVOLGING IN DIGITALE BEELDEN
Lijnen in digitale beelden kunnen worden gedetecteerd met behulp
van bepaalde beeldverwerkingstechnieken. Drie fasen zijn te on
derscheiden: effening, randdetectie en lijnvolging. Voor dit onder
zoek is gebruik gemaakt van een gescande kleuren-luchtfoto.
Twee lijnvolgingsmethoden, randrelaxatie en dynamisch program
meren, zijn met behulp van drie verschillende analysemethoden op
hun precisie onderzocht. Hierbij is een vergelijking gemaakt met
een referentiebeeld. Voor dit referentiebeeld is dezelfde luchtfoto
ook analoog uitgewerkt op een analytische plotter.
De belangrijkste conclusie van het onderzoek is, dat het dyna
misch programmeren de voorkeur verdient. De precisie van beide
methoden is weliswaar nagenoeg gelijk, maar de betere visuele
resultaten en de snellere werking van het algoritme werken duide
lijk in het voordeel van het dynamisch programmeren. De keuze
van verschillende effeningsfilters en randdetectoren had weinig in
vloed op het lijnenbeeld als gevolg van de uitstekende kwaliteit
van de opname.
H. Haasnoot
TOEPASBAARHEIDSONDERZOEK VAN AKOESTISCHE
PLAATSBEPALING BIJ TUNNELBOUW
In dit afstudeerwerk is onderzocht in hoeverre onderwaterakoes-
tiek kan worden gebruikt bij de positionering van tunnelelementen.
Hiervoor is een programma ontwikkeld, waarin het afzinken van
een tunnelelement visueel zichtbaar kan worden gemaakt. De in
tentie bestaat om dit programma in de toekomst in de praktijk te
gebruiken.
Met behulp van een driedimensionale vereffening zijn de precisie
en betrouwbaarheid afgeleid bij meting van een akoestisch net
werk. Deze precisie en betrouwbaarheid vormen criteria bij de
beslissing of in de toekomst de terrestrische meetmethoden kun
nen worden vervangen door deze akoestische metingen.
Een aantal mogelijke foutenbronnen, zoals reflectie en straalbui-
ging, zijn geanalyseerd, omdat deze bij de specifieke toepassing
van geluidsgolven in ondiep water een belangrijke rol spelen. De
mogelijke reflecties tegen de bodem en het wateroppervlak kun
nen worden geschat via de impedanties van de verschillende me
dia. Er wordt ook een drietal oplossingen aangedragen voor het
voorkomen van reflectie door de betonnen kolossen in de buurt
van het tunnelelement.
De straalbuiging zal bij een sterke geluidssnelheidgradiënt (dc/dz)
een belangrijke rol spelen, omdat dan het verschil tussen de bere
kende boog en de gewenste koorde significant zal zijn. Er is soft
ware ontwikkeld, welke via een iteratieproces de directe afstand
afleidt.
De scriptie eindigt met een aantal aanbevelingen voor een nader
onderzoek en een beschrijving van proeven die gepland zijn voor
het testen van de ontwikkelde programmatuur.
L. F. G. M. Hendriks
INVESTIGATIONS INTO THE CORRELATION ALGORITHM OF
THE ANALYTICAL PLOTTER KERN DSR-1A TEST FOR CLOSE
RANGE APPLICATIONS
Digitale beeldcorrelatietechnieken worden in de analytische ste-
reofotogrammetrie gebruikt om automatisch parallaxen te meten.
Kleine stukjes van stereofoto's worden gedigitaliseerd met behulp
van CCD camera's en op basis van de grijswaarden met elkaar ge
correleerd. Het analytisch stereo-uitwerkingsinstrument Kern
DSR-11 bevat twee CCD camera's en is voorzien van een uitge
breid correlatie-algoritme. Deze correlatoren zijn onderzocht op
hun bruikbaarheid voor zeer nauwkeurige parallaxmetingen, waar
bij speciaal aandacht is besteed aan de optimalisering van het
correlatie-algoritme.
De DSR-11 correlatoren zijn getest in een experiment ter bepaling
van de driedimensionale vorm van een autodeur. Het object is ge
fotografeerd in verschillende geometrieën (normaal, oblique en
convergent) en met verschillende beeldradiometrieën (filmemulsie
en objecttextuur). Een digitaal hoogtemodel is zowel door een ope
rateur als door de correlatoren gemeten. Deze modellen zijn met
elkaar en met de „ground truth" vergeleken. Ondanks de on
gunstige basis/hoogte verhouding van 0,25 zijn nauwkeurigheden
kleiner dan 0,35 mm behaald. De radiometrische invloeden zijn al
leen getest bij „normaal" opnamen.
A. J. M. Kosters
ON THE CONNECTION OF GEODETIC POINT FIELDS IN RETRIG
AND RELATED TESTS FOR MODEL ERRORS
In deze scriptie wordt een algemeen beeld gegeven van aansluit-
problemen in de geodesie, geïllustreerd met praktische voorbeel
den uit de hervereffening van het Europese driehoeksnet RETrig.
Aansluiting van puntenvelden kan men definiëren als het combine
ren van verschillende coördinaatverzamelingen, met een beperkte
overlap, die met verschillende methoden of met verschillende
schrankingsbases zijn gemeten. Hiervan zijn vele voorbeelden te
noemen, zoals het aansluiten van een nieuw kringnet op hogere
orde RD-punten, aerotriangulatie met onafhankelijke modellen in
de fotogrammetrie, deformatie-analyse en conversie van analoge
kaarten naar digitale bestanden. Deze scriptie concentreert zich op
de volgende typen van aansluitingsproblemen:
het aansluiten van twee RETrig blokken, waarbij gebruik wordt
gemaakt van gezamenlijke punten (bufferzones);
het aansluiten van met ruimtetechnieken (Doppler, SLAR,
VLBI) gemeten punten op het terrestrische net.
In de scriptie wordt een korte inleiding op RETrig gegeven en daar
na worden de verschillende soorten coördinatensystemen samen
gevat. Het aansluitingsprobleem met bijkomende onderwerpen als
covariantiematrices voor coördinaten (en eventuele singulariteiten
daarin), de kwaliteit van de bij de aansluiting betrokken punten
velden en de kwaliteit van de aansluiting wordt uiteengezet.
In de scriptie ligt de nadruk op statistische toetsen op waarne
mingsfouten en modelfouten en op het gebruik van vervangings-
matrices voor coördinaten. De twee boven beschreven problemen
zijn op deze terreinen uitgewerkt en de rekenresultaten hiervan
worden gepresenteerd.
W. J. Looyen
EEN AUTOMATISCHE PROCEDURE TER VERKRIJGING VAN
CORRESPONDERENDE PUNTEN IN CAESAR-BEELDEN
Het afstudeeronderzoek beschrijft een automatische procedure ter
verkrijging van corresponderende punten in CAESAR-beelden.
CAESAR is een multispectrale scanner ontwikkeld door het Natio
naal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en de Technisch Physi-
sche Dienst van TNO-TH.
Bij de verwerking van CAESAR-beelden worden deze eerst geo
metrisch gecorrigeerd door het softwarepakket OPTIPARES met
behulp van gegevens uit traagheidsnavigatie. Hierna worden de
beelden onderworpen aan een nauwkeurigheidsanalyse.
Aan de hand van de geometrisch gecorrigeerde beelden wordt ge
tracht tot automatische berekening van het geometrisch transfor
matiemodel tussen de beelden te komen. Dit is nodig om de spec
trale informatie zo goed mogelijk te benutten. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van correlatietechnieken.
Uitgaande van twee beelden worden in het eerste beeld markante
punten opgespoord met behulp van de Moravec-operator. De cor
responderende punten in het tweede beeld worden bepaald met
behulp van tweedimensionale kruiscorrelatie. Uit de twee punten-
lijsten is het geometrisch transformatiemodel te berekenen.
Volgens het NLR voldoet een translatie aan dit model. Uit de resul
taten blijkt echter, dat een translatie alleen niet voldoet, maar dat
hogere orde polynomen ongewenst zijn.
226
NGT GEODESIA 88