T V i 80 m.; CQ Y Ai i/is )J J_ (iü)' 1—(iü)» J n Al 6* A 336 A 42240 a. Van welke projectie is hier sprake? b. Geef voor de Nederlandse situatie van deze projectie een schets. c. Als de coördinaten van een toren zijn x 192008,56 en y 444704,35 en je hebt een lengte gemeten van 326,317 m, hoe groot is dan de gecorrigeerde afstand als gevolg van de lijnvergroting? 5. a. Wanneer wordt een compensatiepoolplanimeter gebruikt? b. Waarop moet worden gelet als hiermee wordt gewerkt? c. Welke voordelen biedt een schijfpoolplanimeter ten opzich te van een compensatiepoolplanimeter? d. Van welke methode van grootteberekening is hier sprake? e. Welke andere methode(n) is (zijn) er nog? f. Wat is en wanneer wordt de harpplanimeter gebruikt? 6. De afstand AB moet worden gemeten met een 30 m band en 11 pennen. Bij het beginpunt A wordt geen pen geplaatst. Er is drie keer gewisseld. De voorman heeft vier pennen aan de ring. De afstand van de laatst geplaatste pen tot het eindpunt B bedraagt 16,75 m. Gevraagd: Hoe groot is de gemeten afstand AB? 7. a. Wat zijn eilandkaarten? Geef een voorbeeld. b. Wat zijn raamkaarten? Geef een voorbeeld. c. Wat verstaat men onder generalisatie? d. Wat verstaat men onder een digitale kaart? e. Wat is een overlay? f. Welke methoden van kaartreproduktie komen in aanmer king bij kleine aantallen? -0 1- -v 7 s I Kanaal O.R. 10. O.C. S Een gedeelte van een wegas bestaat achtereenvolgens uit een rechtstand van 200 m, een symmetrische clothoïde met een A 200 en een cirkelboog met een R 500 m, a 10 gon. a. Bereken de totale lengte van dit gedeelte wegas (t.m. mid den cirkelboog). b. Bereken de uitzetgegevens van het midden van de clotho- ide ten opzichte van het RO punt. c. Bereken de afstand S-RO. y - .rLn rL"^ i rL"t9 1 fL")13 1 xn A["a 40 A 3456 A 599040^' L L2 A2 r - n - ZH 2R„ 2AJ 2RnJ XM„ *n Rn sin Tn YM„ Yn Rn cos Tn AR„ Y„ Rn cos r„ - Rn (shift) TL[i Xn - Yn cotg rn (lange tangent) Tijdens het uitzetten blijkt het voetpunt T van de loodlijn uit P op de lijn RS in het kanaal te vallen. Om dit punt T later ge makkelijker te kunnen uitzetten, wordt het vastgelegd op de lijn AB. Er kan alleen aan de zuidoever worden gemeten. Men heeft de beschikking over jalons, jalonniveaus, pentagoon- prisma, meetband en pennen. De punten P en S zijn reeds door jalons gemarkeerd. Gevraagd: Beschrijf duidelijk de werkwijze die nodig is om de uitzet gegevens van T door meting te verkrijgen. In het terrein zijn twee wegassen door middel van de punten P, Q en U, V aangegeven (zie fig.). Tussen deze twee weg assen moet een cirkelboog met R 30 m worden uitgezet. N.B. Het snijpunt S en het middelpunt M zijn ontoegankelijk en niet waarneembaar. Gevraagd: a. Hoe worden de uitzetgegevens van de tangentpunten T1 en T2 ten opzichte van P en U bepaald? b. Noem twee methoden en hun principe om meerdere pun ten van deze cirkelboog te kunnen uitzetten. Y„/sin rn (korte tangent) (poolcoördinaten) o„ arctg X An 11. Gegeven: Bij de berekening van een clothoïde met A 180 en R 400 m zijn de navolgende gegevens bekend: xM 40,486 m AR 0,683 m er 55 gon t 2,1486 gon De halve cirkelboog moet in drie gelijke delen worden ver deeld. Bereken: De uitzetgegevens van de aansluitende halve cirkelboog ten opzichte van RO (voerstraalmethode). (Formules en tekening zie ook opgave 10). CIVIELE TECHNIEK (De bijlagen I en II zijn niet opgenomen.) Tijd: 100 min. Riolering 1Schets een trekvaste koppeling met toelichting. In welk geval zal men een trekvaste koppeling moeten toe passen? Welke voorziening moet je treffen, als je een drukleiding in de bocht wilt leggen met een straal van 2 m? 2. Welke soorten rioleringen ken je in het stedelijk gebied en wel ke ken je in het zogenaamde buitengebied? Geef over elk systeem een uitleg met de voor- en nadelen. 3. Noem en beschrijf vier methoden om een rioolstreng 0 1500 mm te inspecteren op lekkage. 228 NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 28