De toekomst van het NAP
Preeisieanaly.se
door ir. P. Noomen, medewerker van de afdeling Onderzoek van de hoofdafdeling
Technische en Numerieke Ondersteuning van de Meetkundige Dienst van de Rijkswa
terstaat te Delft.
SUMMARY
The future of the NAP
This article describes precent and possible future developments that will affect the maintenance and
usage of the Dutch national height system NAP.
After a short introduction, optical and hydrostatical levelling are discussed. Then the impact of GPS
is considered as well as the special problems of GPS concerning height measurement (geoid determi
nation).
It is concluded that in the nearby future there might be an integrated 3-dimensional national reference
system in the Netherlands.
Inleiding
De laatste tijd zijn veel artikelen verschenen over het
drie eeuwen oude Normaal Amsterdams Peil. Al deze
artikelen gingen over de vroegere en de huidige situatie;
momenteel zijn er echter ontwikkelingen gaande in de
landmeetkunde, die grote gevolgen zullen hebben voor
het NAP (en ook de RD!) en hun gebruikers.
Aanvankelijk waren zowel het landelijke hoogtestelsel
als het landelijke X-Y stelsel een verantwoordelijkheid
van de in 1879 ingestelde Rijkscommissie voor Graad
meting en Waterpassing (sedert 1937 de Rijkscommis
sie voor Geodesie geheten).
De Rijkscommissie kreeg de leiding over de in 1875
gestarte Eerste Nauwkeurigheidswaterpassing van
Nederland. Na de publikatie in 1888 van de resultaten
van deze Nauwkeurigheidswaterpassing beschouwde
de Rijkscommissie haar taak ten aanzien van de water
passing als voltooid en droeg de zorg voor het bewaren
en zonodig vervangen van de gewaterpaste merken op
aan de toenmalige Algemene Dienst van de Rijkswater
staat, waaruit later de Meetkundige Dienst is ontstaan.
Deze bijhouding was noodzakelijk, omdat door het ver
dwijnen van peilmerken (ongeveer 3% per jaar) en de
gevolgen van bodemdaling een groot deel van de peil
merken al na korte tijd onbruikbaar zou zijn geworden.
Vastlegging van het NAP
De hoogtemerken van het NAP kunnen in de volgende
categorieën worden ingedeeld:
ondergrondse merken;
nulpalen;
peilmerken.
De ondergrondse merken zijn zeer goed gefundeerde
palen of buizen, waarvan de hoogten zijn bepaald met
een primaire waterpassing. Deze ondergrondse merken
zijn goed beschermd en zijn niet toegankelijk voor ge
bruikers (met uitzondering van het merk dat onlangs is
geplaatst in de Stopera). Deze ondergrondse merken
dienen als eerste orde aansluitpunten (te vergelijken
met de eerste orde punten van de Rijksdriehoeks
meting).
De nulpalen zijn op dezelfde manier gefundeerd als de
ondergrondse merken, maar worden gebruikt als stabiel
referentiepunt voor peilschalen ten behoeve van water
standsmetingen. Daarom zijn alle nulpalen dicht bij deze
peilschalen geplaatst.
De peilmerken bestaan voornamelijk uit bouten die zijn
geplaatst in goed gefundeerde huizen, bruggen en der
gelijke. De hoogten van deze peilmerken worden be
paald via primaire, secundaire of tertiaire waterpassing.
Deze peilmerken vormen naar de gebruikers toe het
eigenlijke NAP-net van Nederland.
Recente ontwikkelingen
Tot op heden werden door de Meetkundige Dienst ten
behoeve van de instandhouding van het NAP voorna
melijk primaire hydrostatische, primaire optische, se
cundaire optische en tertiaire optische waterpassingen
uitgevoerd. De laatste grote primaire nauwkeurigheids
waterpassing werd afgesloten in 1978. Een nieuwe
nauwkeurigheidswaterpassing zal de eerstkomende
jaren waarschijnlijk niet meer plaatsvinden.
Een uitvoerige analyse van de resultaten van primaire
optische en secundaire optische waterpassingen leidde
namelijk tot de conclusie dat secundaire waterpasnet-
ten, zoals die momenteel worden gemeten door of in
opdracht van de Meetkundige Dienst, qua precisie niet
slechter zijn dan primair gemeten waterpasnetten. Uit
de hervereffening [Murre, 1985] van de Tweede, Derde
en Vierde Nauwkeurigheidswaterpassing is namelijk ge
bleken, dat de precisie van deze primajm waterpassin
gen na vereffening 0,8 tot 0,9 mm/Vkm bedraagt. Dit
bedrag is duidelijk slechter dan de a priori verwachte
precisie van 0,64 mm/Vkm. Bij secundaire waterpas
singen werd na vereffening een precisie berekend van
1,0 mm/X/krn (a priori wordt uitgegaan van een precisie
van 0,9 mm/Vkm). Het verschil in precisie van de resul
taten van de twee meetmethoden is dus minder groot
dan verwacht.
Om de precisie te kunnen vergelijken, zijn de varianties
van de berekende hoogten uit de Tweede en Vierde
Nauwkeurigheidswaterpassing en van een aantal se
cundaire waterpasnetten in één figuur uitgezet als func
tie van de afstand. Deze resultaten zijn gebaseerd op de
resultaten van gemeten netten en niet op proefbereke-
ningen van theoretische netten. Uit de volgende figuur
Primair en secundair waterpassen
36
34
32 -
30
28 x
c\i
'c 26 -
6 24 n x
ai 22 -
C 20
0
O 20 40 60 80 100
Afstand (krn's)
O Secundair 2e NWP 4e NWP
Varianties van hoogteverschillen versus afstand.
318
NGT GEODESIA 88