publikaties KADASTRALE ATLAS ELDEN De Historische Kring Elden heeft, onder auspiciën van de Stichting Kadastrale Atlas Gelderland 1832, het plan opgevat om in het voorjaar van 1 989 de Kadastrale Atlas van Elden te laten verschij nen. De Atlas maakt deel uit van de serie atlassen van de Provincie Gelderland. Deze historische uitgave zal, overeenkomstig de reeds verschenen atlassen, de kadastrale gegevens van Elden bevatten: een over zicht van de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT) met gege vens over alle percelen, een lijst van alle eigenaren, vruchtgebrui kers van deze percelen, en een inleiding over het Kadaster en de werkwijze daarvan. In een volgend hoofdstuk zullen specifieke bijzonderheden van de kadastrale gemeente Elden worden be handeld. Vanzelfsprekend zijn de kadastrale kaarten (7 stuks) in de atlas opgenomen. De verzamelkaart is van 1819. De Eldense Atlas loopt vooruit op de te zijner tijd verschijnende totaalatlas van de burgerlijke gemeente Eist, vroeger bestaande uit Eist, Elden en Lent. Elden kan dan worden ingevoegd. De atlas zal een belangrijke bron zijn voor iedereen die geïnteres seerd is in de historie van Elden in al zijn facetten. Ook genealogen zullen hieruit gegevens kunnen putten. De Eldense atlas gaat f 17,50 kosten. Na 1 april 1989 wordt de prijs f 20, Voor bestellingen en informatie: G. C. Elzenga, Westerveldsestraat 34, 6842 BV Elden/Arnhem. Tel. 085-814135. EEN NIEUW NEDERLANDSTALIG LEERBOEK KARTOGRAFIE F. J. Ormeling en M. J. Kraak: ,,Kartografie; ontwerp, produktie en gebruik van kaarten", Delftse Universitaire Pers, 1987, 246 p., prijs f 49,85. ISBN 90-6275-337-x. Er zijn maar weinig Nederlandstalige boeken over kartografie; wat er verschijnt, gaat meestal alleen over historische kaarten. Alle reden dus om hier de opzet, inhoud en vormgeving van een nieuw Nederlandstalig leerboek kartografie uitvoerig te bespreken. Zoals de naam van de uitgever en de werkkring van de auteurs (respectievelijk Rijksuniversiteit Utrecht en Technische Universiteit Delft) al doet vermoeden, betreft het een leerboek voor studenten in het hoger onderwijs. Dit betekent enerzijds dat de leerstof diep gaand wordt behandeld, maar anderzijds dat het boek minder ge schikt is als een eerste kennismaking voor een algemeen publiek, ook al schrijven de auteurs in hun inleiding zich ook op deze laatste groep te willen richten. Verder valt op dat er geen oefeningen zijn opgenomen, iets dat in dit soort leerboeken toch wel gebruikelijk is. Dit is geen probleem voor studenten die de bijbehorende colle ges en practica kunnen volgen, maar wel voor een lezer die het boek zelfstandig wil doorwerken. Uit de inhoudsopgave blijkt, dat het boek een goed overzicht geeft van vrijwel het gehele vakgebied van de kartografie en van de raakvlakken met andere disciplines. Dit beeld wordt bevestigd, als we de afzonderlijke hoofdstukken onder de loep nemen: Het eerste hoofdstuk is in plaats van een inleiding een soort samenvatting van het gehele boek geworden, waarin begrippen worden genoemd die pas in latere hoofdstukken worden ver klaard. Met name hier hebben de auteurs een kans laten liggen om een brug te slaan naar het algemene publiek. Het tweede en derde hoofdstuk gaan over het verzamelen en be werken van gegevens en hier komen uiteraard de nodige land meetkunde en remote sensing ter sprake. De betekenis hiervan voor de kartografie wordt compact, maar vrij volledig en met vol doende diepgang behandeld. Bij het lezen is echter enige voorken nis van deze vakgebieden onontbeerlijk, anders raakt men gauw het spoor bijster. Iets dergelijks geldt ook voor de paragrafen over het analyseren en classificeren van gegevens. Het vierde hoofdstuk behandelt de kaartprojecties. De nadruk ligt hierbij terecht op de eigenschappen van de belangrijkste projecties en minder op de wijze van constructie. Jammer is wel dat de zoge heten „oneigenlijke projecties" niet worden genoemd, terwijl de meeste wereldkaarten toch tot deze categorie behoren. In hoofdstuk vijf komt de grafische vormgeving aan de orde: een onderdeel waarvan de theorievorming vooral door toedoen van de Franse kartograaf Bertin een stormachtige ontwikkeling heeft doorgemaakt. De belangrijkste elementen van zijn leer worden op een praktische wijze beschreven. Daarnaast komen allerlei andere grafische zaken als kleur, tekst en opmaak aan de orde, alsook de indeling van kaarten volgens het gebruikte symbooltype. Een logische aanvulling hierop vormt hoofdstuk zes, dat de reliëf weergave behandelt. Bijzonder is, dat hierbij ook aandacht wordt geschonken aan de nauwkeurigheid van de hoogteweergave, ter- NGT GEODESIA 88 wijl ook de reliëfweergave met hulp van de computer ruim aan dacht krijgt. Niets heeft het uiterlijk van kaarten in de verschillende perioden zo sterk bepaald als de ontwikkeling in de reproduktietechnieken. Vandaar dat het hoofdstuk Kaartreproduktie terecht begint met een terugblik in de tijd, om daarna de belangrijkste hedendaagse methoden en technieken te behandelen. Dit met uitzondering van automatisering, want hiervan worden alle facetten zeer begrijpelijk en up to date in hoofdstuk acht uiteengezet. Na bestudering van beide hoofdstukken is men uiteraard nog niet in staat zelf kaarten te maken; daarvoor is veel meer praktische scholing nodig. Wel heeft men dan voldoende reproduktie- technische achtergrondkennis als kaartgebruiker en mogelijk ook als eventuele gesprekspartner bij het laten maken van kaarten. Vervolgens wordt in hoofdstuk negen de ontsluiting van kaartver zamelingen behandeld, opdat een gebruiker ook snel een bestaan de kaart over een bepaald gebied en/of thema kan opzoeken. Het is vrij uniek dat hieraan in een kartografisch leerboek aandacht wordt besteed. De vreugde hierover zou helemaal compleet zijn geweest, als ook iets over de verkrijgbaarheid van kaarten in binnen- en buitenland zou zijn opgenomen, waarbij ook belangrijke bronnen zoals de internationale catalogi van Geocenter en van Stanford Ltd. moeten worden genoemd. De methoden en technieken van kaartgebruik (ook dat is een vak!) komen in een aantal ons omringende landen vaak al uitgebreid in het middelbaar onderwijs aan de orde. De indruk bestaat, dat dit er in de Nederlandse situatie vaak bij inschiet. Daarom is het ver standig geweest van de auteurs om hieraan ruim aandacht te besteden in hoofdstuk tien en dit met veel praktische voorbeelden toe te lichten. Hoofdstuk elf tenslotte geeft een overzicht van de belangrijkste kaartproducerende Isemi-loverheidsinstellingen in Nederland. De beschrijving hiervan is wel up to date, maar soms wat te beknopt. Zo worden hier wel de toekomstige nieuwe bladindeling en -nummering van de topografische kaart 1 50 000 voor het eerst onthuld (kijk maar op p. 220), maar geen woord hierover in de tekst en ook niet over bijvoorbeeld de samenhang tussen blad nummering en -indeling van de schaalreeks 1:10 000, 1 25 000 en 1 50 000. In hun nawoord doen de auteurs een niet onverdienstelijke poging om een beeld te schetsen van de vervaardiging en het gebruik van kaarten in het jaar 2000. Tot deze futurologie kan men overigens ook het consequente gebruik van de term „beheerskaarten" (zoals in fig. 1-24) rekenen, waar de meeste kartografen al blij zijn als ze een goede beheerkaart kunnen afleveren. Het boek eindigt met een alfabetische index, een onmisbaar, maar niet altijd aanwezig hulpmiddel in leerboeken. Ook de literatuurver wijzingen zijn niet vergeten; deze worden aan het einde van ieder hoofdstuk gegeven. Het geheel overziend, blijken er in het boek maar twee belangrijke onderwerpen te ontbreken. Zo zal men vergeefs zoeken naar een hoofdstuk over „geschiedenis van de kartografie", maar hiervoor verwijzen de auteurs in hun voorwoord terecht naar het gelijkna mige handboek van prof. Koeman. Ernstiger is het ontbreken van een hoofdstuk of paragraaf over atlassen. Zelfs in de index zal men vergeefs naar dit begrip zoeken. Wel wordt in het nawoord het einde van de hand- of referentieatlassen voorspeld: dergelijke informatie zal in het jaar 2000 alleen nog via Teletekst of Viewda ta worden aangeboden. De tijd zal het leren, maar een feit is dat we nu wat betreft atlassen wereldwijd een tweede Gouden Eeuw beleven. Alle reden dus om hieraan in een kartografisch leer boek de nodige aandacht te besteden. Het boek heeft een handzaam formaat van 16Vi x 24 cm, een zeer toepasselijke omslagtekening en omvat 246 pagina's. Het is bovendien rijk geïllustreerd, waarbij de figuren steeds op de linker en de tekst op de rechterbladzijde staan. Hierdoor heeft men een rustige opmaak verkregen, maar met als nadeel dat tekst en figu ren niet altijd synchroon lopen. De meeste figuren zijn erg instruc tief, maar nogal heterogeen van herkomst en soms wat te sterk verkleind, waardoor het uiterlijk wat rommelig overkomt. Gelukkig is ook een aantal figuren in kleur opgenomen. Jammer dat de be langrijkste figuren (over kleurenleer, fig. 5-12) niet uitmunten door duidelijkheid. Ondanks deze kanttekeningen zijn het juist de vele illustraties die het doorbladeren van het boek tot een plezierige bezigheid maken. Met de tekst is het helaas minder gunstig gesteld. Deze is waar schijnlijk afkomstig van een gewone tekstverwerker (wat op zich niet erg is), daarna verkleind (wat op zich ook geen ramp is) en vervolgens ook nog onscherp en rafelig afgedrukt. Het resultaat is een gruwel voor het oog en bovendien vermoeiend om te lezen. Met name een boek over een grafische communicatiewetenschap had beter verdiend. 403

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 31