Het programma is ingedeeld in blokken conform fig. 1 1Meetopzet: gebied, bodem, instrumenten, omstan digheden, geometrie e.d. 2. Analyse van de verwachte precisie en betrouwbaar heid. 3. Simuleren van de waarnemingen. 4. Datacontrol: foutendetectie, filteren. 5. Bereikte nauwkeurigheden en kaartpresentatie. Fig. 7. Algemene structuur meetproces. Bij de ontwikkeling van SOW zijn in de eerste ontwikke lingsfase de beschouwde methoden van bodemvastleg ging beperkt tot echolodingen (zowel conventioneel als scannend). Het ligt echter in de bedoeling SOW uit te breiden, waarbij ook andere systemen (sonar e.d.) kun nen worden beschouwd. Meetopzet Bij onderwaterwaarnemingen kunnen de volgende groepen relevante parameters worden onderscheiden: gebied en de fysische omstandigheden; instrumentkeuze en -kwaliteiten; geometrie. De variabelen zoals die in SOW zijn onderscheiden, vindt men in fig. 2. Fig. 2. Invoervariabelen SOW. Gebied en omstandigheden BODEMVORM Een aantal standaardbodemtypen kan worden be schouwd om'de meest voorkomende gevallen te karak teriseren. Uitbreiding van deze verzameling is echter mogelijk. Daarnaast is een tweetal werkelijke bodems benaderd. Bodem Keuze variabelen Vlak Gemiddelde diepte Helling Percentage, lengte, max. diepte Geul/Trog Min. diepte, max. diepte, helling Duinen Golflengten (x, y), hoogte, gem. diepte „Eurogeul" „Pas van Terneuzen" Bovendien kan de onregelmatigheid van de bodem in twee richtingen worden gedefinieerd. BODEMSTRUCTUUR Men kan de gesimuleerde bodem samenstellen uit een „harde" ondergrond, bedekt met een variabele laag losse modder. Dit heeft gevolgen voor de indringdiepte van het gebruikte signaal (fig. 4). STROMING, WATERSAMENSTELLING De grootte en de richting van de stroming kunnen wor den ingevoerd, alsmede de gemiddelde watertempera tuur en saliniteit. De twee laatstgenoemde bepalen de „werkelijke" geluidssnelheid op ieder punt in het ge bied als functie van de diepte. GEBIEDSGROOTTE Vervolgens kan voor een bepaald deel van het gebied worden gekozen via een zijaanzicht van een digitaal hoogtemodel van de bodem (fig. 3). Fig. 3. Bodem en geselecteerd gebied. Instrumentarium Een onderscheid kan worden gemaakt naar scheepsge bonden systemen en overige. Scheepsgebonden instrumenten zijn: Bodem waarneming Echolood conventioneel scannend Sonar side-looking sector scanning Overige zijn: Remote-sensing e.d. Vooralsnog is het programma beperkt voor wat betreft de bodemwaarneming tot het echolood (zowel conven tioneel als scannend). Een uitbreiding en/of integratie met (in eerste instantie) sonarmethoden behoort tot de mogelijkheden. ECHOSOUNDER/TRANSDUCER Naast een aantal standaard echolood/transducer com binaties als de Atlas Deso 10, Deso 20, Deso 25 en an- PROGSRMMR 3. GEOMETRIE Plaatsbepaling Range-range Hyperbolisch Hoek/afstand Overige 450 NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 14