w
B/
Reactie op „Grafische of geometrische gegevens"
i
Q
(jzy
0)
Naschrift:: een rechtzetting
'X J ilk*
rn
door ing. J. W. Kunneman, rayonchef bij het Kadaster Gelderland en part-time docent
LKI.
De LKI-opleiding door het Kadaster: de omgekeerde wereld?
Het artikel van René van der Schans in NGT Geodesia 1988 no.
5 heb ik met veel instemming gelezen. Hopelijk heeft hij hiermee
een aantal „ongelukkige misverstanden" uit de wereld geholpen.
Jammer dat er door hem een nieuw misverstand wordt gecreëerd.
Het betreft zijn opmerking, dat in de „voorlichting van personeel
van het Kadaster" een overheadsheet wordt gebruikt, waarin
„een totaal verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven", en
dan volgen de correcties van zijn hand in fig. 2.
Ik heb de indruk, dat Van der Schans zich heeft laten leiden door
een negatieve attitude bij het zien van deze sheet. Een overhead
sheet wordt gebruikt om het verhaal van de docent te ondersteu
nen. Wanneer Van der Schans voor de studenten van de Land
bouwuniversiteit het verhaal houdt, brengt hij de volgorde 1 t.m.
4 aan. Echter, dit is niet het verhaal dat in de opleiding LKI aan de
medewerkers van het Kadaster wordt verteld. Welk verhaal dan
wel?
De overheadsheet (fig. 2) wordt gebruikt om de begrippen logi
sche structuur en fysieke structuur toe te lichten. Om de geometri
sche of geografische (Kraak: toch een goede tweede!) gegevens
in een bestand op te slaan, past een modelmatige benadering van
de werkelijkheid (limitatie en idealisatie). Dat geldt echter niet
alleen voor de opbouw van een digitaal bestand. Traditioneel ken
nen de medewerkers van het Kadaster al een uitstekend analoog
gegevensmodel: de kadastrale kaart. (Let op de bijpijling in de ge
bouwen: echt een fragment uit de analoge kadastrale kaart. In het
hoofdbestand LKI komt de bijpijling niet voor!) De kaart is een
model van de werkelijkheid (II).
Als je de computer als hulpmiddel wilt gebruiken, zal een digitaal
gegevensmodel moeten worden ontwikkeld voor de omschrijving
van de entiteiten en de relaties tussen entiteiten. Bovendien kun
nen aan de entiteiten attributen worden toegevoegd. Bij de om
schrijving van de entiteiten wordt gekeken naar de verschijnings
vorm in het terrein en niet hoe deze moeten worden uitgetekend
via een plotter. Dit levert de gegevens- of logische structuur op
(III).
Aan de hand van het vragenpatroon wordt de gegevensstructuur
vertaald in records, die fysiek worden opgeslagen op een mag
neetschijf of -band. Dit noemt men de opslag- of fysieke structuur
(IV).
Voor de weergave van het digitale bestand in de vorm van een
kaart wordt deze overheadsheet in de LKI-opleiding niet gebruikt.
Om de kaart te kunnen laten tekenen, worden de geometrische
gegevens met behulp van een Data Base Management System uit
de database geselecteerd. Daaraan worden toegevoegd een be
stand bladgegevens en het bestand van de symbolenbibliotheek.
Te zamen vormt dit de piotfile, waarmee via een plotter de kaart
kan worden getekend.
Tot slot hoop ik dat het de lezer duidelijk zal zijn, dat bij de LKI-
opleiding door het Kadaster de wereld niet wordt omgekeerd. Bij
het Kadaster blijven we met beide benen op de grond, en staan
voor u klaar om een model van de werkelijkheid te leveren naar
wens: de kaart of een digitaal bestand!
WERKEIIJKHEIO
1 Wi
KAART
(model
fTeli jkheid)
Polygor
Chain Chain;
Nodes
f" YSItKE
STRUCTUUR
(computermodel
van de—
kft ftr
(opslag van gegevens
op schijf/band)
Fig. 2. De goede voorstelling van zaken.
De vriendelijke terechtwijzing van Kunneman vraagt om een recht
zetting. Ik handelde verkeerd door zijn overheadsheet te bekritise
ren zonder daarbij rekening te houden met het (goede, ik heb het
gehoord) betoog eromheen. Kunneman is gelukkig niet in de als
gevolg van het digitaliseren van kaarten en het drukwerk van de
fabrikanten al aardig gevulde kuil gevallen van de gedachte dat je
kaarten in de computer opslaat. Het misverstand ligt dus bij mij,
maar wordt eerlijk gezegd wel een beetje in de hand gewerkt door
de wijze van weergeven in de overheadsheet. Wat Kunneman een
negatieve attitute noemt, is een door onderwijservaring gevoede
vrees, dat de overheadsheet na de cursus een eigen leven gaat
leiden en de alom aanwezige denkfouten in de GIS- en CAD-
wereld niet wegneemt. Men onthoudt nu eenmaal het plaatje en
vergeet het verhaal dat erbij hoort. Wanneer het dan elders nog
een keer correct wordt uitgelegd, wordt misschien de kern van de
zaak zichtbaar, maar zulke uitleg is helaas erg zeldzaam. Zelfs in
het recente SUF-2-rapport wordt niet duidelijk gemaakt, dat topo
grafische bestanden een digitaal model zijn van het terrein (zonder
kartografische symboliek) en kartografische bestanden letterlijk
„kaart-beschrijvend" zijn, dat wil zeggen bestanden die in digitale
door René van der Schans
vorm een kaart vastleggen met de symbolen en teksten op de
juiste plaats en in de juiste kleur op papier of scherm. Welk eerder
rapport zou ik gemist hebben dat ik dit zelf moest bedenken, met
het gevaar dat ik het verkeerd begrepen heb? Ook in het boek
„Principles of Geographic Information Systems for Land Resource
Management" van Burrough kom ik een plaatje tegen waarop niet
een stoel maar een plaatje van een stoel in rasterformaat wordt be
schreven: de omgekeerde wereld.
De volgorde in de overheadsheet blijft daarom voor mij wat onbe
vredigend. Misschien is er een compromis mogelijk, waarbij nage
noeg alles netjes op zijn plaats blijft, aarde onder, hemel boven.
Laat ik een poging wagen tot een tweede rechtzetting; dat heeft
niet zoveel voeten in de aarde.
De kaart is een model van de werkelijkheid. Dat klopt, er is zelfs
een boekje dat zo heet, alleen staat er geen kaart op de omslag,
maar een luchtfoto. In de logische structuur kan een computermo
del van de kaart, als kartografisch bestand, worden afgebeeld.
Ook correct. Omdat „model zijn van" een transitieve relatie is,
kunnen we terecht concluderen dat in de logische structuur een
NGT GEODESIA 88
459