de stad betalen. Een rechtspersoon moet eens in de 25 jaar een vast percentage van de waarde van de grond en opstallen aan de stad betalen. Omzetting van stadsmeierrecht in erfpachtrecht Het grootste gedeelte van de Groninger veenkoloniën is onder het recht van huurcerter uitgegeven, maar sinds 1834 heeft de stad ook gronden in erfpacht uitgege ven, voornamelijk te Stadskanaal en Ter Apelkanaal. In 1895 hebben de meiers uit de Pekela's een verzoek ingediend bij de stad om de huurcerter in erfpacht over te laten gaan, omdat erfpacht meer rechtszekerheid geeft, zowel voor de stad als voor de meiers. In datzelf de jaar heeft de gemeenteraad van de stad Groningen de voorwaarden bekendgemaakt, waarop de meiers uit de Pekela's hun recht van huurcerter in dat van erf pacht konden veranderen. De voorwaarden komen in hoofdzaak overeen met de regels die op dat ogenblik voor de stadsmeierrechten golden. Toch is er wel een verschil tussen de beide rechten, namelijk de deelbaarheid van het stadsmeierrecht en de ondeelbaarheid van het erfpachtrecht. Het stadsmeier recht was van begin af aan deelbaar, maar volgens de erfpachtsvoorwaarden vormen de gronden die onder één en dezelfde perceelsomschrijving zijn opgenomen, te zamen een zelfstandig en ondeelbaar object; de boer derij met het daarbij behorende land moet dus als een ondeelbaar geheel worden beschouwd. Wanneer de erfpachter een rechtspersoon is, moet deze naast de jaarlijkse pacht eens in de 25 jaar 5% van de verkoopwaarde als geschenk betalen. Ditzelfde moet men ook betalen bij vererving van het erfpacht recht. In 1907 is deze regel veranderd; het geldt nu alleen nog maar voor opgaande en zijlijnen. Hoewel de omzetting van het stadsmeierrecht in erf pachtrecht was voorgesteld door de meiers, was de be langstelling niet zo groot als men in het begin had verwacht. Het stadsmeierrecht in de twintigste eeuw De gemeente Groningen heeft momenteel buiten haar eigen stadsgrenzen in het herinrichtingsgebied nog on geveer 66 km kanalen in bezit, waaronder het Stads kanaal, en nog eens 36,5 km openbare weg (naast de kanalen gelegen), met bovendien de nodige kunstwer ken als bruggen, vonders e.d. Daarnaast heeft de stad Groningen nog altijd ongeveer 9500 ha zogenaamde stadsgronden in eigendom. Tegen deze situatie bestaan thans grote bezwaren. Nog altijd bestaat de onlogische toestand, dat de gemeente Groningen in de veenkoloniën wel wegen en kanalen bezit, maar geen verordeningen ervoor kan vaststellen. Daardoor blijven verbeteringen uit, die in wezen nood zakelijk zijn ter bevordering van een goede infrastruc tuur van kanalen en wegen. Doordat het stadsmeierrecht een onopzegbaar en altijd durend gebruiksrecht is, gelden de verhuurcondities uit de zeventiende eeuw ook nog voor de huidige tijd. De huurders van de stadsgronden, de stadsmeiers, betalen nog altijd de vergoedingen aan de stad, te weten: jaarlijkse huur of pacht; overgangsrecht; overtekeningsrecht. De huurprijs is in al die eeuwen gelijk gebleven, namelijk enkele guldens per hectare, zodat deze huur thans bijna te verwaarlozen is. Een veel belangrijkere nasleep uit het verleden is, dat bij overdracht van het stadsmeier- 498 recht aan een nieuwe pachter de 20e of 30e penning (5 of 31/3%) van de verkoopwaarde van het land en opstallen aan de stad Groningen als „geschenk" moet worden betaald. In de veengebieden rond Hoogezand betaalt men de 30e penning en in de Pekela's en het Westerwolde betaalt men de 20e penning van de ver koopwaarde van het totale vastgoed. Uitgezonderd voor het overdrachtsrecht zijn de overdrachten tussen familie in het algemeen, of in ieder geval de overdrach ten in de recht afdalende lijn. De jaarlijkse pachtsom bleef gelijk in de loop der eeu wen, maar de waarde van de grond is geleidelijk aan en in de laatste decennia met grote sprongen gestegen, evenals de waarde van de opstallen, waardoor de 20e of 30e penning een zware last is geworden. Er zijn zelfs landbouwbedrijven, die al zo vaak zijn verkocht waarbij telkens vijf procent van de verkoopsom aan de stad Groningen moest worden afgedragen dat de totale som groter is dan de waarde van het vastgoed. De landbouwers, die hun bedrijf op stadsgrond hebben liggen, kunnen geen gebruik maken van de Grondbank. (De Grondbank is een regeling, door het Ministerie van Landbouw ingesteld, welke tot doel heeft financie ringsproblemen met betrekking tot de grondaankoop voor landbouwbedrijven te verminderen.) Naast een belemmering voor de landbouw is het stads meierrecht ook een belemmering voor de industriële ontwikkeling van het gebied en een hindernis voor de te verwachten groei van de woonkernen. Oorspronkelijk was het stadsmeierrecht alleen maar toebedeeld aan natuurlijke personen, „sterfmannen" genoemd, zodat de stad zeker was na een aantal jaren overdrachts kosten (20e of 30e penning van de verkoopsom) te innen. Aan het eind van de vorige eeuw konden ook rechtspersonen het stadsmeierrecht verwerven. Omdat rechtspersonen onsterfelijk zijn, moeten ze iedere 25 jaar het overgangsrecht betalen, zodat de stad verze kerd was van inkomsten. Omdat het overgangsrecht voor zowel de grond als de bedrijfsgebouwen geldt, kan dit voor industrieën eens in de 25 jaar een zeer zware last zijn. Wanneer men een eigen huis wil kopen in een gebied waarop het stadsmeierrecht is gevestigd, dan moet men ook 3Vs of 5% van de verkoopsom aan de stad be talen, hetgeen niet erg aantrekkelijk is. Momenteel komt nog stadsgrond voor in de volgende gemeenten: Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Stadskanaal, Oos terbroek, Muntendam, Veendam, Oude-Pekela, Nieu- we-Pekela, Vlagtwedde en Onstwedde. Het ontstaan van het herinrichtingsplan voor Oost- Groningen en de Drents-Groningse Veenkoloniën In 1969 verspreidden werkzame landbouworganisaties een brochure onder de titel: Ruilverkaveling in de Veenkoloniën?". Hierin werden de landbouwers ge vraagd, door te gaan met de plaatselijke en incidentele verbeteringen of een algehele aanpak van de problemen in het kader van een ruilverkaveling. De beslissing hier over was snel gevallen en in 1970 vroegen de land bouworganisaties in de veenkoloniën ruilverkaveling aan voor een gebied van ongeveer 70 000 ha. Op grond van deze aanvraag tot ruilverkaveling hebben de provinciale besturen van Groningen en Drenthe eind 1970 de Reconstructiecommissie Veenkoloniën in gesteld. De commissie kreeg als opdracht na te gaan, welke maatregelen en voorzieningen nodig waren om te komen tot een algehele inrichting van het gebied. NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 10