is -f êx. ÉS; Alles wel beschouwd, vormt het feit dat de stad Gro ningen momenteel nog steeds bezittingen heeft in de veenkoloniën, een remmende werking op de ontwikke ling van dit gebied. Daarom is in de Herinrichtingswet voor Oost-Groningen en de Drents-Groningse Veenko loniën als doelstelling opgenomen: de opheffing van de stadsmeierrechten. In het kader van deze wet heeft men afkoopregelingen ontworpen voor de bezittingen van de stad Groningen in de veenkoloniën. Historie van het stadsmeierrecht Turf heeft al eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in het leven van de Groningers, met name de stad-Gro- ningers. In de middeleeuwen was de stad Groningen een om muurde vesting, waarvan 's avonds de poorten dicht gingen. Inwoners die te lang buiten de stad verbleven, mochten er niet meer in. Een uitzondering gold voor de burgers die in de zomermaanden de stad uittrokken om in de Kropswolder venen turf te gaan graven. Het waren vooral de Groninger turfschippers, die naar de veengebieden te Zuidlaren en Kropswolde gingen, waar ze het woeste veen kochten van de daar gelegen mar ken of karspels. Het eigendomsrecht van deze venen was bij de markgenoten en karspellieden; deze konden aan niet-eigenaren het recht verlenen om in hun veen turf te graven. Wanneer het veen door de schippers was afgegraven, aanvaardde men de terugtocht via de Hunze naar de stad Groningen, waar de turf werd ver kocht. De venen te Kropswolde werden al in de veer tiende en vijftiende eeuw afgegraven door de Groninger burgers. Na verloop van tijd hebben zich daar perma nent enkele veenarbeiders gevestigd. De provincie werd eigenaar van het veen nabij Krops wolde en Hoogezand-Sappemeer door het in 1595 te kopen van een klooster. Met het doel dit gebied te gaan vervenen, gaf de provincie Groningen deze venen in pacht aan enkele rijke Utrechtenaren verenigd in een compagnie. De stad Groningen kocht in 1616 de rech ten van de compagnie over, waardoor de stad eigenaar van deze venen is geworden. Daarnaast kocht de stad in 1627 van de provincie ook nog enkele stukken veen te Kolham, Gaarveen, Westerbroek, de Waterhuizen en Wolfsbergen. Een betere waterbeheersing en betere wegen voor de afvoer van de afgegraven turf waren al gauw van be lang. Op niet al te grote afstand van de stad Groningen lag in zuidoostelijke richting het Sappemeer, een na tuurlijke waterplas van allure. Deze watermassa heeft allicht zijn invloed gehad op zijn omgeving, vooral op het vochtgehalte van het veen. De stad Groningen be gon een kanaal te graven lijnrecht in de richting van het Sappemeer. Door gebruik te maken van het natuurlijke hoogteverloop van de bodem, tapte men het Sappe meer eenvoudig af, waardoor het veen rondom ge schikt werd voor ontginning. De stad wist de vervening te bevorderen door complexen veen te verpachten aan gegadigden, waarbij de nodige voorwaarden werden gesteld. Ter plaatse ontstond toen ook de veenkolonie Sappemeer. Nadat een kanaal was gegraven om het Sappemeer leeg te laten lopen, is de stad ook begonnen een kanaal te graven in de richting Winschoten (het Winschoter- diep). Geruime tijd voordat het kanaal tot aan Winscho ten was voltooid, had de stad belangstelling getoond voor de venen van de ,,Hollandsche Friezen". In 1599 hadden namelijk vier Friezen onder leiding van Feico Clock 101 lotten veen tussen de Pekel Aa en Winscho ten aangekocht van de eigenerfden te Winschoten. Na dat ze de Pekel Aa hadden uitgediept en gekanaliseerd, zijn ze met de vervening van het gebied begonnen. Door het kanaliseren van de Pekel Aa ontstond een bruikbare vaarweg voor de afvoer van turf. Langs de Pekel Aa ontstonden toen ook de dorpen Oude en Nieu we Pekela. Het scheen Feico Clock aanvankelijk nogal voor de wind te gaan, maar hij heeft het toch niet kunnen bol werken tegen de macht van de stad Groningen. Clock voerde ettelijke scheepsladingen turf af via het Od- ambt, zonder dat de stad (die van elke vracht doorge voerde turf tol inde) er iets van kon meepikken. In die tijd wist de stad haar invloedssfeer in het gebied belangrijk uit te breiden door het in bezit krijgen van het Westerwolde. De stad heeft toen de afvoer van turf verboden, waardoor Clock geen turf meer kon ver kopen. Het gevolg was, dat Clock in financiële moeilijk heden geraakte en in 1635 kocht de stad al 58 van de 101 lotten veen, die Clock langs de Pekel Aa bezat. In de jaren daarna vonden regelmatig transacties plaats tussen Clock en de stad, totdat de stad al het veen van Clock in handen had. Het veen langs de Pekel Aa werd toen onder bijna dezelfde voorwaarden ter ontginning uitgegeven als de venen te Sappemeer. Het Westerwolde stond sinds 1316 onder bescherming van de bisschop van Munster; de stad Groningen had geen enkele invloed op het gebied, in tegenstelling tot de rest van de provincie. De bisschop van Munster zag hoe langer hoe minder nut in het bezit van het Westerwolde en in 1617 ver kocht hij de streek voor de somma van f 125 000,— aan de Amsterdamse koopman Willem van Hove. Deze koopman verkocht twee jaar later zijn bezit weer aan de stad Groningen voor het bedrag van f 140 300, Nadat de stad in 1648 nog enige venen bij Pekela had aangekocht, bedaarde de „veenhonger" van de stad enigszins. Men had de aandacht nu meer bij het ver pachten van veen aan gegadigden, die het veen gingen afgraven om het in cultuur te brengen. De stad moest wegen en kanalen aanleggen naar de nieuwe dorpen, l*- In de veenkoloniën komt een aantal waardevolle natuurterreinen voor. NGT GEODESIA 88 495

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 7