beurtveren oprichten en regelingen treffen om accijns
op turf te ontvangen, zodat de turf uit stadsveen een
vrijer vervoer had dan de turf uit de venen die niet in het
bezit waren van de stad. Contracten werden afgesloten
met andere veeneigenaren om turf af te voeren door
stads wateren.
In 1608 verkoopt het karspel Zuidbroek aan de stad
Groningen de zogenaamde „gemeene venen". Deze
venen werden pas in de achttiende eeuw ontgonnen en
ze staan bekend als „de bovendiepster plaatsen te
Boven-Wildervank". Het karspel Zuidbroek verkocht
eveneens venen aan enkele particulieren. Deze hebben
de venen in cultuur gebracht en de stad Groningen
heeft er geen eigendomsrechten op kunnen krijgen.
Slechts als Heer van het Wold-Oldambt heeft de stad
zich daar publiekrechtelijk met de vervening en ont
ginning bemoeid.
Aan het eind van de achttiende eeuw besloot de stad
Groningen een kanaal te graven evenwijdig aan de
grens met Drenthe door de Pekelder en Westerwolde
venen tot aan het voormalige klooster in Ter Apel. De
venen die in het bezit waren van de stad, zijn op ver
schillende tijdstippen ter vergraving en ontginning uit
gegeven aan enkele personen of aan enkele personen
gezamenlijk (compagnieën). De stad ging met die per
sonen contracten aan volgens van tevoren vastgestelde
„condities van verhuring".
Bij de verhuring van de Pekelder venen ging men anders
te werk. In 1635 verkocht Feico Clock een groot stuk
veen aan de stad, dat hij zelf in huur behield. Hij mocht
zelf de venen weer aan anderen onderverhuren. Pas in
1651 verhuurde de stad voor het eerst zonder tussen
komst van Clock een gedeelte van de venen op voor
waarden die overeenkwamen met condities van 1628.
De verhuurcondities van 1628 (voor Sappemeer en
Foxhol) betroffen o.a.:
Artikel 8
De stadsmeiers moeten binnen twee jaar een huis zet
ten op het door hen gehuurde veen.
Artikel 10
Als huur voor het veen geldt: de meier moet een kwart
van de zwarte en een deel van de „grijmank" turf aan
de stad schenken.
Artikel 14-18
Wanneer een grasland 0,5 ha of meer) voor de eer
ste keer wordt ingezaaid, zal dit bij de rentmeester van
de stadsvenen moeten worden ingeboekt, terwijl
vruchten dan verbeurd worden verklaard. Na de aan
gifte geniet de meier acht vrije huurjaren voor de perce
len „in het meer" en tien vrije huurjaren in het hoog
veengebied. Na het verstrijken van de vrije huurjaren
moet het land worden verhuurd op jaarmalen, waarbij
de oude huurder een soort voorkeursrecht bezit na het
verstrijken van het jaar.
Artikel 17
Bij „versterf" zal het recht blijven bij de meier zijn ach
tergebleven echtgenoot of bij de wettige erfgenamen,
terwijl ze bij hun leven het recht geheel of gedeeltelijk
mogen overdragen aan hun kinderen of vermoedelijke
erfgenamen. Voor deze overgang is geen geschenk ver
schuldigd aan de stad Groningen.
Artikel 18
Van andere overdrachten (tussen niet-familieleden of
erfgenamen) moet een redelijke recognitie worden ge
geven; de 20e of 30e penning van de verkoopsom (5
of 31/3%).
Artikel 22
In elk meierhuis moet elk jaar een gulden worden be
taald voor het onderhoud van een schoolmeester.
Eigenschappen van het stadsmeierrecht
Het stadsmeierrecht is vast en onopzegbaar
De condities van 1628 bevatten uitgebreide voorschrif
ten voor de turfgraverij, omdat dit voor de stad het be
langrijkste was. De verhuur van de „toegemaakte"
gronden is minder duidelijk omschreven. De drie belang
rijkste punten waren:
1Een redelijke huur moet worden betaald, afhankelijk
van de omstandigheden.
2. De in cultuur gebrachte gronden zullen op jaarmalen
worden verhuurd.
3. Na het verstrijken van een jaarmaal heeft de oude
huurder een soort voorkeursrecht.
Een paar jaar na het begin van de ontginning werd de
grond al voor zes jaren verhuurd en in 1657 al voor
twaalf jaar. In 1669 zou deze laatste verhuring afgelo
pen zijn en de meier zou opnieuw moeten inhuren. Deze
inhuring heeft echter nooit plaatsgevonden en sinds die
tijd heeft het voorschrift, dat op jaarmalen zou worden
verhuurd, nooit meer gewerkt. Men moet er hier reke
ning mee houden, dat in die tijd (zeventiende eeuw) het
gewoonterecht even hoog werd aangeschreven als het
geschreven recht, waardoor de voorschriften van de
condities door de in de praktijk gevolgde toepassingen
werden verdrongen.
Hieruit blijkt, dat de oorspronkelijke verhuur „op zekere
jaarmalen" plaats heeft gemaakt voor een vaste onop
zegbare huur.
Bij versterf ging het stadsmeierrecht over op de echtgenote of de
kinderen.
496
Het stadsmeierrecht is onroerend
Het recht van de stadsmeier werd in de Groninger veen
koloniën beheerst door het Ommelander en het Old-
ambtster landrecht. Volgens beide landrechten moes
ten de rechters rechtspreken naar het landrecht en de
oude gewoonten.
Volgens beide rechten werden de huizen van de veen
koloniale meiers als onroerend beschouwd. Het huren
van land voor langere tijd (langer dan negen jaar) werd
ook door beide landrechten als onroerend beschouwd.
Deze huren waren van kracht, wanneer ze bij zegel en
brief werden opgemaakt, of wanneer binnen een jaar na
het aangaan van de huurovereenkomst verzegeling
plaatsvond.
NGT GEODESIA 88