"r jaar. VS- 4 ^7 Bij de indirecte weg dienen de platen star verondersteld te worden, zodat zij als deel van een bolschil mogen wor den beschouwd. De achttiende eeuwse wiskundige Euler heeft afgeleid, dat de verschuiving van een bolschil of een gedeelte daarvan over een bol, volledig wordt ge karakteriseerd door de hoekverdraaiing u> om een rotatie- as (fig. 3). Drie parameters coördinaten pool (cp0, A0) en rotatie (w) zijn dus voldoende voor de beschrijving van de verschuiving. Geeft a> de absolute hoekverdraai ing aan, dan kan voor elk punt op de plaat, gegeven in plaatcoördinaten (A, A) waarbij A de sferische afstand tot de pool, de absolute plaatsnelheid Vabs worden bepaald: Vabs (A, A) co R sin A met R de gemiddelde straal van de aarde; co heeft de dimensie rad/jaar en Vabs de dimensie cm/ De beschouwingswijze is sterk geïdealiseerd, want strikt genomen zijn de platen elastisch. Men hoeft alleen maar te denken aan de reusachtige vervormingen aan de sub- ductionerende plaatranden. Om tot modellering te ko men, is de aanname echter gerechtvaardigd. De geologische en tektonische verschijnselen die worden gebruikt voor de modellering, bestaan onder andere uit ouderdom van oceaanbodems en vulkaanketens en uit de richting van transformbreuken en vulkaanketens. Om deze relatieve of lokale verplaatsingen vast te leggen in een absoluut of wereldwijd referentiestelsel zijn, zoals bekend, vaste punten nodig. Deze worden gevonden in hotspots (warmtehaarden). Dit zijn kleine gebieden waar materiaal vanuit de diepe aarde de lithosfeer penetreert en aan de oppervlakte komt, niet zelden in de vorm van vulkanen. IJsland, Hawaii en Yellowstone zijn bekende voorbeelden. De hot spots zijn onregelmatig, maar niet onsystematisch over het aardoppervlak verdeeld (fig. 4). Met name Afrika, dat zich bevindt op de vroegere positie van Pangea, heeft veel hot spots. Hoewel men over hun oorsprong in het duister tast, wordt het gebruik ervan als vaste punten gerechtvaardigd door de Witson-Morgan hypothese. Deze hypothese stelt dat de wortel van de hot spot ligt verankerd in het diepe in wendige van de aarde. Hij ligt vast ten opzichte van zowel de stromingen in de mantel als de plaatbewegingen. Zij verklaren vulkaanketens als de Hawaiirug en de Empe- rorketen. De ketens ontstaan door het schuiven van de platen over de hot spots (fig. 5). De actieve vulkaan geeft de huidige positie van de hot spot, de keten de bewe gingsrichting van de plaat; de ouderdom te zamen met de afstand levert een maat voor de plaatsnelheid. Wanneer elke plaat voorzien zou zijn van deze tektonisch vaste punten, dan zou uit de lokale direct de absolute ver plaatsing volgen. Er zijn echter platen zonder hot spots. extinct extinct active Fig. 4. De stippen geven de verspreiding van hot spots (warmte haarden) aan. Zij vormen de enige vaste punten binnen de dynamiek van de platenbeweging. Zij worden gebruikt om uit geologische gegevens absolute plaatverschuivingen te berekenen. 566 ''kif f'.' moving direction (Of the plate Fig. 5. Door de verschuiving van de plaat over een hot spot ontstaat een keten van uitgebluste vulkanen, die een wegwijzer vormt van de platenbeweging. Daarom dienen de platen onderling te worden gerela teerd. Dit gebeurt met de stroken remanent magnetisme aan weerszijden van oceanische ruggen. De ruggen liggen niet vast, maar wel is de relatieve spreidingssnel heid van beide platen gelijk. Dit volgt uit het feit dat cor responderende stroken dezelfde afstand tot de rug heb ben (fig. 2). Daar men de huidige platenbewegingen wil modelleren, zou men het liefst recent gegevensmateriaal willen benutten, maar de aarde schrijft haar historie uiterst langzaam. Men ontkomt er daarom niet aan om miljoenen jaren van geologische geschiedenis in de be schouwing mee te nemen. Minster e.a. [1974] gebruiken de magnetische anomalieën tot ongeveer 10 miljoen jaar terug en Minster en Jordan [1978] tot ongeveer 3 miljoen jaar. Voor de hot spots wordt noodgedwongen terugge grepen tot 10 miljoen jaar. Hoewel de verplaatsingen meestal worden aangegeven in cm/jaar, is er geen sprake van dat de platen zich met een eenparige snelheid voortbewegen. De verplaatsing is veeleer schoksgewijs. Door de inwendige krachten wordt druk opgebouwd. Bezwijkt de lithosfeer hieronder, dan verschuift zij decimeters, wat gepaard gaat met aard bevingen. Daarna kan het weer vele jaren rustig zijn. De snelheid varieert van millimeters tot enkele centi meters per jaar voor continentale platen en loopt op tot maximaal 8 cm/jaar voor de oceanische platen (fig. 6). Daar deze getallen zijn voortgekomen uit een middeling over miljoenen jaren, zijn zij niet zonder meer vergelijk baar met recente geodetische metingen van de verschui vingen. Geoïde en convectie Thermische convectie in de aardmantel vormt het aan drijfmechanisme van de platenbeweging. Convectie is de meest efficiënte wijze van warmtetransport in een vloei stof of gas. Mantelmateriaal heeft een dusdanige viscosi teit (stroperigheid) dat het zich op korte termijn als een vaste stof gedraagt, maar over miljoenen jaren als een vloeistof. Daar het de mens alleen in science fiction-verhalen is ge gund om een kijkje in de aarde te nemen, moet hij, om de aard van de convectie te achterhalen, noodgedwongen volstaan met waarnemingen verricht op en nabij het aard oppervlak. Uit interpretatie van seismische waarnemingen is een algemene indruk over de inwendige bouw van de aarde verkregen. In combinatie met het zwaartekrachtsveld, dat de afgelopen kwart eeuw door satellietwaarnemingen vrij gedetailleerd is bepaald, kan deze kennis verder worden verfijnd. Bij de interpretatie ervan staat men voor het pro bleem dat de massaverdelingen in de aarde weliswaar eenduidig het zwaartekrachtsveld op en boven het aard oppervlak bepalen, maar dat het omgekeerde niet het NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 22