-a Bestuur Stichting onderh <5- 1feé sEv w gereikt. Tevens is een zogeheten Parallel Platform in het leven ge roepen, waarin naast de VNG 29 bedrijven zitting hebben. Door deze bedrijven was tijdens de studiedag een vastgoedmarkt ge organiseerd. Het middelpunt van de dag werd echter gevormd door de onderstaande serie voordrachten en lezingen na de opening door de dagvoorzitter Van der Doef. Minister drs. E. H. T. M. Nijpels (Ministerie van VROM) hield als eerste een lezing. (detail: het verhaal van de minister was als enige van de op die dag uitgereikte papieren gedrukt op kringlooppapier; wat te verwachten is van een Ministerie als VROM). De minister sprak in de inleiding van zijn betoog over de noodzaak van vastgoedinformatie en over de samenwerking van de betrokken partijen bij de informatievoorziening. Iedere organisatie, dus ook het Kadaster, heeft voor haar primaire functie deze informatie nodig. Hij zei verder, dat hij als coördinerend bewindsman ook de ontwikkeling bij de gemeenten met belangstelling volgt. Het was alleen jammer, dat hij hieraan in het vervolg van zijn verhaal geen nadere uitwerking gaf. Wel sprak hij over de ontwikkelingen die de RAVI al had ge schetst in haar rapporten. Het werd dan ook duidelijk, dat de minister of zijn adviserende ambtenaren deze rapporten goed hadden bestudeerd. Uit de eerste rapportage over basisregistraties (over woonverblijven) worden de aanbevelingen overgenomen. Deze hou den in: vaststellen van een beperkte set basisgegevens; aanwijzen wie welke gegevens verzamelt; regels om te komen tot samenvoegen van de gegevens. Daarbij wordt uitgegaan van de bestaande situatie, waardoor wordt bereikt dat de lokale overheid inzage krijgt in 's rijks gegevens en dat de landelijke overheid inzicht krijgt in de diverse lokale systemen en die met elkaar kan vergelijken. Ook de GBKN werd door minister Nijpels genoemd: die moet digitaal zijn en in het standaarduitwisselingsformaat SUF-2 (maar dat wisten u en ik al!). Het beleid van de minister is erop gericht (en dat is nieuw!) om in het jaar 2000 de GBKN voor het hele land klaar te heb ben, daar waar nog geen grootschalige basiskaart (geen GBKN zijn de vul ik dan maar aan) aanwezig is. Er werd ook nog iets rechtgezet: het misverstand ten aanzien van de wet WOG (Waardebepaling Onroerend Goed). Het Kadaster biedt haar diensten aan bij de registratie van het waardegegeven, maar verzorgt niet de waardebepaling, de taxatie van het onroerend goed. In vogelvlucht vermeld ik nog even de andere zaken die aan de orde kwamen: nog in 1989 zal, naar verwachting, de Eerste Kamer de ontwerp- Kadasterwet behandelen: de RAVI krijgt dan een wettelijke ba sis. Tevens wordt de Raad uitgebreid van 15 naar 21 leden en krijgt zij een andere samenstelling: een derde Rijk, een derde ge meenten, provincie, waterschappen en nutsbedrijven, en een derde maatschappelijke organisaties en externe deskundigen; registratie van kabels en leidingen gaat niet door het Kadaster gebeuren; er komen meer regionale en provinciale KLIC's; vier voorwaarden worden genoemd waaraan basisregistraties moeten voldoen: 1Overeenstemming bij de definitie welke gegevens in zo'n re gistratie thuishoren. 2. De leveranciers en gebruikers moeten er klaar voor zijn, met andere woorden: de eigen registratie moet ook zijn geauto matiseerd. 3. Er moeten netwerken komen voor uitwisseling van de ge gevens. 4. De basisgegevens moeten op één punt samenkomen: het Kadaster. Het is duidelijk, dat juist dit laatste punt wrijving zal opleveren tussen de bestuurslagen. Tot zover de bijdrage van de minister van VROM. Het zal u niet ver bazen, dat ik bij zijn lezing uitvoerig heb stilgestaan. Langer dan bij de volgende sprekers het geval zal zijn. De toekomstige regelgeving komt immers van zijn ministerie en het is van het grootste belang te bekijken welke gevolgen die zal hebben voor met name de gemeen ten. Het eerder genoemde eindrapport van de VNG had in feite een aantal jaren eerder moeten verschijnen, als een soort tegenhanger van de rapporten van de voorlopige RAVI. Wellicht was de besluitvor ming dan evenwichtiger uitgevallen voor de gemeenten. J. C. Th. van der Doef (burgemeester van Vlissingen) beklemtoonde in zijn bijdrage het belang van de discussie over de verdeling van de taken en bevoegdheden tussen de bestuurslagen. Als voorbeeld noemde hij het RAVI-rapport nummer 5 (over woonverblijven) waarbij het Kadaster een coördinerende taak krijgt, terwijl de noodzaak niet eens is aangetoond om tot deze basisregistratie te komen. Maar goed, nu het advies toch door de minister is overgenomen, moet ter dege worden bekeken wie de gegevens in het systeem inbrengt en bijhoudt, en wie de kosten gaat dragen. NGT GEODESIA 89 85 Bewonersorganisaties prese* e "-v.v rd*> °Off At ve/L.Ai Als ander voorbeeld noemt Van der Doef de ontwerp-Kadasterwet; daarin worden bijna als terloops een aantal zaken geregeld ten aan zien van de vastgoedregistratie. Niet goed dus! Ook het omstreden artikel 5a noemt hij, maar dat is gelukkig uit het ontwerp geschrapt. Verder ging hij in op een aantal zaken die nog volop in discussie zijn, zoals het gemeentekadaster, de basisregistraties woon- en niet- woonverblijven en de WOG. In feite zijn dit voor ingewijden over bekende zaken, waarvan ik in de pauzes iemand hoorde verzuchten: ik hoor al drie jaar hetzelfde. Van der Doef eindigde zijn verhaal met de zes „spelregels" die zijn collega Wierenga (burgemeester van Enschede) op een IBA- conferentie had geformuleerd. Weliswaar ging het daar over inter- bestuurlijke informatievoorziening, maar het past ook bij vastgoed informatie. De spelregels zijn: 1Binnen het openbaar bestuur vindt het informatiebeheer over ge gevens in beginsel zo laag mogelijk in de bestuurskolom plaats, dus bij de gemeenten. 2. Gemeenten verstrekken alleen informatie aan derden op wettelij ke titel. 3. Gemeenten zijn een afzonderlijk informatiedomein. Interbestuur- lijke informatiesystemen houden dus op aan de grens van de ge meentelijke organisatie. 4. Voorstellen betreffende interbestuurlijke informatievoorziening moeten tijdig centraal bij BiZa en, al dan niet via BiZa, bij de VNG worden aangemeld. 5. Voor de kostenverrekening wordt uitgegaan van de voorstellen in het BOCO-rapport „Op waarde geschat". 6. Bij het gebruik van datacommunicatie voor de informatievoorzie ning tussen departementen en gemeenten wordt uitgegaan van een beperkt aantal, wel omschreven standaarden. J. M. Timmermans is Wethouder van Financiën in Nijmegen en het mag dan als vanzelfsprekend worden beschouwd dat hij in zijn ver haal iets over kosten vertelde. Dit haal ik er even uit: beheerpakket- ten voor wegen en groen kosten aan aanschaf van hard- en software ver onder de 100 000 gulden; het inventariseren van de gegevens kost echter tonnen. Iets om over na te denken als je weer op zo'n overvloedige vastgoedmarkt komt, dacht ik. In het vervolg van zijn verhaal beschrijft hij het GFO en de beide plat formen van de VNG; deze zaken zijn zo belangrijk voor gemeenten, dat ik dit gedeelte in zijn geheel van hem overneem: „De VNG draagt de filosofie van de gemeentelijke basisregistraties uit. Een filosofie waarin wordt uitgegaan van de mogelijkheid op di verse plaatsen in de organisatie één en hetzelfde gegeven te kunnen gebruiken. Verder werpt de VNG GFO's (Gemeentelijke Functionele Ontwerpen) in de strijd als instrument voor het formuleren van de mi-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 29