Een aanzet tot een geografische informatietheorie door prof. dr. ir. M. Molenaar, vakgroep Landmeetkunde en Teledetectie, Landbouw universiteit Wageningen. SUMMARY Five central questions for a geoinformation theory The paper gives a short review of the history of the development of geoinformation systems: a survey of the main application fields of geoinformation, the function of this information in these fields and a descrip tion of the main characteristics of the geoinformation flow. They set the environment in which a geoinforma tion theory should work. Then a discussion follows of the topics such a theory should deal with. This discussion leads to a formu lation of five central questions for the development of a geoinformation theory. 1. Inleiding We bevinden ons in een boeiende periode, waarin een groot aantal beroepsvelden op het gebied van de ruimte lijke informatievoorziening ingrijpende veranderingen on dergaat. Vanuit meerdere disciplines houdt men zich bezig met het verkennen en ontwikkelen van de gebruiksmogelijk heden van geografische informatiesystemen. Net als andere sectoren in de samenleving ontdekt ook de kar- teersector steeds meer mogelijkheden die de moderne in formatica biedt. De informatica heeft ondertussen een aantal ontwikke lingsstadia doorlopen. In het begin werden voornamelijk de algoritmische mogelijkheden van computers gebruikt. Het feit echter dat omvangrijke algoritmen vragen om een grote toevoer van gegevens en leiden tot een omvang rijke uitvoer van gegevens, leidde ertoe dat men metho den ging ontwikkelen voor het hanteren van grote ge gevensstromen. Het verrichten van administratieve han delingen, zoals opslag en opvragen van gegevens met behulp van computers, werd een zelfstandig veld van onderzoek, waarvan de resultaten bijna overal in de samenleving toepassing vinden. Het lijkt gerechtvaardigd deze ontwikkeling als kenmerkend te beschouwen voor de tweede fase in de ontwikkeling van de informatica. Thans zitten we in een overgangsperiode tussen deze tweede en een derde fase, waarin men probeert typisch menselijk geachte denkprocessen door machines te laten uitvoeren. Daarbij worden feiten of gegevens op onder linge relatie onderzocht en probeert men daaruit gevolg trekkingen te maken. Dit veld van onderzoek wordt aan geduid met de term „kunstmatige intelligentie". Het gaat om een nieuwe discipline met vele vraagtekens en het is bij lange na nog niet duidelijk wat men ervan mag ver wachten. Toch heeft het onderzoek al enkele technieken geleverd om bepaalde facetten van de menselijke kennis zo te formuleren, dat die door machines kunnen worden gehanteerd. Op het terrein van de geografische informatiesystemen is men al ver gevorderd in het gebruik van de mogelijk heden die de eerste twee fasen van de ontwikkeling van de informatica bieden. Voor een groot aantal toepassin gen zijn systemen ontwikkeld, waarin ruimtelijke informa tie is opgeslagen. Met dergelijke systemen kan die infor matie worden bewerkt en via grafische displays zichtbaar gemaakt. De ontwikkelde systemen worden meestal gericht inge zet, in een bepaald toepassingsveld. Daardoor worden in die systemen beperkingen aangebracht waarvan men zich niet altijd bewust is en waarvan men zeker niet altijd de consequenties overziet. Deze beperkingen komen echter hard aan de oppervlakte wanneer gegevens of kennis moeten worden overgedragen van het ene toe passingsveld naar het andere. Problemen ten aanzien van de ruimte om ons heen zijn meestal complex van aard en vragen om een integratie van kennis uit meerdere disciplines. Deze behoefte aan integratie en het feit dat we gedwongen worden boven de gegevens uit te groeien naar het niveau van kennis, dwingt ons tot een bezinning op de aard en inzet van geo grafische informatie (Gl-)systemen. In dit verband heeft „kennis" betrekking op de verwerkte gegevens met de daartussen geldende betrekkingen en de voorschriften volgens welke uit deze gegevens en betrekkingen nieuwe gegevens en betrekkingen kunnen worden afgeleid. De vraag rijst of het mogelijk is een theorie te ontwikkelen waarmee het gebied van de Gl-verwerking beter kan wor den gestructureerd. Al in 1985- 1986 was dit een onder werp van discussie in de toenmalige SPIN-GIS groep. Deze discussie mondde uit in een rapport waarin onder zoeksvelden op het gebied van de geografische informa tieverwerking in kaart werden gebracht [3]. Al eerder was in Nederland een verkenning verschenen met een onder zoeksprogramma op het gebied van een vastgoedregi stratie [1]. In het buitenland zijn vele voorbeelden van voorstellen voor onderzoeksprogramma's op het gebied van GIS, zoals [2], [4], Het valt echter op dat in de meeste voorgestelde programma's praktische, toepassingsge richte vragen en meer fundamentele theoretische vragen door elkaar staan. Ook in de proceedings van internatio nale congressen, zoals die van de ISPRS, ICA en FIG, worden de verschillende typen vragen niet altijd goed uit elkaar gehouden. Een goede uitzondering daarop vor men de Proceedings van de „International Symposia on Spatial data handling", zie bijvoorbeeld [5a, b, cj. Daarin komen theoretische vragen op het gebied van de geo grafische gegevensverwerking nadrukkelijk aan de orde, maar ook daar is het raamwerk waarbinnen wordt ge werkt niet altijd duidelijk. In een speciale bijeenkomst van de Rijkscommissie voor Geodesie op 1 september 1988 is een uitgebreide discus sie geweest over de behoefte om tot de formulering van een goed theoretisch raamwerk voor geografische infor matieverwerking te komen. Het ligt in de bedoeling een subcommissie van de Rijkscommissie met dit onderwerp te belasten. De precieze taakstelling van deze commissie 58 NGT GEODESIA 89

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 2