nimale eisen die aan gemeentelijke informatiesystemen kunnen wor den gesteld. Vanuit het bovenstaande is de vastgoedinformatievoorziening, naast bijvoorbeeld de persoonsinformatievoorziening, een punt van aan dacht. Als basisregistratie en als terrein waarop dus GFO's kunnen worden ontwikkeld. Ten einde deze ontwikkelingen op vastgoedgebied binnen de VNG onder te brengen, is het Platform voor vastgoedinformatie opgericht. In het voorjaar zijn wij hiermee van start gegaan. Dit Platform kent een gemeentelijk deel onder voorzitterschap van collega Van der Doef, waarin gemeentelijke materiedeskundigen participeren en waarin ikzelf ook deelneem. Een van de bijzondere ontwikkelingen op dit terrein dat ons vandaag samenbrengt, is dat nogal wat onder nemingen zich hierop hebben gestort. Van de kant van deze aanbie ders in de markt zou een chaotisch aanbod op gemeenten af kunnen komen en om eerlijk te zijn ook van de kant van de gemeenten is niet altijd duidelijk wat wij willen. Sprekend over een structurering van de vastgoedinformatievoorziening ligt er in dezen een zeker gemeen schappelijk belang voor zowel gemeenten als het bedrijfsleven. Om deze reden is naast het gemeentelijk deel van het Platform een paral lel deel in het leven geroepen waarin de relevante partijen uit het be drijfsleven participeren en dat zijn nu 29 partijen. Binnen deze plat formconstructie kan de GFO-ontwikkeling verder ter hand worden genomen, met een inbreng van zowel gemeenten als het bedrijfs leven. Voor deze naar de inhoud van de zaak, maar ook naar de unieke samenwerking die wij zoeken, innovatieve operatie stelt het Ministerie van Economische Zaken in principe subsidies be schikbaar. Het concept dat wij vandaag uitdragen, is een produkt van het Plat form. In beide geledingen van het Platform is het uitgebreid onder werp van discussie geweest en over de inhoud hebben wij elkaar kunnen vinden. Een allereerste versie van dit verhaal is voortge vloeid uit een werkgroep die door de VNG werd voorgezeten en waarin verder vanuit het bedrijfsleven participeerden CMG, DHV, L T en Oranjewoud." Na de pauze kwamen de wetenschappers aan het woord, twee hoog leraren die elk vanuit hun eigen standpunt de vastgoedinformatie be lichtten. Overigens maken zij beiden deel uit van een circuit van we tenschappers, die stad en land afreizen om hun kennis aan anderen over te brengen. Samen met anderen, zoals Bemelmans, Nielen, Herschberg (hoogleraren) en Kok, Brussaard, Tas en Van der Doef (bestuurders of in dienst van bestuurders) worden spreekbeurten ge houden en interviews afgegeven om automatiserend Nederland een spiegel voor te houden. In zijn voordracht ging prof. dr. drs. T. Huppes (RU Groningen) in op de overheidsautomatisering, waarbij hij gelukkig niet schuwde de vele doodlopende paden en verkeerde afslagen te noemen. Hij waar schuwde onder meer de VNG met haar GFO-filosofie .eigenlijk is het daar nog te vroeg voorvoor al te overdreven verwachtin gen ten aanzien van de bereidwilligheid (bij gemeenten) om strakke voorschriften na te volgen. Overigens is de door Huppes besproken materie, zeker in combina tie met het VNG-concept, voldoende aanleiding om in een van de ko mende nummers van NGT Geodesia aandacht te geven. In het kader van dit verslag zou dit te ver voeren. In vervolg op wat ik daarnet schreef over het reizend circus van hooggeleerden: dit geldt in het bijzonder voor prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts (TU Delft). Hij was de week tevoren nog te gast op de stu diedag GBKN van het NGL en of het daar nu aan ligt of aan het sle pende karakter van de besluitvorming op het gebied van vastgoed, het lijkt alsof er ook bij hem een materiemoeheid optreedt. De kernpunten van zijn verhaal waren helder: vastgoedinformatie voorziening is evenzeer een bestuursinstrument als wetgeving, orga nisatie en planning, financiering, research en onderwijs. Hij noemt verder de sterke verwevenheid ervan met elk van die andere instru menten. Wat niet helder wordt, is wat een beleidsmaker in gemeen teland nu het eerst moet gaan doen, of nog even afwachten, en met wie: een eigen leverancier kiezen uit het overvloedige aanbod, of samen met buurgemeenten iets op regionaal niveau opzetten. Dat brengt mij op het laatste deel van dit verslag, want natuurlijk kan de onzekerheid niet op iemand of zelfs grote groepen iemanden worden geschoven. Tot slot Na dit inhoudelijke commentaar op de lezingen en voordrachten, wil ik toch nog iets zeggen over wat de markt ons te bieden had. Op enkele na waren alle deelnemers aan het Parallel Platform met een stand aanwezig, al dan niet gezamenlijk (zoals Oranjewoud en L T) of gegroepeerd rondom een fenomeen (Clovis). Aan een aantal ver tegenwoordigers stelde ik de vraag: „Als ik als ambtelijk manager op de hoogte ben van wat ik wil, weet wannéér ik het wil en mijn budget ken, bij wie moet ik dan mijn boodschappen doen?". Er was er niet één die zei: „Bij ons, want wij hebben de beste waar tegen een rede lijke prijs!". Er werd onmiddellijk ingegaan op de kwaliteit van het denkwerk achter de modulaire opzet en de gefaseerde opbouw langs (ik schreef het al een jaar eerder!) het dynamisch groeipad. Nu is het opzetten van een vastgoedinformatiesysteem natuurlijk niet hele maal te vergelijken met een wekelijkse gang naar de supermarkt, maar ook in mijn woonplaats van middelgrote omvang hoef ik niet te kiezen uit negenentwintig kruideniers. Peter Miete NGL RAYONBIJEENKOMST TE ARNHEM OP 15 DECEMBER 1988 In de kantine van het Heidemijgebouw in Arnhem, welke overigens slechts matig bezet was, werden we verwelkomd door Hans Herlaar, lid van de rayoncommissie van het NGL. De matige opkomst zou ons echter wel de gelegenheid geven zelf achter de knoppen van de apparatuur te gaan plaatsnemen, zo werd ons beloofd. Het voorwoord werd gegeven door ir. drs. H. A. L. Dekker, nauw be trokken bij alle facetten van vastgoedinformatie. Dat ook het Domesday-project hierin thuishoort, wist hij in helder betoog uiteen te zetten. Daarbij begon hij door allereerst een definitie van vastgoed te geven. Onder vastgoed verstaan we: alle elementen met een vaste plaats ten opzichte van het aardoppervlak. Zijns inziens is het begrip onroerend goed namelijk te „eng" en het begrip registergoed te „ruim". Zoals Dekker zelf al aangaf en wat velen onder ons reeds vermoed den, zou hij toch een aantal malen bijbelse teksten aanhalen ter ver duidelijking van zijn ideeën. Het is in die zin verbazingwekkend om aan te horen, hoe hij allerlei zaken met elkaar in verband brengt. Of schoon ik hier niet in alle zaken met hem mee kan gaan, heb ik er wel alle respect voor. Dekker gaf aan, dat gegevens moeten worden bewerkt voordat het informatie wordt. Daarbij kan men attributen aan gegevens toevoe gen. Dit toevoegen kan in analoge of digitale vorm geschieden. Pro bleem bij het toevoegen van attributen is, dat dit niet in een 1 1 rela tie kan. We hebben daarvoor een taal nodig. Om zaken als deze in goede banen te leiden, zijn externe ontwikkelingen met betrekking tot vastgoedinformatie van essentieel belang. Denk hierbij aan RAVI, AKR, LKI, GBKN, PAP, GFO, milieumaatregelen en privacy bescherming. Al deze ontwikkelingen dragen bij tot de vorming van deze „taal". Ofschoon de vertoonde dia's van de krottenwijken en wolkenkrab bers het tegengestelde deden vermoeden, stelde Dekker vast dat grond een gemeenschappelijk bezit is. Via een geschiedkundige uit eenzetting leidde hij ons binnen in het jaar 1086, het jaar waarin het Domesday Book tot stand kwam. Het boek was een eerste inventari satie van vastgoed in Engeland. Het is dan ook niet onlogisch dat het project waarbij een inventarisatie van het Engeland in de jaren '80 geschiedt (precies 900 jaar later), vernoemd is naar dit boek. Hierna nam J. P. Uitenbogaart van de stichting NIAM (Nederlands Instituut voor Audio-visuele Media) het initiatief over om wat meer in houdelijk in te gaan op het Domesday-project. Wat was het doel van het Domesday-project? Men wilde een gege vensbestand aanleggen van de Britse samenleving in de jaren '80. Dit zou dan moeten geschieden op de meest geavanceerde gege vensdrager die ter beschikking stond: de beeldplaat. De daarbij be horende configuratie werd ontwikkeld door Philips (laservision), de BBC en het Britse Ministerie van Handel Industrie. Het gegevensbestand is vastgelegd op twee beeldplaten, de national disc en de community disc, elk met een ontzaglijke hoeveelheid in formatie. Op de community disc staan de gegevens die verzameld zijn door zo'n 14 000 basisscholen. Elke school mocht over zijn eigen gebied 20 pagina's informatie aandragen en dia's maken. Zelfs huismoeders werden bij de verwezenlijking van het project in geschakeld. Zij vertrokken met de camera in de boodschappentas op bromfiets de natuur in om zodoende informatie over de omgeving te verzamelen. Op deze wijze werden ook de volwassenen door de kin deren wegwijs gemaakt op de Acor-computer (ook wel BBC ge naamd), want alle informatie moest worden gecodeerd en vastgelegd op floppy's. Uitgezonderd de informatie die militaire gegevens bevat te, is dit alles ongewijzigd op de beeldplaat vastgelegd. Zo kun je dan ook rustig in de beschrijvingen grote taalblunders tegenkomen. Men wilde ook daarin een momentopname van de jaren '80 maken. In de verafgelegen gebieden, welke niet door basisscholen of door brommende huismoeders konden worden verkend, werden vrijwilli gers in de arm genomen. Zij konden bij de plaatselijke VVV-kantoren een „blok" uitkiezen. Elk blok beslaat zo'n 3 x 4 km aan oppervlakte. De topscorer Ferguson wist 45 blokken op zijn naam te zetten. In ieder geval is het resultaat vei bluffend. Zo kun je bijvoorbeeld op de national disc (welke door volwassenen en deskundigen is samen gesteld) op een overzichtskaart een wandelroute in een van te voren bepaalde plaats opgeven. Deze route kun je dan zelf middels een cursor-besturing op een groot beeldscherm opnieuw bewandelen. Je kunt hierbij om je heen kijken, vooruit, achteruit en opzij wandelen. Zo kun je eenvoudig een voortuin van een doorsnee woning binnen lopen om vervolgens een kijkje te nemen in het huis zelf. Zoom je 86 NGT GEODESIA 89

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 30