moet nog worden geformuleerd. Dit artikel geeft het pro bleemveld aan waarbinnen dat moet gebeuren. Het is de uitwerking van één van de vier voordrachten die op de ge noemde bijeenkomst zijn gehouden. Met de genoemde publikaties en andere literatuur, de eigen ervaring van de schrijver en zijn omgeving als achtergrond wordt een po ging gedaan een aantal centrale vragen te formuleren, waarop zo'n geografische informatietheorie in eerste in stantie antwoord moet geven. Om tot deze vraagstelling te komen, zal eerst een aantal onderwerpen de revue passeren. Allereerst zal een aan tal probleemvelden worden geschetst waarin Gl-syste- men een rol spelen. Dan zal in grote lijnen het Gl-ver- werkingsproces worden geschetst, met speciale aan dacht voor de inwinningsfase van de gegevens en de wijze waarop de gebruiker met de gegevens omgaat. Tenslotte komt de context gebondenheid van de informa tie aan de orde en de beperkte scherpte waarmee kennis in Gl-omgeving kan worden verwoord. 2. Het werkterrein van Gl-systemen Het inwinnen en verwerken van informatie met betrekking tot de ruimte om ons heen gebeurt altijd met het oog op een bepaald doel. Zo zou het tenminste moeten zijn, maar men krijgt weieens het gevoel dat er vaak zomaar op goed geluk gegevens worden verzameld. Laten we er voor dit betoog van uitgaan dat men altijd een doel voor ogen heeft. De activiteiten waarvoor geografische infor matie wordt gebruikt, kunnen in een viertal hoofdgroepen worden ingedeeld. a. Ruimtelijke analyse Om greep te krijgen op onze omgeving, is het nodig dat we inzicht hebben hoe die in elkaar zit en welke pro cessen zich daar afspelen. Vakgebieden als geologie, bodemkunde en vegetatiekunde, fysische geografie hou den zich ieder met een aspect ervan bezig. Daar echter de mens zijn omgeving zeer sterk beïnvloedt, houden ook de mensgerichte wetenschappen als sociologie, econo mie en sociale geografie zich met ruimtelijke analyses bezig. Een eerste stap voor al deze disciplines is het beschrijven van de ruimtelijke toestand, zoals die op een bepaald moment is. Men identificeert dan geologische formaties in de aardkorst, of de verspreide ligging van bodemsoorten of vegetatie-eenheden, of anders gebie den met hoge en lage werkloosheidcijfers, met landbouw of veel industrialisatie, of met een hoge concentratie stedelijke gebieden. Afhankelijk van de invalshoek worden ruimtelijke ken merken gedefinieerd en geïdentificeerd in termen waar van de omgeving wordt beschreven. Zo'n beschrijving heeft echter een statisch karakter, hetgeen vaak niet vol doende is voor het beschrijven van de toestand zoals die is. Het is zeker niet voldoende als men inzicht wil krijgen hoe die toestand zich verder zal ontwikkelen; men wil die dan begrijpen als ontwikkelingsstadium in een proces. Uiteindelijk is men geïnteresseerd in de processen als zo danig, om te voorzien of die leiden tot wenselijke of aan vaardbare situaties in de toekomst. Geologische formaties zijn vaak alleen in het kader van een wordingsgeschiedenis benoembaar en begrijpbaar. Ecologische systemen zijn slechts definieerbaar als een (tijdelijke) evenwichtstoestand van op elkaar inwerkende componenten. De erosiegevoeligheid van een gebied wijst op de snelheid waarmee een gebied in de tijd onge schikt kan worden voor de landbouw of als drager van NGT GEODESIA 89 een ecosysteem. Hierbij gaat het om een samenhang tussen terreinkarakteristieken als reliëf, bodemsoort, vegetatie en gebruiks- en bewerkingsvorm, welke laatste grootheden dan weer worden bepaald door traditie, tech nologische ontwikkeling, landbouwpolitiek en andere factoren. De lijst met voorbeelden van onderwerpen waarmee men zich in de ruimtelijke analyse bezighoudt, kan zo nog met vele andere worden uitgebreid. b. Ruimtelijke planning Deze analyses worden echter niet zomaar uitgevoerd; men heeft de daaruit voortvloeiende inzichten nodig om te zien of de ruimte wel optimaal wordt benut en of ver anderingen in landgebruik of inrichting van de ruimte wenselijk en mogelijk zijn. Deze afwegingen leiden dan tot de ruimtelijke planning waarbij men, uitgaande van een gegeven situatie en een verwachte ontwikkeling daarvan, komt tot een bijsturing van die ontwikkeling en eventueel tot een herinrichting van de ruimte. Die her inrichting betreft dan het optimaal verdelen van de ge- bruiksvormen van de ruimte en het creëren van een bij passende infrastructuur. Men denke hierbij aan het sturen van de stedelijke ontwikkeling, de landinrichting, het maken van recreatieplannen, bebossingsplannen, enz. De planning wordt dan gevolgd door een ontwerpfase, waarbij concreet wordt aangegeven welke ingrepen in de omgeving moeten plaatsvinden en hoe de omgeving na die ingrepen er uit komt te zien. Men geeft bijvoorbeeld concreet aan welke beplantingen in het terrein moeten worden aangebracht, welke drainage- en irrigatiesyste men moeten worden aangelegd, wat een optimale kavel indeling is om erosie in een gebied tegen te gaan. c. Planuitvoering De plannings- en ontwerpfase wordt gevolgd door een fase waarin de plannen worden gerealiseerd. Gebouwen worden neergezet, kunstwerken worden aangelegd, irri gatie- en afvloeiingskanalen worden gegraven, bossen worden geplant, enz. d. Beheer van de ruimte De ingerichte ruimte moet worden beheerd. Men bewaakt de toestand, houdt mutaties bij en let erop dat geen te grote verstoringen optreden. Hierbij ziet men erop toe dat vervuilers zich aan de opgelegde beperkingen houden. Men let erop dat erosie geen alarmerende vormen aan neemt. Het oppervlakte- en grondwater worden op peil gehouden, boeren worden gecontroleerd of ze zich aan produktie- en bemestingsbeperkingen houden. Men weet wie welke rechten heeft ten aanzien van grond en op stallen. De verkeersintensiteit in de verschillende regio's wordt bijgehouden, enz. Al deze activiteiten maken gebruik van ruimtelijke infor matie en produceren nieuwe. Vaak kan men voor de ver schillende activiteiten terugvallen op dezelfde gegevens, maar vaak ook vraagt een activiteit om heel eigen infor matie, die apart moet worden ingewonnen. De vraag rijst nu of voor de ruimtelijke informatie van verschillende aard toch voldoende gemeenschappelijke kenmerken kunnen worden aangegeven, die tot een gelijksoortige behandeling leiden. Hoe ziet de procesgang van de ruimtelijke informatieverwerking er dan in zijn algemeen heid uit? Deze vraag wordt nu eerst behandeld. 59

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 3