Met deze opmerking is dan gelijk het terrein afgebakend, waarop de landmeter actief is voor wat betreft de inwin ning van geografische informatie. Met het begrip land meter wordt in dit geval ook de fotogrammeter bedoeld, voor zover die zich bezighoudt met traditionele karte- ringstaken. Met geografische informatiesystemen moeten vele ge gevens kunnen worden verwerkt, die op minder duidelijk aanwijsbare objecten betrekking hebben of, zoals vaak in rasters, in het geheel niet op objecten maar slechts op positie-afhankelijke variabelen. Laten we als voorbeeld eens kijken naar het verstedelijkte westen van Nederland. In geografische of planologische zin wordt daar onderscheid gemaakt tussen het rand stedelijk gebied en het Groene Hart van Holland. Het onderscheid betreft de functie of bestemming van het ge bied en heeft betekenis in planologisch verband. Men kan in ruimtelijke zin ongeveer de grens tussen deze gebie den aanwijzen, maar dat kan zeker niet scherp, laat staan dat het zin heeft deze grens met landmeetkundige midde len in kaart te brengen. De definitie van deze gebieden hangt samen met de functie van en de interactie tussen componenten waaruit ze bestaan. Dit betekent dat de be grippen alleen op een bepaald aggregatieniveau te be handelen zijn en dat ze hun betekenis verliezen als men naar een ander niveau overgaat. In karteringstermen betekent dit, dat objecten slechts in een bepaald schaalbereik kunnen worden weergegeven. Vergroot of verkleint men de schaal, dan is weergave niet meer goed mogelijk en moet men overgaan op andere ob jectdefinities. Vergelijkbare voorbeelden kan men vinden in de geografie, de vegetatiekunde, de landschapskunde en vele andere disciplines. Uit deze beschouwing volgt, dat vele begrippen in GIS- verband zeer context gebonden zijn. De context wordt dan bepaald door o.a. de invalshoek (discipline) vanwaar- uit men het aardoppervlak beschrijft en analyseert, en het aggregatieniveau (zo men wil: schaalniveau) waarop dat gebeurt. Het is vaak niet goed mogelijk begrippen over te dragen van de ene context naar de andere zonder dat hun betekenis vervaagt of verloren gaat. Daarbij komt nog dat vele begrippen en waarden tijdsgebonden zijn. In de natuurkunde hadden de begrippen „kracht" en „tijd" voor Galileï een andere betekenis dan nu. Zo heeft ook het begrip „bruikbaarheid van gronden voor de land bouw" door de loop der eeuwen een andere betekenis gekregen, en evenzo het begrip „natuurgebied". Men kan deze voorbeelden met vele andere aanvullen. De onscherpte in de definitie van objecten hangt vaak nauw samen met de onscherpte in de definitie van thema tische klassen waarin objecten of verschijnselen worden ingedeeld. Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen „een stad" en „een dorp", waar ligt de grens tussen de begrippen „woongebied" en „werkgebied", hoe scherp is het onderscheid tussen „landbouwgebied" en „natuurge bied", wanneer is grond verzuurd en wanneer niet, enz. Meestal zijn extreme verschillen tussen klassen wel aan te geven, maar de grenzen tussen klassen zijn vaak vaag. Deze vaagheid op zich kan weer doorwerken op de defi niëring van objecten als thematisch samenhangende ge bieden. Enkele aspecten zijn de revue gepasseerd, die invloed hebben op de onzekerheid die gepaard gaat met het toe kennen van betekenissen of waarden aan geografische gegevens; de belangrijkste zijn: NGT GEODESIA 89 a. De context gebondenheid van begrippen. Context om vat o.a.: wereldbeeld, discipline, aggregatieniveau en tijd. Dit leidt tot o.a.: onscherpe aanwijsbaarheid van objecten; onscherpe scheiding tussen thematische klassen. b. De beperkte nauwkeurigheid van meetinstrumenten en de daarmee verrichte meetoperaties. c. Het feit dat op gegevens vaak bewerkingen worden uitgevoerd die, afgezien van de kwaliteit van de in- voergegevens, ook zelf nog een effect hebben op de kwaliteit van de uitgevoerde gegevens. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de omzetting van vector- naar raster- gegevens en vice versa, of aan de classificatie-algo ritmen die worden losgelaten op remote sensing ge gevens. Voor de verschillende factoren die hier zijn genoemd, is nog nauwelijks inzicht in de wijze waarop een kwaliteits beschrijving van de gegevens dient te geschieden. Toch is dit van belang, omdat op basis van deze gegevens vaak (na bewerking) uitspraken worden gedaan die tot een of andere actie leiden. Men dient voor zo'n beslissing tot actie wel inzicht te hebben in de betrouwbaarheid van deze uitspraken. 7. Enkele centrale vragen voor een geografische in formatietheorie Een belangrijk aspect van de Gl-verwerking is dat deze plaatsvindt op basis van een interactie tussen mens en machine, waarbij ieder een deel van de verwerking voor zijn rekening neemt. Een geografische informatietheorie kan dan dienen om het totale verwerkingsproces, maar vooral de interactie tussen mens en machine, te structu reren. De rol van de mens is wel ongeveer aan te geven, maar de wijze waarop die dat doet, laat zich moeilijk analyse ren. De rol die de machine vervult, is veel scherper te om schrijven en ook de wijze waarop die dat doet, is relatief goed te analyseren en te formaliseren. Vandaar dat het zinvol lijkt om bij het ontwikkelen van een Gl-theorie de ról van de machine in het hele verwerkingsproces cen traal te stellen. De term „geografisch informatiesysteem" heeft daarom in deze tekst betrekking op de met de machine samenhangende componenten van het proces. Houden we dit in gedachten, dan kan op basis van de voorgaande beschouwingen een aantal centrale vragen worden geformuleerd waarmee een Gl-theorie zich mijns inziens dient bezig te houden. a. Welke kennis kan in een GIS worden verwerkt? We hebben al gezien dat in vele velden waarin Gl- systemen worden (of kunnen worden) gebruikt, uitspra ken worden gedaan over verschijnselen op het aard oppervlak. Afhankelijk van het toepassingsveld worden bijvoorbeeld objecten gedefinieerd door middel van een aantal relevante kenmerken; daarenboven worden dan interacties tussen die objecten bestudeerd. Het zal echter niet mogelijk zijn om de volledige kennis binnen een be paalde discipline of een bepaald toepassingsveld door een GIS te laten behandelen. Een belangrijk deel ervan bevindt zich in het hoofd van de mensen die in zo'n veld actief zijn. Slechts een deel kan zodanig worden vertaald, dat die kennis voor een machine hanteerbaar wordt. Het is nu belangrijk te weten wat de beperkingen zijn van deze voor de machine hanteerbare kennis, om uitspraken die daar uit worden afgeleid op waarde te kunnen schatten. Daar bij dienen regels te worden gegeven hoe men uit het 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 7