alles zelf, Elk vak heeft ook zijn eigen autonome ont
wikkeling, waarvan je gebruik kunt maken!
Het tegenovergestelde dan: wat spijt u het meest dat dat
(nog) niet tot stand is gekomen?
Alberda: Voor mij is dat toch wel het begin van mijn
studie van tijdreeksen en stochastische processen in de
jaren '60. Ik heb dat toen bestudeerd, maar geen kans
gezien er diep in door te dringen en het operationeel te
maken; en als je nu de ontwikkelingen en het belang van
deze technieken ziet
De Haan: Voor mij is het niet zozeer een kwestie van niet
tot stand gekomen, maar van nog niet afgerond. Met
name denk ik dan aan de coördinatie van de ruimtelijk
relevante wetgeving: de Wet Ruimtelijke Ordening en de
vele inrichtings- en beheerswetten met betrekking tot on
roerend goed, ruimte en milieu. Dat verloopt veel te lang
zaam! We hadden indertijd 10 jaar gedacht nodig te heb
ben, maar nu hebben we nog zeker 10 jaar te goed, of
schoon de Wet Ruimtelijke Ordening nu zelf tot een pro
grammatische aanpak verplicht.
Iets dergelijks geldt ook voor de wetgeving op het gebied
van de stedelijke herverkaveling, hoewel dat maar een
klein zij het voor de geodeten belangrijk onderdeel
van het geheel is.
Prof. De Haan: ..De mr. niet per definitie beter geschikt voor mana
gement dan de ir.
Van oudsher is altijd gesproken over de integratie binnen
de landmeterij van de techniek en het recht; dat was ook
een van de doelstellingen bij het vijf zuilen plan. Is die in
tegratie ook tot stand gekomen?
De Haan: Baarda zal zeker zeggen: ,,De Haan heeft het
pas heel laat gewild, die brug tussen recht en techniek;
De Haan heeft altijd te veel alleen bij Witt en later bij Bo-
gaerts zijn aansluiting gezochtIk vind dat niet waar!
Je kunt niet volstaan met alleen over rechtsgrenzen te
spreken. We hebben echt de eerste gelegenheid aange
grepen, met het afstudeerwerk van Anneveld. Je hebt
namelijk een verbindingspersoon nodig, niet een pure
Baarda-boy en niet een echte jurist, en vindt die maar
Bovendien zat het ook wel een beetje in de studie inge
bouwd, dat zo'n integratie met de mathematisch-techni-
sche kant van het vak moeilijk was. De administratieve en
planologische geodesie liggen heel wat dichter tegen het
recht aan en zijn dan ook niet voor niets in één vakgroep
verenigd.
Alberda: Zeker, voor een echte integratie van de tech
niek en het recht ligt nog veel werk; hiervoor is bijzondere
aandacht van onze beide opvolgers nodig!
Welke voorspellingen kunt u doen over de toekomstige
ontwikkelingen van uw eigen vakgebied en dat van de
gehele geodesie?
Alberda: Ik noem een aantal punten; eigenlijk zijn het
zaken die nu al lopen, zoals de satellietplaatsbepaling.
Dat dit het einde van geodetische netwerken betekent, is
een misvatting; satellietpunten vormen ook een netwerk!
Er blijft een verbinding met bestaande grondslagen nodig
en dit soort berekeningen houdt ook voor satellietmetin
gen hetzelfde karakter.
NGT GEODESIA 89
Verder geldt voor het gehele vakgebied het toenemende
belang van de kwaliteitsbeschrijving, vooral ook in ver
band met de computerisering. De nieuwe trend is in de
richting van landinformatiesystemen. In het Engelse tijd
schrift Survey Review is er onlangs nog op gewezen dat
wat dit betreft de situatie in Engeland niet goed bij de
moderne inzichten aansluit, omdat de landmeter te een
zijdig op de meettechniek is gericht. Wij in Nederland zijn
daarmee echter al 15 jaar bezig. Hiermee wil ik overigens
niet zeggen dat het echte landmeten onbelangrijk zou zijn
of worden. Als geodeten niet voor goede metingen kun
nen zorgen, wie anders zal het dan doen? Het inzicht in
de techniek blijft van belang, ook voor de ingenieursoplei
ding! Zo is momenteel de kwaliteitsbeschrijving bij geo-
informatiesystemen weinig of niets waard
Wat opleidingen betreft, is er veel sprake van het belang
van het ,,management"-aspect. Ik vind dat er weieens te
veel wordt verwacht van wat je aan bedrijfskunde in een
opleiding kunt stoppen, voor zover het geen speciale
managementopleiding is. Voor bijvoorbeeld geodeten is
het meer een kwestie van na-doctorale vorming in wissel
werking met bedrijfservaring. Verder geloof ik dat een
manager inhoudelijk goed moet weten wat hij aan het
managen is: je hebt wel technisch inzicht nodig in wat je
stuurt.
De Haan: Op mijn vakgebied zijn de ontwikkelingen voor
al te verwachten bij de beheerswetgeving en het vast
goedinformatierecht. De ruimtelijke ordeningswetgeving
en de inrichtingswetgeving zijn reeds tot ontwikkeling ge
komen. Op het gebied van de beheerswetgeving is het
momenteel haast niet bij te houden. Ik denk dat de rol van
de geodeet hierin alsmaar groter zal worden, zowel van
wege het informatie-, als het planningsaspect.
115