Waarom zitten er zo weinig geodeten in de (manage- ment)top van de Nederlandse geodetische (overheids)- diensten? Alberda: Toen ik zelf nog student was, kregen we college grondgebruik van Burger. Hij zei eens en dat heb ik mijn hele leven nooit vergeten Heren, als ik een for mule opschrijf, dan zit u allen ijverig te pennen, maar als ik zomaar iets vertel, zit u naar de boten te kijken die in het kanaal voorbijvaren! Maar denk er wel aan dat, als u dit laatste veronachtzaamt, in de toekomst een meester in de rechten u vertelt wat u doen moet!!!". Deze uitspraak is symptomatisch: ook nu geldt nog te veel dat de selectie van de studenten te veel p is. Een jurist heeft meer de in stelling om kwalitatief te redeneren. Maar zo'n top benoeming hangt vooral sterk van het individu af. De Haan: Ja, ik vind het vooral een toevallig verschijnsel, een verkeerd lopen van processen; bovendien zijn er meer mr's dan ir's! Over een paar jaar kunnen even zo makkelijk weer overal geodeten aan de top staan. Toch is er wel reden voor zorg; niet bij elke dienst is er een be wuste planning voor het management, een selectie op managerskwaliteiten en persoonlijke eigenschappen. Een gedeelte daarvan krijg je van nature mee, maar je moet wel de kans krijgen het te ontwikkelen. Vaak wist men niet eens wat voor kwaliteit men in huis had. Nee, ik geloof niet dat de mr. per definitie beter geschikt is dan de ir. Wel lijkt de geodetencultuur van buitenaf nog altijd een betrekkelijk gesloten wereld, vergelijkbaar met het notariaat, maar niet met bedrijfs- en bestuursjuristen. Waarom bestond er tot voor kort geen traditie voor geode ten leidende tot een academische promotie? Alberda: Van oudsher waren afgezien van Natuur- en Scheikunde de afdelingen van de TH Delft niet op pro motie gericht. Bij Philips hadden ze eigenlijk ook liever geen doctor; beter was een ir. die gelijk na zijn afstuderen aan het werk ging. Ook bij Geodesie werd het indertijd door de hoogleraren niet gestimuleerd. De Haan vult aan: Ook bij de juristen zijn er niet veel die promoveren. De doctorstitel heeft daar ook een gering maatschappelijk belang, het is soms zelfs geen pré. Typerend is, dat de meeste juristen hun doctorstitel niet eens voeren! Belangrijker is een praktijkachtergrond, of wetenschappelijk organisatietalent. Tegenover een soort levenswerk" staat dan geen maatschappelijke belo ning. Beiden: Het is daarom goed dat het promoveren nu structureel is ingebouwd via de AlO-regeling (Assistent- In-Opleiding). Dat is goed voor het onderzoek. De vaste wetenschappelijke staf kan zich dan steeds meer richten op het geven van onderwijs en het „managen" van het onderzoek! Wat zijn uw toekomstplannen? Alberda: Ik blijf nog actief binnen de geodesie: wat ik al zei, er moet binnenkort een nieuwe, geheel herziene druk van mijn landmeetkundeboek verschijnen. Verder zal ik nu tijd vrij krijgen om aan de HTW-commissie te beste den; de problematiek daarvan vind ik inhoudelijk zeer in teressant. Tenslotte blijf ik voorlopig ook nog secretaris van de Rijkscommissie voor Geodesie. NGT GEODESIA 89 Levensloop prof. ir. J. E. Alberda Professor Alberda werd geboren op 28 oktober 1926 te Oss. Na de HBS, een jaar MTS werktuigbouwkunde en zijn militaire diensttijd (van 1945 -1949 bij de genie) studeerde hij geodesie aan de TH Delft. Hij studeerde af in 1954, met lof. Na een jaar werkzaam te zijn geweest als landmeter bij Bureau Knoph in Oslo, trad hij op 1 september 1955 in dienst als wetenschappe lijk ambtenaar bij de TH Delft. Op 1 april 1970 werd hij be noemd tot lector, met de leeropdracht „Landmeetkunde en Aspecten van de Waarnemingsrekening". Op 1 januari 1980 werd hij benoemd tot hoogleraar. Na het vertrek van prof. Baarda werd hij leider van de werkeenheid „Mathematische Geodesie en Landmeetkunde". Professor Alberda is bestuurslid geweest van o.a. de Vereni ging van Civiel-landmeters en Geodetisch Ingenieurs, de Nederlandse Vereniging voor Geodesie (voorzitter van 1979 tot 1983), het Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde en de Stichting NLF-examens. Verder was hij administratief secre taris van de FIG in de periode 1955 - 1959. Hij was ook coördinator van de bouw van het nieuwe geodesie- gebouw in de periode 1964- 1975. Van 1971 - 1974 en van 1977 - 1978 was hij dekaan van de Afdeling (Faculteit) der Geo desie en in de perioden 1976 - 1978 en 1980 - 1984 beheerder, respectievelijk personeelsbeheerder van de Faculteit. Hij is momenteel nog secretaris van de Rijkscommissie voor Geode sie. Professor Alberda heeft een dertigtal publikaties op zijn naam staan, waaronder de „bestseller" Inleiding Landmeetkunde van 1976. Mijn vrije tijd wil ik vooral besteden aan schilderen en tekenen en aan reizen; ik wil nog terug naar West-Java, waar ik mijn diensttijd heb doorgebracht. De Haan: Ja, ik ben ook niet met de VUT gegaan om te rusten. Ik wil vooral nog veel publiceren; dat moest tot dusverre bij nacht en ontij. Verder gaan ook mijn vrouw en ik reizen, in ieder geval ook naar Indonesië. En dan na tuurlijk tuinieren; we hebben nu 2000 m2 grond, niet gek voor een amateur! Wat het publiceren betreft, aan drie series boeken ben ik nu bezig. Als eerste de serie Onroerend Goedrecht (bij uitgeverij Kluwer), daarin moet het landelijk en stedelijk beheer en het milieubeheer nog af. Verder de twee delen over het ruimtelijk bestuursrecht, bij uitgeverij Samsom. Ten derde moet het boek Zakenrecht samen met Mijnssen worden herschreven, nu de Kadasterwet er is. Om over de vierde druk van Bestuursrecht in de socia le rechtsstaat maar niet te spreken Ik maak me dus nu al zorgen of ik wel voldoende tijd heb voor alles, want ik blijf ook voorzitter van het Instituut voor Bouwrecht en betrokken bij de opzet van een Instituut voor Agrarisch Recht. En dan ben ik ook nog lid van de CDA programmacommissie voor de sectoren VROM, Landbouw en V&W; dit laatste is al haast een baantje voor halve dagen Slotvraag aan prof. Alberda: Een van uw voorliefdes binnen het vak was die voor de operations research. Waarom slaat deze toch meer bedrijfsmatige aanpak bin nen de geodesie eigenlijk niet aan? Precisie is alles; be trouwbaarheid een beetje, second order design is Spiele rei en de kostenals het maar niet te duur wordt! Alberda: Ja, de besliskunde is eigenlijk te weinig voor ons uitgebouwd. In het onderwijs heb ik getracht wat filo sofieën, een denken in een algemener kader, mee te geven. Maar voor de praktijk. Neem bijvoorbeeld het 117

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 13