het vaststellen van inrichtingsvoorschriften, het aanwijzen van ge
bouwen als monument of beschermd dorps- of stadsgezicht en meer
van dit soort zaken maar ook voor het verstrekken van informatie
aan andere overheidsinstellingen en aan derden.
Waar dit gemeentekadaster binnen het gemeentelijk apparaat wordt
ingebed, hangt af van de gemeentelijke organisatie en zal daarom
van gemeente tot gemeente verschillen.
Omdat we aan het begin staan van gigantische veranderingen op het
gebied van het vastleggen, bewerken, gebruik en verstrekken van
zowel administratieve als grafische vastgoedgegevens, is een regio
naal gespreksplatform op het operationele niveau gewenst. Het doel
van de IOG is dan ook:
gespreks- en belangenbundeling van de gemeenten in de rich
ting van o.a. het rijkskadaster;
van elkaar leren door het uitwisselen van ervaringen en werk
wijzen;
inspelen op toekomstige ontwikkelingen bij de rijks- en provincia
le diensten, bij de semi-overheid (zoals de waterschappen en de
Kamers van Koophandel) en bij de gemeenten;
wensen doorspelen aan de VNG om die bespreekbaar te maken
in het Platvorm voor Vastgoedinformatie of in het SKG-overleg.
Inlichtingen bij: P. van de Broek, telefoon 04977 - 3808 en J. Klerks,
telefoon 076 - 246439.
GEOGRAFISCH INFORMATIESYSTEEM BIJ
PROVINCIE NOORD-HOLLAND
Op 20 januari 1989 is de Provincie Noord-Holland een overeenkomst
aangegaan met Logisterion BV tot levering van een geografisch
informatiesysteem. Dit geografisch informatiesysteem zal in 1989
worden ingezet bij de Provinciale Planologische Dienst. In een later
stadium zal ook de Provinciale Waterstaat van dit systeem gebruik
gaan maken.
Het systeem is gebaseerd op de ARC/INFO software, Digital Vax-
station 2000 hardware en Calcomp plotters en digitizers.
De Provincie Noord-Holland is de eerste provincie, die een geogra
fisch informatiesysteem op deze grote schaal gaat inzetten.
Ondertekening van de overeenkomst door v.r.n.l.: prof. ir. M. van den
Berg (directeur van de PPD), drs. J. de Lange (Gedeputeerde van de
Provincie Noord-Holland), ing. T. B. de Waart (directeur van Logiste
rion BV). Staand op de foto: de heer C. Vermeer (Digital) en de heer
P. M. Feuth (Logisterion BV).
TWEEDE STRUCTUURSCHEMA VERKEER EN VERVOER
„Het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer van Minister
Smit-Kroes laat een aantal fundamentele problemen onopgelost. De
nota beperkt zich tot een vrijblijvende inventarisatie van wensen en
verlangens, die leven bij de diverse categorieën belanghebbenden.
Een eigen analyse van de structuur en de ernst van het probleem
ontbreken".
Dit betoogt prof. dr. ir. H. Priemus tijdens de Nationale discussiedag
Verkeer en Vervoer tot 2010, gehouden op 2 februari 1989 te Rotter
dam. Prof. dr. ir. H. Priemus is wetenschappelijk directeur van het
Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) van de
Technische Universiteit Delft. Voorts is hij secretaris van de Kern
groep Infrastructuur, Transport en Logistiek.
De conclusie dat het autosysteem in de Randstad niet langer be
trouwbaar is, mag verontrustend worden genoemd. De prognose dat
tot het jaar 2010 het autogebruik met 70% zal groeien en het gebruik
van het openbaar vervoer bij voortzetting van het huidige beleid
ongeveer gelijk zal blijven, geeft te denken over het huidige beleid.
Het dichtslibben van de autowegen, vooral in de Randstad en het
midden van het land, brengt de toegangsweg Schiphol en de haven
van Rotterdam in gevaar.
NGT GEODESIA 89
Het meest pijnlijke probleemveld dat in het Structuurschema wordt
besproken, is de leefbaarheid. De verkeersonveiligheid is in de loop
der jaren structureel toegenomen. De geluidshinder neemt toe, on
danks technische verbeteringen. Het energieverbruik en de luchtver
ontreiniging nemen hand over hand toe.
De openbaar-vervoerbedrijven richten zich primair op segmenten in
de markt en niet op het beheersen en uitbreiden van de totale markt.
Een ketenbenadering ontbreekt. Reizigersinformatie wordt alleen
per deelsysteem aangeboden. Maatwerk is er zelden bij.
De knelpunten in het woon-werkverkeer blijken uit de files. Deze zijn
niet alleen het gevolg van een zeer eenzijdig uitpakkende vervoer
middelkeuze van de werknemer, maar ook van het specifieke ruimte
lijke patroon van woon- en werklocaties en de nog altijd weinig flexi
bele verdeling in werktijd en vrije tijd.
Het Structuurschema spreekt over „majeure keuzen" die worden
gemaakt, maar in feite worden zeer belangrijke keuzen ontlopen,
volgens Priemus. Voorrang wordt gegeven aan het goederenvervoer
boven het personenverkeer, maar het is niet duidelijk hoe deze voor
rang concreet gestalte krijgt. Het Structuurschema streeft naar een
hoger aandeel openbaar vervoer in de verstedelijkte gebieden, maar
de rijksbijdrage in de exploitatie van het openbaar vervoer mag niet
omhoog.
Noch de bereikbaarheid noch de leefbaarheid worden in de komen
de decennia veilig gesteld. Er wordt wel een signalerende overheid
geschetst, maar een nauwelijks sturende en investerende overheid.
Essentieel is, dat bij de planning van verkeer en vervoer niet uit
sluitend vanuit één vervoermiddel wordt gedacht. Uitgegaan moet
worden van integrale systemen, waarbij tot nu toe concurrerende
transportinfrastructuren met elkaar worden verbonden. Zo ontstaat
een systematische samenwerking. Men zou serieus moeten denken
en werken aan andere vervoermethoden, zoals containertransport
via buisleidingen boven of onder de grond op basis van vloeistof- of
vacuümtechnieken. Ernstig moet worden overwogen om in Europees
verband transportmiddelen, die het milieu vervuilen, te belasten en
transportmiddelen, die het milieu sparen, te subsidiëren.
Zowel voor de overheid als het bedrijfsleven en de onderzoekswereld
vormen de problemen in de sfeer van infrastructuur, transport en
logistiek een uitdaging van formaat. Door een gezamenlijke krachts
inspanning kan uitzicht komen op fundamentele oplossingen voor
problemen die in het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer
wel worden gesignaleerd, maar volgens Priemus niet bij de wortel
worden aangepakt.
PHLO-CURSUS MODELLERING EN GEBRUIK VAN DATABASES
Op 24, 25, 31 mei en 1 juni 1989 wordt te Wageningen de PHLO-
cursus „Modellering en gebruik van databases" gegeven door prof.
ir. M. S. Elzas (LU) en drs. F. Remmen (TU Delft).
Goed gebruik van een database is alleen mogelijk op basis van ge
degen kennis. Hierbij dient goed onderscheid te worden gemaakt
tussen kennis van bepaalde database management-pakketten (te
verkrijgen via leverancierscursussen) en algemene kennis van data
bases. Deze algemene kennis is niet gebonden aan speciale pakket
ten en toepassingen, maar geeft juist wel de mogelijkheid om de toe
pasbaarheid van pakketten beter te kunnen beoordelen.
In deze cursus wordt de aandacht gericht op genoemd gebied van
algemene kennis.
De cursus is niet bedoeld als een volledige leergang databases,
maar als wegwijzer in de „database jungle" via kennismaking met
enkele belangrijke basisbegrippen.
De cursus is bestemd voor afgestudeerden van de Landbouwuniver
siteit en het Hoger Agrarisch Onderwijs, alsmede voor anderen met
een opleiding van vergelijkbaar niveau. Van de cursisten wordt ver
wacht dat zij vertrouwd zijn met inleidende begrippen uit de informa
tica.
De inschrijftermijn van de cursus eindigt op 26 april 1989.
Nadere inlichtingen en een intekenformulier kunnen worden ver
kregen bij: Bureau PHLO (secretariaat of ing. F. Appel), Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, telefoon 08370 - 84093 84094.
ONDERZOEK GEODESIE TU DELFT GOED BEOORDEELD
In 1983 is in het kader van het bezuinigingsbeleid aan de universitei
ten gestart met het zogenaamde stelsel van Voorwaardelijke Finan
ciering (VF). Deze VF houdt in, dat faculteiten onderzoeksplannen in
dienen die na goedkeuring kunnen rekenen op een voor een
periode van vier jaar gegarandeerde financiering. Dit onderzoek, dat
uiteraard van primair belang is, is dan „beschermd".
Na afloop van de „beschermde" periode moet een rapportage wor
den uitgebracht, waarna deskundigen het onderzoeksprogramma op
z'n feitelijke succes beoordelen. Hoge beoordelingscijfers worden
beloond (bijvoorbeeld met extra geld voor verder onderzoek), lage
cijfers gestraft met op termijn stopzetting van het betrokken
onderzoek.
135