Identificatiegegevens
Een registratie is „normaal" als elke attribuut van een entiteit
slechts een waarde kan aannemen en elke niet-identifice-
rende attribuut uitsluitend samenhangt met de waarde van de
identificerende attributen gezamenlijk. Hieraan moet bij mo
derne databasetoepassingen grote waarde worden gehecht,
omdat anders geen volledig eenduidige registratie wordt ver
kregen.
Voorgesteld wordt om ruimten waarin meerdere activitei
ten worden uitgevoerd, die zich onafhankelijk van elkaar
voltrekken, ook als meerdere VERBLIJFSRUIMTEN te
registreren, zelfs al zouden die ruimten tot een eenheid
van beheer behoren.
In ons voorstel kan tevens een aanzet worden gevonden
voor een nadere specificatie van de begrippen basis
registratie en basisgegevens. Wij stellen voor een onder
scheid te maken tussen de verschillende systemen voor
een specifiek doel, waarin vastgoedgegevens voorkomen
en een algemene registratiebasis voor vastgoed, waarin
algemeen identificerende en kwalificerende gegevens
van vastgoedobjecten worden geregistreerd. De gege
vens van deze registratiebasis zouden als basisgegevens
kunnen worden aangemerkt. Daarnaast zijn er specifieke
objectsystemen die, afhankelijk van het doel van de regis
tratie, meer specifieke gegevens zullen bevatten. Per
specifiek objectsysteem zou vervolgens kunnen worden
aangegeven welke gegevens op welke wijze hierin altijd
ten minste aanwezig moeten zijn. Ook deze gegevens
zouden als basisgegevens kunnen worden aangemerkt.
Alle met basisgegevens aangemerkte gegevens vormen
de basisregistraties voor vastgoed. Zo bevat deze publi-
katie een voorstel voor het conceptuele ontwerp voor de
basisregistratie voor verblijfsruimten, waarin zijn opge
nomen de basisgegevens voor verblijfsruimten, alsmede
dat deel van de basisgegevens uit de registratiebasis
voor vastgoed dat voor de registratie van verblijfsruimten
van belang is. Dit gebruik van de begrippen basisregistra
tie en basisgegevens biedt meer houvast voor standaar
disatie dan het vage en weinig consistente gebruik van
deze begrippen in de verschillende publikaties van de
VNG.
Binnen de registratie zal de VERBLIJFSRUIMTE met een
„objectidentificatie" moeten kunnen worden geïdentifi
ceerd. Extern echter worden adres, kadastrale aandui
ding en de coördinaten door de RAVI voorgesteld als
identificatiegegevens. Dit leidt onder meer tot de entitei
ten KADASTRAAL PERCEEL, KADASTRALE COÖRDI
NATEN, ADRES en OBJECTCOÖRDINATEN, waarvan
de eerste drie tot de registratiebasis voor vastgoed zou
den kunnen behoren.
Bij het opnemen van coördinaten als identificatiegegeven
moet de vraag worden gesteld wat daarvan de zin is.
Deze identificatiegegevens hebben immers alleen zin, in
dien aan het administratieve systeem op een of andere
wijze een grafisch systeem is gekoppeld waarin elk object
als (deel van een) grafisch element is geregistreerd. Zo
dat het geval is, zal een dergelijk grafisch systeem echter
eenvoudiger middelen tot identificatie hebben. Bijvoor
beeld aan de hand van hetzelfde identificatiegegeven dat
bij de administratieve registratie wordt gebruikt of door
het aanwijzen op een beeldscherm. Bij een koppeling aan
een grafisch systeem leidt het opnemen van coördinaten
NGT GEODESIA 89
tot het meervoudig opslaan van dezelfde gegevens (re
dundantie).
Zo er geen sprake is van een gekoppeld grafisch
systeem, is het de vraag waarvoor de coördinaten nog
kunnen dienen. Ook dan zouden coördinaten dus achter
wege kunnen blijven. In de door de RAVI voorgestelde
minimum-set van basisgegevens komen de coördinaten
overigens niet voor. Daar echter ook bij het Uniforme
Basisidentificatiesysteem voor Vastgoed (UBIS) sprake is
van coördinaten, zijn deze identificatiegegevens wel in
het logische ontwerp voor de registratie opgenomen.
Verblijfsruimten
In het RAVI-rapport no. 15 over niet-woonverblijven wordt
voorgesteld een VERBLIJFSRUIMTE een (deel van een)
GEBOUW te laten zijn. De RAVI-publikatie no. 5 over de
woonverblijven is hierin minder uitgesproken. Deze regis
tratie moet immers ook bewoonde andere ruimten, zoals
woonschepen en woonwagens, kunnen bevatten. In af
wijking van de voorstellen van de RAVI, waarin geen
oplossing wordt gegeven voor verblijfsruimten die niet
onder de definitie van vastgoed vallen, wordt hier voor
gesteld het onbebouwde oppervlak waarop de VER
BLIJFSRUIMTE zich permanent bevindt, in de basisre
gistratie mee te nemen. Daarbij wordt ervan uitgegaan
dat een VERBLIJFSRUIMTE öf niet geassocieerd is met
een (deel van een) GEBOUW, öf dat wel is, eventueel met
meerdere gebouwen. In het eerste geval is er sprake van
een onbebouwd stuk terrein. In het tweede geval wordt
het vastgoedaspect van de VERBLIJFSRUIMTE geïdenti
ficeerd als een VERBLIJFSPERCEEL. Een dergelijke en
titeit is bij een registratiebasis voor vastgoed overigens
ook bruikbaar als het onbebouwde stuk terrein dat kan
worden geassocieerd met een (deel van een) GEBOUW,
namelijk het stuk grond waarop het is gesitueerd.
Hiervoor wordt wel de entiteit GRONDSTUK ingevoerd,
waarmee in feite de N M-relatie tussen bebouwingen en
percelen wordt gemodelleerd. Daar deze bij de voorstel
len van de RAVI geen rol speelt voor verblijfsruimten,
blijft deze hier verder buiten beschouwing. We krijgen
daarmee het volgende beeld:
Onbebouwde terreinen
Indien een VERBLIJFSRUIMTE met een onbebouwd stuk
terrein is geassocieerd, zal het met het bijbehorende
VERBLIJFSPERCEEL altijd middels een kadastrale aan
duiding en eventueel een adres te identificeren moeten
zijn. Een VERBLIJFSPERCEEL komt dan overeen met of
is een onderdeel van een KADASTRAAL PERCEEL of,
indien een KADASTRAAL PERCEEL nader kadastraal is
verdeeld, met een KADASTRAAL DEELPERCEEL. Een
associatie van een VERBLIJFSPERCEEL met meerdere
KADASTRALE PERCELEN of KADASTRALE DEELPER-
CELEN is niet mogelijk, daar dit in strijd is met de definitie
van VERBLIJFSRUIMTE (een uit oogpunt van vastgoed
informatievoorziening niet zinvol verder te verdelen stuk
vastgoed).
107