n i Pin més/ P t§ 11 s m i •nss p 1 11 l Hf §t P 'M ÜL<x<2)'c> 1 M mm SliS 1 m pp v <X( w W' PP: Pp Ppx pp PP pp pp Pp pp pp Bij multispectrale beelden dient een functie F(gty,k 1,. .,n, met n het aantal banden, te worden genomen van de spectrale banden alvorens grensdetectie kan wor den toegepast. De meest eenvoudige functie is, dat één karakteristieke band wordt genomen, maar de banden kunnen bijvoorbeeld ook bij elkaar worden opgeteld (eventueel gewogen) en door hun (gewogen) aantal ge deeld. Ook kunnen de banden apart een bewerking ondergaan, waarna de grenzen uit doorsneden of vereni gingen van de bewerkte beelden worden bepaald. Thematische koppeling Wanneer het beeld op grond van z'n multispectrale of texturele eigenschappen is geclassificeerd, kan de GIS- informatie worden benut voor: het verwijderen van foute classificaties; het opsporen van attribuutveranderingen; - bepaling van de (benaderde) positie van nieuwe gren zen. De methodieken om dit te realiseren, kunnen worden ondergebracht in drie opeenvolgende fasen, waarbij de volgende stap alleen wordt uitgevoerd indien de voor gaande stap daartoe aanleiding geeft. Deze stappen zijn: histogram check; cluster search; boundary approximation. Bij de histogram check worden foute classificaties ver wijderd en wordt gekeken of het label signifant is gewij zigd. Bij de cluster search wordt onderzocht of, wanneer voor het perceel twee of meer significante labels zijn geconstateerd, deze labels aaneengesloten gebieden vormen of dat de pixels willekeurig over het perceel zijn verspreid. Bij de boundary approximation worden de nieuwe grenzen globaal in ligging bepaald. Voor sommi ge toepassingen zal dit voldoende nauwkeurig zijn, maar voor die waarvoor een hoge nauwkeurigheid is vereist, zal moeten worden teruggegaan naar het grijswaarde beeld voor hoogwaardige grensdetectie, zoals die zijn be schreven bij de positionele koppeling. Histogram check Per perceel wordt per klasse het aantal pixels bepaald, dat het betreffende label heeft. Dit kan worden uitgezet in een histogram. In fig. 10 wordt het geclassificeerde per ceel getoond van het perceel in fig. 5, op tijdstip T ge labeld met L4. Labels met een gering aantal pixels dui den op een fout in de classificatie. Het histogram in fig. 10 toont, dat label 3 ook vaak voorkomt. Het is onwaar schijnlijk dat dit alleen te wijten is aan een foute classifi catie. Vermoedelijk hebben delen van het perceel een ander attribuut gekregen, d.w.z. er zijn een of meerdere nieuwe grenzen gevormd. Deze veronderstelling kan wor den getoetst in de cluster search. Een algoritme voor de histogram check wordt gegeven in [11]. Cluster search Om te toetsen of label 3 werkelijk een gebied vormt of dat de pixels willekeurig zijn verspreid, wordt een ruimtelijke clustermethode toegepast. Zulke clustermethoden wor den region growing genoemd en de meest geavanceer de, zoals de split and merge methode houden rekening met statistische karakteristieken. Daar het beeld bestaat uit labels, waarvan de stochasticiteit niet meer behoeft te worden meegenomen in deze fase, kan worden volstaan met neighbour search. Dit is een zoekalgoritme om aan- eengrenzende pixels met dezelfde eigenschappen bij 180 NGT GEODESIA 89 - 4 3),c) (X(1 ).C) j ).C) y=c WT. 'F'%. v.'///, Wv'" 1 2 3 4 5 6 Fig. 10. In de oude toestand heeft het perceel label 4. Het perceel is echter gesplitst; het rechter gedeelte heeft label 3 gekregen. Dit kan worden geconstateerd met de histogram check gevolgd door cluster search. De nieuwe grens wordt in positie bepaald in de boun dary approximation. Uit fig. 5 blijkt, dat er ook een grens is ver dwenen. Dit kan niet via de thematische koppeling worden geconsta teerd. Hiervoor is de positionele koppeling nodig. elkaar te zoeken. De mate waarin de pixels een gebied vormen, kan worden uitgedrukt in een samenhangend- heidsmaat. Wanneer deze een bepaalde drempel over schrijdt, is een nieuw perceel gevormd. Boundary approximation Bij de boundary approximation wordt gebruik gemaakt van binaire lijnvolgingsprocedures. Lijnvolging is het onderwerp van de volgende paragraaf. Vectoriseren Zowel de thematische als positionele lijn sporen nieuwe grenzen op. Om tot een adequate opslag van deze gren zen te komen, dienen de rasterlijnen te worden gevectori- seerd. Dit vectoriseringsproces kan worden gesplitst in drie stappen: lijnvolging en chain codering; grove vectorisering met behulp van de koordeigen- schap; uiteindelijke vectorisering. Bij lijnvolging worden aaneengesloten randpixels, die onderdeel vormen van een grens, opgespoord. Deze keten wordt efficiënt opgeslagen met de Freeman of chain code. Hierbij wordt het startpixel in coördinaten vastgelegd en elk volgend pixel relatief ten opzichte van het voorgaande vastgelegd met een code. Er zijn acht mogelijke richtingen; de codes zijn van 0 tot 7 (fig. 11). Bij de grove vectorisering worden pixels verwijderd, die zeker op een rechte lijn liggen. Een digitaal lijnstuk is slechts dan recht wanneer het de koordeigenschap heeft

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 20