Media h m U- ijzer moer Steker naar de meetbrug Fig. 2. Meling van de rondheid van een tap. We maten de verplaatsing bij een groot aantal hellingen van de kijker en konden zo de Fourier-coëfficiënten, en daaruit de vorm van de tap, berekenen [De Munck, 1954], Een derde toepassing van het idee van Heuvelink was de bepaling van het koerseffect bij de ontvangantenne bij hyperbolische plaatsbepaling op zee [De Jong en De Munck, 1987], Bij hyperbolische plaatsbepaling heeft men te maken met een zelfde moeilijkheid als bij het randonderzoek: één meting bestaat uit het verschil van twee „aflezingen", ieder met hun eigen fout. Die aflezin gen zijn hier de afstanden naar de beide zenders. Recen telijk kwam ik op het idee om ook hier naar Heuvelink te kijken, maar dit lijkt nu niet zo belangrijk meer in verband met de tegenwoordige satelliettechnieken. Dikwijls worden fysische begrenzingen veroorzaakt door media, zoals lucht en water bij refractie van elektromag netische en akoestische signalen, de vloeistof bij hydro statische waterpassing en het materiaal van meetbanden en meetdraden bij mechanische afstandmeting. Reductie van refractie-effecten Refractie-effecten worden veroorzaakt door plaatselijke afwijkingen in de brekingsindex van het medium. Deze brekingsindex wordt gedefinieerd als de verhouding van een standaardwaarde van de voortplantingssnelheid van het signaal tot de voortplantingssnelheid ter plaatse. We zullen nu een aantal methoden behandelen om de refractie te elimineren of om ervoor te corrigeren: a. Aangezien elektromagnetische golven geen tussen- stof nodig hebben om zich voort te planten, kan men bij deze signalen eenvoudig het medium verwijderen (vacuüm). Een toepassing hiervan kan men vinden in Belgrado, waar men bij de sterrenwacht vacuüm- buizen heeft aangelegd tussen een groot doorgangs instrument en de bijbehorende meridiaanmerken [Mitec en Pakvor, 1977]. Andere voorbeelden zijn interferometrische aardvormingsmeters. b. Het is in het algemeen zeer zinvol om gunstige om standigheden uit te zoeken, zoals de juiste weers gesteldheid in de troposfeer, een hoge frequentie in de ionosfeer, een gunstige fase van het getij bij onder- waterakoestiek, licht- of radiowegen op voldoende af stand van obstakels, enz. Zo'n keuze kan gebaseerd zijn op ervaring en op kennis van de voortplantings- mechanismen van de signalen door het medium. c. Men kan de brekingsindex en, indien gewenst, de gra diënt daarvan, meten in één of meer punten. Dikwijls is het eenvoudiger om in plaats hiervan een aantal toestandsgrootheden van het medium te bepalen waarvan de brekingsindex afhankelijk is, zoals tempe ratuur, druk en samenstelling (vochtigheid van de lucht, of zoutgehalte van zeewater). Omdat het in het algemeen niet praktisch is om zulke metingen te ver richten langs de hele ,,licht"weg, worden ze meestal gecombineerd met een model van het medium. d. Een model van het medium. In de literatuur kan men een groot aantal modellen vinden. Zie bijvoorbeeld [Brunner, 1984] voor de troposfeer en [Klobuchar, 1987] voor de ionosfeer. Voor de troposferische re fractie gebruikt men dikwijls de veronderstelling dat het optische pad symmetrisch is; men kan dan de refractie elimineren door de verticale hoek van weers zijden te meten. e. Afgeleide metingen. In veel gevallen is het voldoende om in plaats van de metingen zelf, afgeleide metingen te gebruiken, zoals verschillen of verhoudingen van metingen. In zulke gevallen kan de invloed van refractie-effecten soms drastisch worden beperkt. Voorbeelden zijn: trigonometrische waterpassing met een referentiepunt, „single differences" en „doublé differences" bij GPS-draaggolffasemetingen en leng teverhoudingen bij elektronische afstandmeting. Een ander voorbeeld is de meting van hoeken en afstan den in ruimtelijke netwerken [Hradilek, 1982]. f. Het gebruik van een toegevoegd signaal. Een inte ressant voorbeeld hiervan is het gebruik van een akoestisch signaal om de brekingsindex of de gradiënt daarvan langs de lichtweg te vinden [Hübner, 1986]. Meer algemeen bekend is de methode met meer fre quenties, waarbij gebruik wordt gemaakt van de even tuele kleurschifting (dispersie) van het medium. Uit metingen op twee of drie frequenties kan het refractie effect, althans gedeeltelijk, worden geëlimineerd. Deze methode is zeer effectief bij radio-afstandmeting door de ionosfeer, zoals bij satellieten en VLBI [Hart- mann en Leitinger, 1984]. De tweekleurenmethode wordt ook wel gebruikt voor elektro-optische afstand meting van hoge nauwkeurigheid. Voor hoekmeting is de tweekleurenmethode zeer moeilijk, maar mis schien niet onmogelijk [De Munck, 1970], Hydrostatisch waterpassen Een geheel ander gebruik van een medium is het water in de slang bij hydrostatische waterpassing [Waalewijn, 1964], Bij deze methode wordt een met water gevulde buis van bijvoorbeeld enkele kilometers lengte gelegd tussen de waterpasbouten A en B. De beide uiteinden van de buis zijn open. Als de luchtdruk bij de punten A en B gelijk is, en als de soortelijke massa van het water in de buis constant is, zullen de waterspiegels aan beide ein den even hoog staan. Een moeilijkheid we zullen dat hier opvatten als een fysische begrenzing is de tem- peratuurverdeling over de lengte van de buis, want tem peratuurverschillen in niet-horizontale delen van de buis kunnen hoogteverschillen tussen de waterspiegels ver oorzaken (fig. 3). 186 NGT GEODESIA 89 - 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 26