Waterschappen en aannemers had den groot belang bij kundige landme ters en technici, als waterbouwers en architecten. Al deze vakken liepen in elkaar over, maar de kern en de basis was meestal het landmeten. Nu had Karei V in 1524 een plakkaat uitgevaardigd, waarbij de voorwaar den werden vastgelegd waaraan nota rissen moesten voldoen, als ze zich wilden vestigen en hun beroep gingen uitoefenen. Dat plakkaat gold voor het gehele land, maar toen Philips II werd afgezworen, waren de provincies, al hoewel verenigd, ieder zelfstandig. Algemeen geldende regels konden dus niet meer worden opgelegd. Toch zien we dat in alle provincies vergelijk bare regelingen werden toegepast, niet alleen voor notarissen, maar ook voor advocaten, procureurs, en bo vendien voor landmeters. Men paste dus blijkbaar zonder officiële wetge ving regelingen toe, die elders, Hol land voorop, gunstig bevonden waren. Zo werden examens afgenomen, ver klaringen over bekwaamheid afgege ven en eden afgelegd om zich als een goed en betrouwbaar landmeter te ge dragen. Van ongeveer 1550 tot 1811 zijn hierover in de archieven veel ge gevens te vinden. Zo'n kleine 3000 landmeters zijn geregistreerd en van sommigen zijn zelfs examenstukken bewaard (fig. 3). Deze landmeters hebben zich niet zo zeer met landmeten of met kaarten maken beziggehouden. Er was namelijk voor technici geen ander examen of verklaring van bekwaamheid mogelijk dan deze zgn. landmetersadmissie. Iedere tech nicus die zijn vak wilde uitoefenen, deed dus het examen voor landmeter en verkreeg dan zijn admissie, zijn ver gunning. Bekende waterbouwers waren ook landmeter, en veel landmeters hebben het landmetersvak zoals wij dat kennen, vermoedelijk nauwelijks uitgeoefend. In Gelderland was bijvoorbeeld bij de provincie een zgn. landmeter-ordinaris in dienst. Als men zijn archieven bestudeert, behelsde zijn taak het leggen van kribben in rivieren, het maken van bedijkingen, het voorbereiden van inundaties, het verleggen van een rivier; dus allerlei waterstaatkundige zaken. Zo'n functie is meer te verge lijken met die van de latere ingenieur bij de Provinciale Waterstaat. Ook bij de uitbreiding van onze steden „uitleg" noem de men dat toen komt men steeds landmeters tegen, bijvoorbeeld in Amsterdam, Leiden, Utrecht en Haarlem. Ze ontwierpen plannen, maakten kaarten en zetten de nieuwe situatie uit (fig. 4). Soms blijkt, dat de landmeter ook de leiding had bij de uitvoering van het werk, zoals bij de aanleg van het Pannerdens Kanaal, het Bijlandkanaal en de verlegging van de Gelderse IJssel ten zuiden van Arnhem. In het huidige spraakgebruik betekent landmeter dus iets anders. Door opleiding of door zelfstudie breidden ze hun kennis en kunde uit. Het niveau van het examen dat moest worden afgelegd om de bovengenoemde admissie te verkrijgen, bleef nagenoeg gelijk. De wetenschap ging Fig. 4. Landmeter Andries van der Wal, overleden in 1671, was deskundige in deCommissie tot den nieuwen uitleg" van Haarlem. Bewaard bleef een geschilderd bord met veldactivitei- ten in een lijst met landmeetkundige attributen en zijn naam. Het kunstwerk is thans aan wezig in een vergaderzaal van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Delft. echter verder en de maatschappelijke toepassingen sta ken aanmerkelijk boven dat examenniveau uit. Zo waren er in de 18e eeuw aan de Leidse Universiteit hoogleraren die in de waterbouw (Lulofs) en in de wiskunde ('s-Gra- vensande) waren gespecialiseerd. Aan diezelfde universiteit, waar men toch al niet zoveel op had met de Duytsche Mathematycque, daalde de waardering in de tweede helft van de 17e eeuw verder. Men benoemde geen hoogleraren meer, maar slechts lectoren. Toen echter Prins Willem III Koning van Enge land werd, probeerde men bij „Zijne Majesteit" in het gevlei te komen door weer een hoogleraar te willen aan stellen; het is er niet van gekomen. De lectoren stonden verder niet hoog in aanzien en waren in de wetenschap pelijke wereld zelfs nauwelijks bekend. Het is begrijpelijk dat, toen na de Franse tijd een inge nieursopleiding werd opgericht, er nauwelijks over land meters werd gesproken. Die opleiding was aanvankelijk vooral gericht op de militaire ingenieurs; eerst later werd ook de niet-militaire ingenieur, de civiel-ingenieur, opge leid. De aparte landmetersopleiding kwam niet terug, af gezien van een sporadische uitzondering bij de Fundatie van Renswoude. Het landmeten als vak was opgegaan in de ingenieurswetenschap. Wel waren er nog landmeters bij het Kadaster. Die werk ten, zeker in het begin, nog volgens de vroegere metho den, dus technisch gezien vrij primitief. Langzamerhand werd het beter, al werden geen zware technische eisen gesteld. Als er maar redelijke kaarten werden vervaar digd, deed de techniek er niet zoveel toe; verder was het 230 NGT GEODESIA 89 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 10