Toekomst Het is een hele moeilijke overgang geweest, van ambte naar naar het vrije bedrijf, met andere werkomstandig heden, en dat in een gedwongen, gespannen situatie. Als ik terugkijk, dan moet ik zeggen dat men zich heel snel heeft aangepast. Er zijn werkelijk groepen die uit zonderlijk goed werken. Dat is vooral bij de meetassisten- ten; daarvan zijn er een paar als opnemer aan het werk, die bij het Kadaster de kans niet hebben gehad om zich te ontplooien. De landmeetkundig ambtenaren hebben nog wat pro blemen, die vooral voortkomen uit gebrek aan passende werkzaamheden. Men was aktepostenwerk gewend en wordt nu ingezet op naverkenning en GBKN-werk; vol gens hen kan een goede meetassistent dat ook. Ze heb ben misschien wel gelijk, maar ze moeten niet vergeten dat we net in de eerste maanden zitten. Ik hoop dat hierin snel verbetering komt. Een ander aspect dat ik heb ontdekt, is dat men bij het Kadaster eigenlijk horizontaal denkt. Iemand die land meetkundig ambtenaar is, gaat niet meer achter het in strument staan. Ik ga er zelf achter staan als het zo uit komt. In de bedrijven is dat heel normaal, een klus moet geklaard worden, dus je doet wat nodig is, je werkt meer verticaal. Men zal nog wel wat moeite hebben met die omschake ling. Men moet zich omschakelen naar veelzijdigheid, alles aanpakken, zorgen dat het afkomt, efficiënt werken, terwijl bij het Kadaster eigenlijk iedereen een hele speci fieke taak heeft. Men richt zich dan vooral op akteposten, dat is het veredelde werk, maar daar ben ik niet zo zeker van. Daarom ben ik vroeger niet bij het Kadaster gegaan, omdat ik de veelzijdigheid veel interessanter vond dan alle slootjes opmeten. Bij de tekenaars komen weer andere problemen voor. Men moet met nieuwe systemen leren werken, men krijgt andersoortig werk en daar moet je ook aan wennen. Na tuurlijk moet men eerst door een moeilijke periode heen. Heel belangrijk is de instelling van de mensen. Er zijn er die zich heel positief opstellen en dat gaat prima. Ande ren hebben er wat meer moeite mee, die hebben wat extra begeleiding nodig. Jullie hebben in de afgelopen periode op een bepaalde manier kennis gemaakt met het Kadaster. Het Kadaster als marktpartij, opdrachtgever. Wat is het beeld dat jullie van het Kadaster hebben? Zijlstra: Mijn beeld is positief. Dat is vooral de laatste jaren ontstaan. Het heeft ook te maken met de mensen die men op leidinggevend niveau de laatste jaren heeft aangetrokken. Mensen die meer openstaan voor uit besteding op zich, die meer marktpartijen opzoeken. Het Kadaster heeft geleerd dat er een marktpartij is, waarmee men zaken kan doen. Dat men dat voorzichtig en af tastend doet, kan ik me voorstellen, maar men heeft in elk geval een stap gezet. Nu neemt men de stap om de uit besteding structureel te vergroten. Misschien zou men van ons verwachten dat we niet zo positief over het Kadaster zouden zijn, maar ik heb er hele plezierige contacten. Riemersma: In sommige provincies bestaat nog weinig ervaring met echt uitbesteden, dat merkje, dat gaat men nu leren. De aard van mijn werk brengt met zich mee, dat we nogal eens moeten bakkeleien. Ik probeer me daarin altijd heel flexibel op te stellen en dat ontmoet ik meestal ook aan de andere kant, dus dat is heel positief. Een ander punt, en dan kom ik op de kwaliteitsnormen, is nog niet eenduidig. Ik zie zelf als taak om binnen B6 Riemersma en Zijlstravanuit werkverleden en hobby gebogen over een ..waterkaart": ,,Dit is echt geen GBKN". aan een eenduidige kwaliteit te werken; daar zijn we actief mee bezig. Dat is ook in het verleden een stok paardje van me geweest, maar bij het Kadaster merk ik nogal verschillen tussen de provincies. Daar moet nog heel wat aan worden gedaan. Dat is iets waar de hele landmeetkundige wereld op moet letten, zodat we met de hele branche op een hoger niveau komen. We moeten toe naar een duidelijk stelsel van kwaliteitseisen. Bijvoor beeld de prijzen die in Brabant gelden voor een GBKN-B- punt van f 4,50 a f 5,00; zoiets kun je alleen maar doen als je met ongekwalificeerd en laag betaald personeel werkt. Daar gaat de hele markt mee naar de bliksem. Als het Kadaster nou eens gaat werken aan die eisen, dan krijg je ook veel meer duidelijkheid in de prijzen. Ik denk dat de huidige werkwijze tussen Kadaster en be drijfsleven kan groeien tot een goed stelsel van eisen voor landmeetkundig werk. Zijlstra: Daarmee versterk je dan de branche, want daar mee bereik je dat het geknoei aan de onderkant van de markt, waar iedereen altijd al last van had, wordt uitge bannen. Is er sprake van een toekomst voor de B6? Riemersma: De B6 houdt over zeven jaren op, dat is duidelijk. Ik zie wel dat tussen de zes bedrijven met name op kwaliteitsgebied een stuk samenwerking tot stand kan komen; daar zie ik ook voor mijzelf een uitdaging in. De zes zitten nu regelmatig om de tafel en daar worden ervaringen uitgewisseld, die men anders onder tafel zou houden. Dat levert een voorsprong op op andere bedrij ven, maar het moet vooral leiden tot brancheversterking. Denk hierbij bijvoorbeeld maar eens aan Europa 1992; daarvoor is zoiets ook van wezenlijk belang. Ik zie dus voor B6 in de toekomst nog een aantal hele belangrijke taken liggen, waarvoor we deze jaren heel goed moeten gebruiken. En het Kadaster, dat houdt het nog wel 150 jaar vol? Zijlstra: Het Kadaster heeft een taak, en het hangt straks aan een wet. Al kun je natuurlijk ook het Amerikaanse systeem volgen. Riemersma: Dan krijg je chaos. Je merkt bijvoorbeeld ook, dat een landmeter daar geen status heeft. De hele plaatsbepaling is daar een chaos, want iedereen mag daar landmeetkundig werk doen. Zijlstra: Het Kadaster zal in Nederland nog wel 150 jaar halen. Of dat ook in dezelde omvang zal zijn, hoeft na tuurlijk niet. Dat mag best wat minder, vinden wij. Als we nog wat verder zijn met deze hele operatie, kun je natuur lijk toch nog eens terugkomen op de takendiscussie. 236 NGT GEODESIA 89 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 16