i vl R V D R/0 (0 IN RADIALEN) D AARDE I (6 MAANDEN/^ LATER) Hipparcos en geodesie Referentiesystemen lijk grote hoeken in één keer te meten. Daarentegen wordt op aarde de waarnemingsprecisie begrensd door de atmosferische turbulentie, terwijl lokale en seizoens variaties in de refractie hinderlijke regionale fouten in de aardse catalogi veroorzaken. Hipparcos levert naast geometrische informatie (positie, eigenbeweging en parallax) ook fotometrische informatie, namelijk de helderheid (magnitude) en de kleur van ster ren. Deze resultaten zijn in de eerste plaats van belang voor astronomen; bijvoorbeeld uit de afstand, helderheid en kleur van een ster kunnen astronomen het type ster en het stadium van zijn evolutie bepalen. De parallax van sterren vormt daarbij het fundament van de afstands bepaling naar sterren (fig. 3). /ft Fig. 3. De parallax is de schijnbare beweging van een ster ten gevol ge van de beweging van de aarde om de zon. Sterren die niet al te ver weg staan, beschrijven jaarlijks een klein ellipsje aan de hemel, hetgeen in feite een projectie van de aardbaan is (de grootste paral lax is 0,7 boogseconden). De grootte van de parallax is een maat voor de afstand tot een ster. In dit artikel zullen we verder niét op de astronomische toepassingen ingaan; zie bijvoorbeeld [Kovalevsky, 1986; Perryman Guyenne, 1982], Daarentegen zullen wij de geodetische aspecten van Hipparcos behandelen. Afgezien van mogelijke geodetische toepassingen van de Hipparcos catalogus heeft het Hipparcos project nog twee andere effecten op de geodesie. Ten eerste, de kennis van het instrumentarium kan van pas komen bij toekomstige geodetische satellieten. Ten tweede, de Hipparcos gegevensverwerking is een gigantisch vereffe ningsprobleem, welke goed bij het geodetische onder zoek aansluit. Dit verklaart tevens waarom geodeten be trokken zijn bij de gegevensverwerking. In dit artikel zullen we eerst op de geodetische toepas singen van de Hipparcos catalogus ingaan. Daarna wordt het Hipparcos meetprincipe uitgelegd. Vervolgens zal de gegevensverwerking, en de geodetische betrokkenheid daarbij, worden behandeld. Meer informatie is te vinden in een speciaal themanummer van Manuscripta Geodae- tica [1986]. Astrometrie en geodesie zijn altijd nauw met elkaar ver bonden geweest. Astronomische waarnemingen speel den bijvoorbeeld een grote rol bij de navigatie en punts- bepaling en bij het bepalen van de vorm van de aarde, het zwaartekrachtsveld en de stand van de aarde in de ruim te. Deze rol is in de laatste twee decennia overgenomen door nieuwe technieken, zoals de satellietmethoden, gra- vimetrie en radioastronomie [Brouwer, 1989; Van Gelder, 1989], De reden voor de teruggang in de toepassing van opti sche astronomie in de geodesie ligt voor de hand: voor praktische toepassingen, omdat andere technieken han diger zijn; voor wetenschappelijke toepassingen, omdat andere technieken nauwkeuriger zijn. Om deze situatie te kunnen veranderen, is de komst van een Hipparcos catalogus alléén niet voldoende. Er is eveneens een drastische verbetering in de waarnemings precisie van optische richtingsmeting vanaf aarde nodig. Helaas blijkt het ten gevolge van instrumentele en at mosferische beperkingen onmogelijk om op aarde te be schikken over de volledige Hipparcos precisie [Van Daa- len Van der Marei, 1986]. De waarnemingsprecisie in observatoria is momenteel 70-100 milliboogseconden. Voor geodetische metingen is dit iets slechter, namelijk 300-700 milliboogseconden. Volgens sommigen is uit eindelijk, met veel moeite, misschien 10-20 milliboog seconden haalbaar; dit is altijd nog een orde minder dan de Hipparcos catalogus. Voorlopig is er dan ook géén terugkeer van de optische astronomie in de geodesie te verwachten. Gelukkig kunnen we deze discussie toch nog met een aantal lichtpuntjes besluiten. Ten eerste, een interessan te wetenschappelijke toepassing is de herberekening van historische waarnemingsseries ten behoeve van studies op het gebied van de aardrotatie en platentektoniek [Gro ten, 1982]. Ten tweede, de sterposities zijn na Hipparcos haast foutloos. Dit maakt bijvoorbeeld refractiestudies mogelijk. In ieder geval is het een veilig idee, zeker in een discipline waar systematische fouten vroeger een grote rol hebben gespeeld. Daarmee vormt de Hipparcos cata logus een formidabel referentiestelsel! De belangrijkste bijdrage van Hipparcos aan de geodesie en geodynamica betreft wellicht de unificatie van referen tiesystemen. Dit behoeft enige verdere uitleg. We maken hierbij gebruik van de terminologie voorgesteld door Kovalevsky en Mueller; zie bijvoorbeeld [Mueller, 1985]. Referentiestelsels worden in het algemeen gebruikt voor het beschrijven van de positie en de beweging van objec ten op aarde (aardvast referentiestelsel) of in de ruimte (buitenaards referentiestelsel). Een tweetal zaken speelt hierbij een rol: ten eerste de definitie van het referentie stelsel, en ten tweede de realisering hiervan. De definitie legt het referentiesysteem vast; dit impliceert de keuze voor een theorie die de beweging van objecten in algemene termen beschrijft, liefst met zo min mogelijk parameters. Het referentiestelsel wordt gerealiseerd door enerzijds de keuze van de juiste set parameters, die bijvoorbeeld kun nen volgen uit waarnemingen aan planeet- of satelliet- banen, en anderzijds een set van objecten met coördi naten die de positie en individuele beweging van ieder object beschrijven. De objecten maken het referentie systeem toegankelijk voor metingen. 238 NGT GEODESIA 89 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 18