Internationale samenwerking
r BEELDVELD
SP N-BEUEG MG
SCHIJBARE DIAMETER
VAN DE AARDE 17
[168.75 /UUR)
oASISIIOEK
TELESCOOP
Fig. 4. Het meetprincipe: De stand van de satelliet in de ruimte veran
dert continu ten gevolge van een rotatie om de spin-as (de spin-
beweging) en de precessie van de spin-as zelf. Een ster wordt kort
na elkaar in het eerste en tweede beeldveld waargenomen. Dit her
haalt zich na twee uur, zij het dat de beeldvelden dan iets zijwaarts
zijn opgeschoven, zodat nu sterren in een gedeeltelijk overlappende
strook worden aangemeten. De satelliet bevindt zich in een geo
stationaire baan op 36 000 km hoogte, en staat dus altijd boven het
zelfde punt op de evenaar (12° W).
In de geodesie is een tweetal typen referentiesystemen
van belang:
inertiaal systemen, waarin de bewegingsvergelijkin
gen zonder rotatie termen kunnen worden geschre
ven;
geocentrische systemen, met het massacentrum van
de aarde als oorsprong en met de z-as parallel aan de
rotatie-as van de aarde.
Daarnaast zijn er natuurlijk vele hulp- en tussenstelsels in
gebruik.
De Hipparcos waarnemingen, noch de onderliggende
theorie, hebben enige binding met inertiaal systemen. De
Hipparcos waarnemingen, die neerkomen op hoekmetin
gen, zijn invariant voor rotaties. De oriëntatie van het
Hipparcos stelsel in de ruimte is dus onbepaald, hetgeen
resulteert in een rangverlies gedurende de berekeningen.
Het rangverlies bij Hipparcos is 6; 3 rotaties in de posities
en 3 in de eigenbewegingen3). Een remedie is, zoals be
kend, het kiezen van een rekenbasis; in het geval van
Hipparcos betekent dit het vasthouden van anderhalve
ster. Zoals altijd door Baarda [1973] is benadrukt, is de
keuze van een rekenbasis, en daarmee de definitie van
het coördinatensysteem, vrij willekeurig.
Het Hipparcos referentiestelsel, dat zelf dus géén iner
tiaal systeem is, zal daarom via externe waarnemingen
worden gekoppeld aan de twee reeds nu bestaande iner
tiaal systemen: namelijk een referentiesysteem geba
seerd op de dynamica van ons zonnestelsel en één ge
baseerd op extra-galactische bronnen die door middel
van VLBI (Very-Long-Baseline Interferometry) metingen
zijn waargenomen [Brouwer, 1989]. De koppeling met het
eerste systeem is vrij eenvoudig te maken, omdat de
meeste FK5 sterren, die het eerste systeem realiseren,
door Hipparcos worden waargenomen. De koppeling met
het tweede systeem wordt gerealiseerd door in een apar
te meetcampagne de VLBI posities te bepalen van een
aantal radio-sterren, met een voldoende heldere optische
component om ook door Hipparcos te kunnen worden
waargenomen. Daarnaast is het mogelijk om met de
Hubble Space Telescope Hipparcos sterren te verbinden
met radio-sterren en quasars (met te zwakke optische
componenten om direct door Hipparcos te kunnen wor
den waargenomen).
Voordat de Hipparcos catalogus gereed is, moet eerst
een enorme hoeveelheid rekenwerk worden verricht. Dit
rekenwerk wordt op verzoek van ESA door twee interna
tionale consortia ter hand genomen, NDAC en FAST ge
naamd. NDAC (Northern Data Analysis Consortium) be
staat uit instituten in Denemarken, Zweden en Groot-
Brittannië. FAST (Fundamental Astrometry by Space
Techniques consortium) bestaat uit een zeventiental insti
tuten in Frankrijk, Italië, Bondsrepubliek Duitsland, Ne
derland en de Verenigde Staten van Amerika. Voor
Nederland nemen het Laboratorium voor Ruimte Onder
zoek (LRO) te Utrecht en de Faculteit der Geodesie (de
werkeenheid Mathematische Geodesie en Landmeetkun
de van de Technische Universiteit Delft) deel aan FAST.
In 1981 is begonnen met de voorbereiding van de ge
gevensverwerking.
De consortia zullen ieder, langs verschillende wegen, een
stercatalogus berekenen. Het grote voordeel van twee
3) Indien de eigenbewegingen en parallax voldoende groot zouden
zijn, zou het rangverlies theoretisch minder zijn. Echter ten ge
volge van de gekozen data-reductie procedure verdwijnt het rang
verlies in zijn geheel. Toch blijkt de extern toegevoegde informatie
van onvoldoende kwaliteit om de onbepaaldheid in het Hipparcos
stelsel voldoende nauwkeurig op te lossen. Het rangverlies blijft
in feite dus gewoon 6.
Fig. 5. Het Hipparcos tralie (met dank aan ESA).
NGT GEODESIA 89 - 5
239
STAR
MAPPER
GRID
I SCAN
DIRECTION