zee-oppervlak. Wanneer men uit deze metingen nauwkeurige geo- idehoogten wil afleiden, dan is het nodig te corrigeren voor baan- fouten en tijdsafhankelijke factoren, zoals getijden of luchtdruk. De resultaten van de beide methoden zijn te vergelijken met de resul taten uit zeegravimetrie gedurende de NAVGRAV-expeditie in 1986. De resultaten uit de collocatie vertonen een goede overeenkomst met de NAVGRAV-set. De standaardafwijking van de verschillen be draagt ongeveer 7 mgal. Deze nauwkeurigheid lijkt voldoende om de anomalieën te gebruiken voor exploratiedoeleinden. M. R. Hartog HET BEREKENEN VAN DE REFRACTIECOËFFICIËNT BOVEN WATER AAN DE HAND VAN EEN ATMOSFEERMODEL Bij waterpasmetingen heeft men altijd een correctie voor de aard- kromming en een correctie voor de refractie. Deze refractiecorrectie wordt vaak geëlimineerd door van twee kanten tegelijk te meten. Door aan de hand van meteorologische gegevens de refractiecorrec tie te berekenen, kan men volstaan met waarnemingen vanaf één kant. Om de refractie te kunnen bepalen, heeft men gradiënten van de temperatuur, van de luchtdruk en van de partiële druk van water damp nodig. Door een model van de atmosfeer ter plaatse te maken, kunnen deze gradiënten worden bepaald. Het model dat in dit onderzoek is ontwikkeld, kan uitsluitend worden gebruikt boven water. Tijdens de meting moeten de windsnelheid, de luchttemperatuur, de watertemperatuur, de luchtdruk, de partiële druk van waterdamp in de lucht en de partiële druk van waterdamp vlak boven het water worden bepaald. Het model maakt onderscheid tussen drie atmosfeersituaties met verschillende voorwaarden: een stabiele atmosfeer, een neutrale atmosfeer en een onstabiele atmosfeer. De resultaten van het model zijn vergeleken met de bekende refrac tiecorrecties van waterpassingen over water. Het blijkt dat de bere kende refractiecorrecties nog niet kloppen met de al bekende correc ties. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van enkele meteorologische formules die boven water niet gelden en door het maar op één plaats bepalen van de weergegevens. Wanneer de weergegevens op meerdere plaatsen langs de meetweg zouden worden bepaald, kan waarschijnlijk een beter resultaat worden bereikt. J. Heeger HET BEREKENEN VAN DE OPPERVLAKTE VAN EEN GEODE TISCHE VEELHOEK OP EEN OMWENTELINGSELLIPSOÏDE In dit afstudeeronderzoek is een algoritme ontwikkeld voor de bere kening van een oppervlakte van een willekeurige veelhoek op een omwentelingsellipsoïde. Bij de ontwikkeling van het algoritme is zoveel mogelijk geprobeerd een parallel te trekken met de door Levallois en Dupuy ontwikkelde methode voor het berekenen van de geodetische lijn. Levallois en Dupuy maakten gebruik van de zogenaamde Wallis integralen. Omdat deze Wallis-integralen met behulp van recursieve formules kunnen worden berekend, is deze methode zeer geschikt voor computerberekeningen. In dit onderzoek is de oppervlakte van een geodetische veelhoek ook uitgedrukt in deze Wallis-integralen. Bij proefberekeningen is echter gebleken, dat deze formule niet geschikt was voor het direct uit de Wallis-integralen berekenen van de oppervlakte. Hoewel de hogere orde termen wel langzaam tót nul naderen, mogen deze niet worden verwaarloosd. Door het leggen van de relatie met een eenheidsbol zijn de Wallis integralen in de formule voor de oppervlakteberekening vervangen door een functie van onder meer azimuts van de geodetische lijn in begin- en eindpunt en de booglengte van begin- en eindpunt. Deze variabelen in de formule voor de oppervlakte worden berekend met behulp van standaardprogrammatuur voor het tweede hoofdvraag stuk op basis van de methode van Levallois en Dupuy. M. H. Hiemstra EEN PRESENTATIEMETHODE VOOR DE WEERGAVE VAN DYNAMISCHE THEMATISCHE GEGEVENS OP EEN DIGITAAL HOOGTEMODEL Begin 1988 is uit een samenwerkingsverband tussen de TU Delft, de Universiteit Groningen, de gemeente Maastricht en de Rijksdienst voor Monumentenzorg het onderzoek „Historische structuuranalyse Maastricht" opgestart. Het doel van dit onderzoek is het beschrijven, verklaren en visualiseren van het verstedelijkingsproces van Maas tricht. Een van de drie deelonderzoeken was een historisch-geografisch onderzoek. Men wilde onder andere functionele gebieden (bijvoor- NGT GEODESIA 89 - 5 beeld woongebieden) van Maastricht door de eeuwen heen kunnen visualiseren. Het is met behulp van bestaande DTM (Digitale Terrein Modellen) pakketten mogelijk gebleken een nauwkeurig beeld van een terrein met thematische gegevens te verkrijgen. De beeldopbouw bleek daarbij veel tijd te kosten, met als gevolg dat men niet snel achter elkaar verschillende situaties kon laten zien, hetgeen juist de bedoe ling was van het deelonderzoek. In dit onderzoek is daarom een andere methode ontwikkeld om op een digitaal hoogtemodel snel dynamische thematische gegevens te presenteren. Bij de methode worden de thematische gegevens ge generaliseerd tot vlakjes. Aan de ene kant verliest men hierdoor wel aan nauwkeurigheid van de af te beelden gegevens, maar aan de andere kant wint men snelheid in het genereren van het beeld. M. Hofman „GRADIO", AN ERROR ANALYSIS OF THE SPACEBORNE GRAVITY GRADIOMETER De European Space Agency is momenteel een ruimte-zwaarte- kracht-gradiometer aan het ontwikkelen, die in 1993 in een satelliet zal worden gelanceerd. Het doel van dit instrument is de bepaling van het aardse zwaartekrachtsveld door de bepaling van zwaarte krachtgradiënten met behulp van differentiële versnellingsmeting. Omdat de satelliet tijdens de vlucht brandstof verbruikt om zijn (ge ringe) hoogte te behouden, zal de bias in de versnellingsmetingen veranderen als gevolg van de massa van de brandstof. Om nu een voldoende nauwkeurigheid in de metingen te bereiken, moeten zo wel de massa van de brandstof als de verdeling van de brandstof in de tanks nauwkeurig bekend zijn. Het is daarom noodzakelijk een goed model van de brandstofverdeling binnen de tanks op te stellen. Daarnaast is een analyse gemaakt van het kalibratiesysteem. Het principe van de kalibratie is het genereren van bekende versnellin gen die vervolgens worden gescheiden van versnellingen als gevolg van atmosferische remming, zwaartekracht en rotaties van de satel liet. De nauwkeurigheid van de kalibratie is waarschijnlijk voldoende om fouten zoals de verdraaiing van een versnellingsmeter en niet- orthogonaliteit van de versnellingsmeterassen te kunnen verwijde ren. Tenslotte is ook een analyse gemaakt van de configuratie van het systeem. Het orthogonaal zijn van de gradiometerassen hangt af van de optische kubus in het midden van het instrument waarmee de assen worden gericht. De precisie die wordt geclaimd door de ont werpers, is niet goed genoeg om de gewenste meetprecisie te be reiken. W. H. van Ooijen TEST NETWORK DELFT: „AN ANALYSIS OF THE MATHEMATICAL AND STOCHASTIC MODEL IN RELATIVE POSITIONING WITH THE GLOBAL POSITIONING SYSTEM USING TRIMBLE 4000SX RECEIVERS AND TRIMBLE SUPPLIED DATA REDUCTION SOFTWARE" Ter bepaling van de nauwkeurigheid van de basislijn vectoren die met het Global Positioning System (GPS) zijn bepaald met TRIMBLE ontvangers en de bijgeleverde TRIMVEC software, is een klein net werk in Delft zowel terrestrisch als met GPS gemeten. De gebruikte TRIMVEC software is een programma waarmee alleen basislijn oplossingen kunnen worden berekend. De GPS metingen zijn op vijf stations gelijktijdig uitgevoerd. Als gevolg hiervan zijn de enkele basislijn oplossingen gecorreleerd. Deze correlatie wordt niet gebruikt in de enkele basislijn schattingen. Om de invloed van deze niet optimale berekeningsmethode te bepa len, wordt het mathematisch model voor de enkele basislijn bereke ning met dat van de simultane basislijn berekening vergeleken. Daarna worden de coördinaten verkregen uit de GPS metingen ver geleken met de coördinaten uit de terrestrische metingen. Op basis van deze vergelijking wordt geconcludeerd dat er geen systemati sche fout in de GPS coördinaten aanwezig is (grootste verschil in eni ge coördinaatcomponent 6 mm). De geschatte standaarddeviatie in het programma TRIMVEC bleek in de vereffening realistisch te zijn. S. W. P. Pulles NORMAL POINTS: COMPRESSION OF SATELLITE LASER RANGING DATA In de laserafstandmeting naar satellieten (SLR) worden zeer veel metingen verzameld. De verwerking van deze gegevens tot geodeti sche parameters met behulp van vereffeningsprogramma's leidt tot lange rekentijden. Ter verkorting hiervan dient het aantal metingen kleiner te "worden: de gegevens worden gecomprimeerd. Dit wordt bewerkstelligd door alle metingen binnen constante tijds intervallen correct te representeren door een enkele meting: een nor- 257

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 37