mal point. Bij de vervanging van de oorspronkelijke metingen door normal points wordt de eis gesteld, dat vereffening met beide soor ten gegevens dezelfde resultaten oplevert. In de scriptie wordt met simulaties van het satelliet-geodetische pro bleem aangetoond, dat aan deze eis niet kan worden voldaan. Met soortgelijke experimenten wordt onderzocht of de verschillen in de oplossingen aanvaardbaar zijn en wordt het gedrag van normal points in bepaalde voor SLR karakteristieke situaties bekeken. Het blijkt dat in de meeste gevallen de metingen veilig kunnen worden vervangen door normal points (verschillen insignificant). In andere gevallen is de vervanging twijfelachtig, vooral als de metin gen systematische fouten bevatten. Het werk eindigt met vereffeningen met echte gegevens als invoer. Hier worden de bevindingen uit de simulaties min of meer bevestigd. H. J. Rijks INTEGRATION OF TIE-POINTS IN DIGITAL MOSAICKING De in de fotogrammetrie en remote sensing bestaande methoden voor het samenstellen van mozaïeken maken meestal gebruik van paspunten (bekend in fotocoördinaten en terrestrische coördinaten). De originele beelden worden afzonderlijk getransformeerd naar het gemeenschappelijke terrestrische stelsel en daarna worden deze nieuwe beelden gecombineerd tot één bestand. Hoewel deze methode bevredigende resultaten levert, zijn er mini maal vier paspunten nodig voor ieder origineel beeld dat in de mozaïek moet worden opgenomen. In deze scriptie wordt een methode voor het samenstellen van mozaïeken gepresenteerd, waarbij verbindingspunten worden ge bruikt. Dit zijn punten in de overlap van twee beelden, waarvan de fotocoördinaten in beide beelden bekend zijn. De terrestrische coör dinaten van deze punten zijn niet noodzakelijk. Deze methode maakt het mogelijk mozaïeken samen te stellen met behulp van zeer weinig of zelfs zonder paspunten. Na een beschrijving van de beeldgeometrie en het mathematische model wordt in de scriptie het FORTRAN-programma „MOSAIC. FOR" beschreven. Dit programma berekent de transformatiepara meters voor de beelden die in de mozaïek worden opgenomen en voert tevens een aantal tests uit. Tenslotte wordt een aantal aanbevelingen gegeven voor het realise ren van een operationeel systeem voor het samenstellen van mo zaïeken. L. V. Kollaard ONTWERP VAN EEN METHODIEK VOOR FOUTDETECTIE IN TERRESTRISCHE NETWERKEN In dit onderzoek is getracht een methodiek te ontwikkelen en te be schrijven, die in staat is fouten in de waarnemingen van tweedimen sionale geodetische netwerken te ontdekken. De foutdetectie dient in een zo vroeg mogelijk stadium van het verwerkingsproces te ge schieden. De methodiek vangt aan tijdens de meetfase in het veld. Wanneer het mogelijk is, worden de waarnemingen eerst vereffend in een stationsvereffening (berekening standaardafwijking). Hierna kunnen voor visuele controle de waarnemingen worden afgebeeld op een scherm. Hierop volgen een toets voor benaderde waarden en een toets voor eenvoudige voorwaarden (als die er zijn). Deze twee toet sen worden geïntroduceerd als een vorm van voorbewerking. Aan het eind van de dag kan de dagproduktie van eventueel meerde re meetploegen worden samengevoegd tot één bestand. Na het samenvoegen van de waarnemingen kan de foutdetectie verder gaan door methoden te gebruiken die alle waarnemingen betrekken bij de berekeningen. Bij een eventuele implementatie van de methodiek op een micro computer moeten nog veel problemen worden opgelost. Enkele van deze problemen zijn het vinden van benaderde waarden van onbe kenden, het vinden van reguliere vereffeningsproblemen uit de losse waarnemingen, het vinden van voorwaarden, het reduceren van het aantal onbekenden als het probleem te groot wordt voor een snelle vereffening en toetsing en ergonomische aspecten. Met nadruk moet erop worden gewezen, dat er geen methodiek be staat welke in staat is alle fouten te detecteren. Dit geldt wanneer alle waarnemingen in een net zijn gemeten. Het geldt zeker wanneer slechts een deel van de waarnemingen is verricht. I. C. A. Kuylaars MOGELIJKHEDEN TOT AUTOMATISCHE INTERPRETATIE VAN VECTOR-GESCANDE GROOTSCHALIGE KAARTEN In dit onderzoek stond de vraag centraal of automatische interpreta tie van vector-gescande kaarten mogelijk is. Om dit te kunnen bepa len, is allereerst gekeken naar de theoretische haalbaarheid. De problemen om van een analoge kaart, via een scanner, tot een database te komen, zijn niet te wijten aan de mogelijkheden van de hardware. De resolutie en de geheugencapaciteit van scanners en computers is technisch zeker geen probleem. Ook de kosten hiervan zullen in de toekomst waarschijnlijk sterk afnemen. Op het terrein van software blijkt de interpretatie van een kaart, com plex als deze is, een hoge mate van intelligentie te vragen. Automati sche interpretatie vereist daarom een vorm van kunstmatige intelli gentie. In minder complexe kaarten is een algoritme denkbaar, dat geen gebruik maakt van kunstmatige intelligentie, maar wel tot auto matische interpretatie komt. Dit algoritme is uitgewerkt in een FORTRAN-programma, dat gebruik maakt van graPHIGS. In dit programma wordt de kaart geïnterpre teerd in drie klassen: infrastructuur, bebouwing en groengebied. Dit programma functioneert uitstekend voor zeer eenvoudige kaarten, waaruit de conclusie kan worden getrokken, dat automatische inter pretatie mogelijk is. Tenslotte worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek. De mogelijkheden voor automatische interpretatie zullen verbeteren door toepassing van expert-systemen. De legenda van de kaart zal daarbij, net als bij de menselijke interpretatie, een belangrijke rol spelen. J. J. M. Lammerts KINEMATISCHE HOOGTEBEPALING MET HET GLOBAL POSITIONING SYSTEM In het kader van het onderzoeksproject „GPS-waterstand" bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat zijn aspecten onder zocht van kinematische plaatsbepaling met het Global Positioning System. Door kinematische toepassing is het bijvoorbeeld mogelijk een koppeling naar een referentielichaam te bewerkstelligen bij lodingen op open zee. In het onderzoek zijn in het eerste deel enkele theoretische aspecten onderzocht. Het optimaliseren van het verwerkingsproces van de metingen is geanalyseerd en de invloed van fouten in de satelliet positie op diverse basislijnen is berekend. Tenslotte is bestudeerd welke satellietgeometrie een meest precieze hoogtebepaling moge lijk maakt. In het praktische tweede deel van het onderzoek is in drie stappen gewerkt aan een uitspraak over de precisie waarmee een kinemati sche plaats kan worden bepaald: een zerobaseline, een statische basislijn en tenslotte een kinematische basislijn zijn onderzocht. Een precisie van 7 centimeter in de horizontale en 4 centimeter in de verticale positie werd aangetoond met het aanwezige verwerkings model. Een betere referentie kan de precisie tot 3 a 5 centimeter te rugbrengen. Th. C. J. de Smidt OP WEG NAAR EEN CENTRALE UNIFORME WAARDEBEPALING VAN ONROEREND GOED In het rapport „De wet waardebepaling onroerend goed" consta teerde de voorlopige Raad voor Vastgoedinformatie (RAVI), dat het gebruik van de waarde van onroerend goed ten behoeve van be lastingheffing niet duidelijk is voor de burger. Tevens wordt de waar debepaling door de overheid niet efficiënt uitgevoerd en tenslotte is er geen uitwisselingsmogelijkheid van waardegegevens tussen ver schillende informatiesystemen. Om deze redenen adviseert de Raad een uniform waardebegrip voor onroerend goed in te voeren. Verder pleit zij onder meer voor een openbaar toegankelijk waarderegister van onroerend goed. Mede op basis van dit rapport is een kwalitatief en kwantitatief onder zoek verricht naar de verschillen tussen drie geregistreerde waarden van onroerend goed (transactieprijs, waarde ten behoeve van de onroerend-goedbelasting en waarde ten behoeve van onder meer de inkomsten- en vermogensbelasting). Een viertal aspecten is nader uitgewerkt aan de hand van gegevens in de gemeente Den Haag, te weten: de samenhang tussen de transactieprijs en de beide waarden voor belastingheffing; de invloed van erfpacht op de OGB-taxatie in vergelijking met eigendom; de relatie tussen het aantal kamers, het vloeroppervlak en het bouwjaar enerzijds en de waarde van onroerend goed ander zijds; het verschil in belastingopbrengsten bij toepassing van verschil lende stelsels van waardeklassen. Deze aspecten zijn tenslotte in het licht gezet van de ideeën met be trekking tot de centrale uniforme waardebepaling van onroerend goed in Nederland en een functionerend waardebepalingssysteem in Denemarken. 258 NGT GEODESIA 89 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 38