Het hogere niveaumeten
vrij forse aardbevingen voorkomen. In De Bilt bevindt zich
de apparatuur voor de metingen van lang periodieke
golven. De seismograaf van Epen laat net een trilling
zien.
Volgens Houtgast zijn er dagelijks kleine aardverschui
vingen. Alle schokken worden geregistreerd, zelfs als een
Concorde door de geluidsbarrière gaat, is dat te zien. In
Witteveen worden op het seismogram regelmatig vrij plot
seling optredende verstoringen waargenomen, die in ver
band staan met luchtdrukvariaties. De oorzaak van het
ontstaan van deze variaties is nog niet bekend.
Elke soort schok heeft zijn eigen specifieke kenmerken.
Met voorbeelden leren we het verschil tussen een aard
beving en een ondergrondse kernexplosie (d.w.z. voor
beelden op papier). Een kernexplosie begint met een
brede uitslag en loopt snel terug naar de rechte lijn; er is
weinig golving. Een aardbeving geeft meer golving te
zien. Op onze vraag of er ook een raakvlak is met het
werk van de landmeter, antwoordt Houtgast dat het er
zelfs twee zijn. Soms wordt het KNMI opgebeld door land
meters, dat ze tijdens het meten met theodolieten flinke
trillingen in het instrument zagen. Vergelijking met de in
strumenten bevestigt dan vaak een aardschok.
Een tweede raakvlak is de berekening van de plaats van
de schok (het epicentrum). Dit geschiedt met behulp van
achterwaartse insnijding (uit registratie van de afstand
vanuit tenminste drie stations; fig. 6).
Een andere activiteit is het in kaart brengen van de ge
volgen van de beving. Een methode die dus pas in latere
instantie kan worden gevolgd. Hiervoor wordt de schaal
van Mercalli gebruikt. Dikwijls zijn de meest ernstige ge
volgen in of bij het epicentrum, ofschoon dit ook afhangt
van de staat waarin bijvoorbeeld de bouwwerken zich be
vinden.
De seismische golven kan men onderscheiden in de zo
genaamde P-, S- en L-golven. De P(rimaire) golf heeft een
snelheid van 5 tot 14 km per seconde en geeft de trillings
beweging van de materiedeeltjes in druk- en rekbewegin-
gen weer in de voortplantingsrichting. De S-golf is een
golf, waarbij deze deeltjes loodrecht op de voortplantings
richting trillen. Deze golf is langzamer en komt dus later
aan dan de P-golf. Als derde golf onderscheiden we de L-
golf, de zogenaamde lange golf. Hierin kan weer onder
scheid worden gemaakt in de ,,Love- en Rayleighgolf"
(fig- 7).
De seismograaf registreert deze golven. Men gebruikt
voor de verticale en voor de horizontale trillingen aparte
seismografen. Beide zijn echter gebaseerd op het traag
heidsprincipe (fig. 8).
P-golf
Love-golf
S-golf
Rayleigh-golf
Fig. 7. De L-golf wordt onderverdeeld in de ,,Love- en Flayleighgolf".
NGT GEODESIA 89 - 5
Horizontaal seismograaf
Vertikaal seismograaf
Fig. 8. Het principe van een verticaal en een horizontaal seismo
graaf.
Een seismogram kan de vorm hebben van fig. 9. Hiermee
kan men dan tijdstip, plaats en magnitude van de beving
berekenen. De afstand tot het epicentrum kan worden be
rekend uit het verschil in aankomsttijd van de P- en S-
golf. Hoe groter dit verschil, hoe groter de afstand tot het
epicentrum. De magnitude van de beving vindt men terug
in de verticale uitslag.
23 p S .L li
2
3 uur ♦-4 minuten-*
Fig. 9. Seismogram van een aardbeving in Griekenland, opgetekend
te De Bilt. De primaire golf (P), de secundaire golf (S) en de opper
vlaktegolf (L) zijn duidelijk te onderscheiden.
Ofschoon Nederland niet erg gevoelig is voor aardbevin
gen, worden er toch regelmatig schokken geregistreerd.
Zo kunnen zelfs instortingen van mijngangen worden
waargenomen. Na langdurig registreren is het mogelijk
geworden de aardbevingsgevoeligheid van Nederland in
kaart te brengen. In vergelijking met het breukensysteem,
in Californië, de bekende San Andreasbreuk, zitten we
hier op rozen.
Remote sensing onderzoek
Omwille van het wetenschappelijke niveau van NGT Geo-
desia zoeken we nog een raakvlak waarin dit voldoende
tot zijn recht kan komen. En dat vinden we.
Er volgt een sessie over de bepaling van de vorm van de
geoïde, de meting van golfstromingen en de stijging van
de zeespiegel.
We zijn bij Ad Stoffeten terechtgekomen (afdeling Weten
schappelijk Onderzoek). Hij is afgestudeerd op „grens-
laagfysica in vaste stoffen" en doet assimilatiestudies
met satellietgegevens. Ad legt uit wat dat voorstelt en wij
proberen het te begrijpen.
Satellietgegevens kunnen de numerieke verwachtingen
van het weer en de zeegolven verbeteren. Hierin speelt
met name het Scatterometersysteem een rol, een
systeem dat op de ERS 1 (eerste Europese remote sen
sing satelliet die in 1990 wordt gelanceerd) aanwezig is.
De systemen SAR (Synthetic Aperture Radar), Altimeter
(hoogtemeter) en AISR (meet via infrarood de opper-
vlaktetemperatuur van de zee) worden dan waarschijnlijk
ook bij het KNMI gebruikt (fig. 10).
225