Duizend jaar Nederlandse
landmeetkunde
door ir. E. Muller, werkgroep Geschiedenis der Geodesie van de Rijkscommissie voor
Geodesie.
SUMMARY
A thousand years of Dutch surveying
The Dutch country has many ditches: some 350 000 km. Most of them date from the early Middle Ages.
In digging them there must have been a kind of guidance with knowledge of surveying. From that point
of time the author follows the history of surveying and geodetic activity in the Netherlands till the entering
of the electronic era.
Onlangs vermeldde het tijdschrift „Grasduinen", dat ons
land 350 000 km sloot heeft. Dat is bijna de afstand naar
de maan. Al die sloten zijn gegraven, en wel voor een
groot deel gedurende de middeleeuwen, zo ongeveer
tussen de jaren 1000 en 1500.
Omstreeks het jaar 1000 waren alle factoren kennelijk
gunstig voor het ontginnen van het uitgestrekte veenge
bied tussen de rivieren. Het was vermoedelijk dicht be
groeid met voornamelijk elzen; een wildernis, zoals het in
de oude charters wordt genoemd. Overstromingen kwa
men geregeld voor, maar beïnvloedden de situatie als
geheel nauwelijks, omdat veenvorming en rivierafzetting
gelijke tred hielden met zeespiegelrijzing. Er stonden zo
veel bomen, dat men het gebied wel „houtland" of
Holland noemde; althans volgens de meest gevolgde ver
klaring van de naam Holland.
De veiligheid in ons land verbeterde in hoge mate, toen
de Vikingen omstreeks het jaar 1000 hun strooptochten
staakten. Het normale gezag herstelde zich en op het
platteland keerden rust en veiligheid terug. De Kerk nam
veel initiatieven om de uitbreiding van de landbouw te
bevorderen ter verkrijging van werk en voedsel voor de
weer groeiende bevolking. Kloosters voerden landaan
winningsprojecten uit en bedijkten grote gebieden. De
bisschop van Utrecht, de kapittels van de Utrechtse ker
ken en ook andere gezagsdragers, die samen over vrijwel
het gehele woeste land konden beschikken, gaven tegen
een minimale vergoeding land uit aan mensen die bereid
waren een kavel te ontginnen, te bebouwen en te bewo
nen. Zo ontstonden onder meer de zgn. cope-verkave-
lingen; plaatsnamen als Boskoop, Benschop, Heicoop,
Hoenkoop, Reijerscop herinneren aan de vroegere koop
van de kavels. Elders in ons land ontstonden de op-
strekkende heerden.
Het is niet gering wat er aan werk moet zijn verzet met
eenvoudige hulpmiddelen. De uitspraak dat God de
wereld heeft geschapen, maar dat de Hollanders hun
eigen land hebben gemaakt, kan ook worden gedaan
naar aanleiding van het ontginnen van de uitgestrekte
wildernis in wat nu Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en
een gedeelte van Gelderland is; ook geldt dit voor de ont
ginning van de veengebieden in Friesland, Groningen,
Overijssel, Zeeland en een gedeelte van Noord-Brabant.
Het landschap bevat nog op veel plaatsen herinneringen
aan dit werk. Iedere sloot, iedere watergang wijst op een
activiteit uit het verleden (fig. 1).
Toch is dat niet de reden om hier over de enorme omvang
van dit werk uit te weiden; het gaat om de manier waarop
het gebeurde. De sloten werden namelijk niet willekeurig
of van geval tot geval gegraven, maar kennelijk volgens
strakke plannen. Ze werden op een vaste afstand, even-
H.;:
Fig. 1. Stafkaart 1 50 000 uit 1850, met daarop aangegeven het
jaar van aanleg van enkele terreinobjecten (omgeving Jutphaas).
wijdig of met een bewuste geer gegraven. Bij de cope-
verkavelingen had de diepte van de kavels ook een vaste
maat, zodat iedere kavel dezelfde grootte kreeg, die een
„hoeve" werd genoemd. Een hoeve is 16 morgen, of
ongeveer 13,6 ha. Veel plaatsnamen zijn hiervan afge
leid; denk aan Tienhoven en Achttienhoven bij Utrecht en
Zestienhoven bij Rotterdam.
Op zichzelf is het weliswaar niet zo'n kunst om een enke
le sloot, ook zonder kompas, evenwijdig aan een be
staande sloot of grens uit te zetten en te graven, maar
hier moet wel met overleg en onder leiding gewerkt zijn
bij het uitzetten van de sloten. Het moest niet in het open
veld gebeuren, maar in een ruige wildernis met bomen,
planten, plassen, slappe grond, geulen, en dergelijke.
NGT GEODESIA 89 - 5
227