streefd naar een afbeelding, waarop de belangen van de opdrachtgever het beste naar voren kwamen. Ze hadden de overtuigingskracht, die de rechter of de hogere instan tie eraan wilde hechten. Het is begrijpelijk, dat er behoef te ontstond naar beter kaartwerk. Zo gingen rond 1500 ook de landmeters zich ermee bemoeien. Eerst werden alleen kaarten of kaartjes voor zeer beperkte gebieden gemaakt, maar later ook voor hele gewesten, nadat Gemma Frisius in 1533 een methode had aangegeven om met behulp van het kompas tot een redelijke grond slag voor een kaart te komen. De stad Utrecht was er snel bij om reeds in 1544 door Van Noort een gedetailleerde kaart van de stad te laten maken met behulp van het kompas. De opdracht en de vergoeding zijn in de archieven te vinden. Ook voor de oorlogvoering waren goede kaarten van belang. Karei V en Philips II zagen dit in en lieten door verschillende land meters, ook wel geografen genaamd, kaarten vervaardi gen. De landmeters konden ook in andere opzichten nut tige bijdragen leveren ten behoeve van de oorlogvoering, zelfs zonder objecten te betreden die belegerd werden, zoals het op afstand bepalen van de breedte van een gracht die overbrugd moest worden, of de afstand naar een wal of een toren die moest worden beschoten, in direct te meten. Iemand die daar zeer goed oog voor had, was Prins Mau- rits. Hij was een perfecte organisator, die de juiste men sen wist aan te trekken ten behoeve van de oorlogvoering tegen de Spanjaarden, zoals de landmeter-versterkings- deskundige Adriaan Anthoniszoon. Een all-round weten schapper, die Maurits in dienst had, was Simon Stevin. Deze had in 1585 een boekje ,,De Thiende" gepubliceerd over het tientallig rekenstelsel, waardoor het rekenen aanmerkelijk werd vereenvoudigd en breuken geen pro bleem meer vormden. In navolging van Stevin losten ver schillende landmeters hun rekenkundige problemen op met de onderverdeling van de roede door deze in tien ge lijke delen te verdelen, om aldus ook de onderdelen nauwkeurig te kunnen verwerken. Op verzoek van Maurits stelde Stevin de richtlijnen op voor een landmetersopleiding, die in 1600 aan de Univer siteit van Leiden werd ingesteld. Voor de oorlogvoering had men immers behoefte aan goed opgeleide en des kundige landmeters. De lessen werden in het Nederlands gegeven en daarom heette deze opleiding de Duytsche Mathematycque, waarin met Duits „Diets" of Nederlands wordt bedoeld. De landmeters werden er niet zozeer opgeleid voor het gewone opmeten, maar speciaal voor het uitzetten en bouwen van militaire versterkingen, voor afstandsbepa lingen ten behoeve van geschut, voor hoogtebepalingen om water door dammen of dijken te weren, of omgekeerd om land onder water te kunnen zetten, zodat vijandelijke troepen er niet door konden. Ze waren dus militaire land meters, die meestal „ingenieurs" werden genoemd, vooral als ze als officier in het Staatse leger onder bevel van de Stadhouder stonden. De curatoren van de Leidse Universiteit, die ook deze militaire school bestuurden, vonden deze opleiding eigenlijk niet wetenschappelijk, omdat de lessen niet in het Latijn, maar in de volkstaal het Nederlands werden gegeven. Ze keken er wat op neer, maar Maurits hadden ze het niet willen of durven weigeren. Tijdens het Twaalfjarig Bestand waren de militaire belangen minder klemmend geworden en toen in 1610 twee hoogleraren van de Duytsche Mathematycque waren overleden, gaf men niet toe aan Maurits' drang om de bekende vesting- i iSSUl Fig. 3. Gedenksteen van een molen, gelegd door de in 1759 door de Staten van Utrecht geregistreerde landmeter Jan Kuyk. De steen uit 1763 is thans aanwezig in een pand te Ameide (Z.H.). bouwkundige Marolais aan te stellen. De curatoren stel den de beslissing vijf jaar uit en benoemden toen de assistent die de lessen had waargenomen, Frans van Schooten, tot hoogleraar (fig. 2). Langzamerhand werd ook iets minder nadruk gelegd op het militaire facet van de opleiding, en wat meer op de wiskundige zijde. Terzelfder tijd was er aan de Leidse Universiteit een pro fessor in de filosofie, die wiskunde doceerde. Dat was op zichzelf niet abnormaal, want alles wat niet viel onder theologie, rechten of medicijnen, werd bij de filosofie ingedeeld. Deze professor, Snellius, had methoden uitge dacht om rekenkundig allerlei problemen uit te werken. Zijn bekendste werk ging over het meten en doorrekenen van een driehoeksnet tussen Alkmaar en Bergen op Zoom. Dit was een geheel nieuw idee en hij probeerde het zelf uit, waarbij hij enorm veel werk heeft verzet. Helaas had hij geen kennis genomen van de pas ont dekte rekenmethode met logaritmen, die hem een massa rekenwerk, alsmede een aantal rekenfouten, had kunnen besparen. Merkwaardigerwijze heeft het idee van Snel lius twee eeuwen lang geen waardering ondervonden. De rekenkundige wiskunde lag de mensen toen blijkbaar minder dan de meetkundige methoden. Pas omstreeks 1800 werd in ons land het driehoeksnet de erkende basis voor landmeetkundig werk. Tegenwoordig zijn we veel meer rekenkundig ingesteld; de tafels worden er op de lagere school al ingepompt, en wie er dan nog moeilijkheden mee heeft, neemt een elektronisch zakrekenmachientje. Vermenigvuldigen van enkelvoudige getallen is zo iets simpels en vanzelfspre kends geworden, dat het moeilijk is te beseffen wat voor problemen men er vroeger mee had. In de middeleeuwen was het zelfs zo, dat iemand die rekenen kon, al tot de intelligentia werd gerekend, zij het dat theologen en juristen de wiskunde geen wetenschap vonden. Ondanks Snellius en ondanks de logaritmen vond de rekenkundige landmeetkunde dus geen toepassing. Men bleef kaarten maken met behulp van meetkundige con structies, en de opleiding van de landmeters bleef groten deels ook op dat niveau staan. Naast Leiden en Franeker als opleidingsinstanties waren er nog diverse andere mogelijkheden, zoals officiële opleidingen en particuliere scholen en schooltjes. Ge nootschappen werden opgericht ter bevordering van het niveau en de verspreiding van de wiskundige kennis. NGT GEODESIA 89 - 5 229

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 9