Een advies voor de standaardisering van symbolen voor grootschalige kaarten Inleiding door drs. J. J. Krijnders, vakgroep Kartografie, Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht. SUMMARY Standardising symbols for large scale maps In order to standardise large scale mapping some research projects were undertaken. Here we report about a standard legend based on a survey among producers and users of these maps. To get comprehensible and legitable maps on a screen display it is necessary to determine the special requirements for the design of symbols, in comparison to the traditional „paper" map. De aanleiding voor dit artikel is het uitbrengen van een verslag op grond van het door de voorlopige Raad voor Vastgoedinformatie (RAVI) geïnstigeerd beleid en ge financierd onderzoek naar de uniformering van de grafi sche presentatie van topografische elementen. Dat on derzoek is in hoofdzaak in 1987 uitgevoerd door dr. ir. P. Stefanovic, als universitair hoofddocent verbonden aan de vakgroep Kartografie van het ITC te Enschede, prof. dr. F. J. Ormeiing en drs. J. J. Krijnders, respectievelijk als hoogleraar en wetenschappelijke onderzoeker ver bonden aan de vakgroep Kartografie van de Rijksuniver siteit Utrecht. De begeleiding werd gevormd door de Commissie Topografische Basisbestanden van de RAVI en de normcommissie „Tekeningen voor de Bouw" van het Nederlands Normalisatie Instituut. Doel van het onderzoek was te komen tot voorstellen voor procedures ter verbetering van symbolen voor objecten en elementen, die het meest voor uitwisseling in aan merking komen, uitgaande van voor visuele herkenning te stellen eisen en de mate waarin bepaalde symbolen al worden toegepast. In december 1987 is een conceptrapport uitgebracht, waarin de gewenste testprocedure werd uitgewerkt welke vervolgens op een dertigtal symbolen werd toegepast. In de eindversie van het rapport [1], dat dateert van juni 1988, is het aantal symbolen uitgebreid tot ongeveer 90. Hiermee zijn niet alleen de methoden en procedures ter toetsing van symbolen uitgewerkt en beschreven, maar is tevens een groot deel van het materiaal aangedragen, dat te zijner tijd zal worden vastgelegd in een normblad dat betrekking heeft op topografische elementen, opge slagen in digitale bestanden bij verschillend schaalge- bruik. Het betreft hier een bijzonder onderzoek, niet vanwege de inhoud, maar vanwege de relatie die wordt gelegd tus sen grootschalige kaarten en leesbaarheidsonderzoek. De onderzoekers hebben geen andere testvoorbeelden aangetroffen om de beste vormgeving van symbolen en signaturen van grootschalige kaarten vast te stellen, en als zodanig gaat het dus om een nieuwe toepassing. In de kleinschalige kartografie is het al langer gebruikelijk dat een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd, en dat de resultaten ervan worden toegepast bij de vormgeving. Zo'n onderzoek is het eerst uitgevoerd door Britse onder zoekers in de Tweede Wereldoorlog; waarnemingspsy chologen testten hierbij verschillende vormen van over dracht van ruimtelijke informatie (tabellen, diagrammen, kaarten, geschreven tekst en beeldstatistiek). Vanaf 1955 werd onder leiding van Robinson in de Verenigde Staten een uitgebreid onderzoekprogramma opgezet naar de waarneming van punten, lijnen en vlakken, kleuren en rasters ten behoeve van kaarten. Dit onderzoek werd ,,sec" uitgevoerd, dat wil zeggen niet in een kaartsituatie (,,in situ"), waardoor de resultaten niet direct toepasbaar waren. In Groot-Brittannië ging men, vooral ten behoeve van navigatiekaarten en educatief kaartmateriaal, vanaf 1970 incomplete kaartsituaties testen. De nadruk lag daarbij voornamelijk op het bepalen van de beste con trastsituatie, informatiedichtheid, kaarttypografie en vi suele hiërarchie. In Nederland heeft het leesbaarheidsonderzoek van kaar ten, buiten de Nederlandse Vereniging voor Kartografie (NVK), nog betrekkelijk weinig aandacht gekregen. In 1964 werd op initiatief van de NVK een kleurassociatie- onderzoek uitgevoerd [2], In aansluiting op Bertin's ,,Sé- miologie Graphique" werden in 1969 en in 1970 studie dagen georganiseerd door de NVK, respectievelijk over zwart-wit kartografie en over de visuele leesbaarheid van kaarten. De door verschillende media gestelde leesbaar- heidseisen kwamen ter sprake op studiedagen in 1976. Specifieke aandacht voor symboolontwerp boden de stu diedagen in 1981, terwijl testtechnieken om de geschikt heid van symbolen na te gaan in 1986 bij studiedagen van de NVK aan de orde kwamen [3]. Bij dat laatste werd vooral voortgebouwd op de kennis van het Psychologisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Utrecht. De aan dat laboratorium verbonden onderzoekers hadden met name veel expertise opgebouwd in het nagaan van de geschikt heid van pictogrammen. De hiervoor ontwikkelde metho den bleken ook goed bruikbaar om de geschiktheid van symbolen voor grootschalige kaarten na te gaan. De meeste van de hierboven genoemde studiedagen werden (mede) door de Vakgroep Kartografie van de Rijksuniversiteit Utrecht georganiseerd, en samenvat tend kan worden gezegd dat daar met het leesbaarheids onderzoek de nodige ervaring is opgedaan. De Rijksuni versiteit Utrecht is ten behoeve van het onderhavige onderzoek verbonden met de expertise op het gebied van de automatisering van de Vakgroep Kartografie van het ITC te Enschede. Daar heeft de Vakgroep Kartografie van 290 NGT GEODESIA 89 - 6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 10