Uitgangssituatie Testopzet Fig. 2. Testopstelling met Interpro werkstation. werp ook relevant. We kunnen hiervan drie typen onder scheiden: grafische schermen, lijnplotters en rasterplot- ters. Naast de mogelijkheid voor kleur is de grafische resolutie het andere bepalende criterium van een uitvoer- apparaat dat de kwaliteit van het kartografische symbool bepaalt. Er kan echter, zonder veel risico te lopen, wor den voorspeld dat kleur steeds meer zal worden toege past, ook voor grootschalige en civieltechnische kaarten. Computersystemen maken het mogelijk een kleuront- werp te definiëren, te manipuleren en te realiseren op een veel eenvoudiger en meer efficiënte wijze dan tot nu toe met behulp van manuele methoden mogelijk was. De aan de symbolen te stellen eisen worden in het RAVI- rapport .Verkenning van het onderzoeksveld op het terrein van de topografische databestanden" [5] als volgt geformuleerd: de afbeeldingen op de kaarten die met behulp van de digitale bestanden worden geproduceerd, moeten zoveel mogelijk aansluiten op de bestaande norm bladen; de te kiezen symbolen moeten duidelijk herkenbaar zijn op een analoge kaart of op een beeldscherm; de te kiezen symbolen dienen als groep herkenbaar te zijn; de symbolen moeten gemakkelijk met geautomati seerde apparatuur te vervaardigen zijn. Door het testteam zijn hieraan de volgende eisen toege voegd, mede op basis van de studie van Bos over sym- boolontwerp [6] en het verslag van de studiedagen van de NVK, 1982 „Symbolen in de kaart" [7]: voor alle vormen van output moet hetzelfde symbool worden gebruikt; symbolen dienen zo goed mogelijk van andere symbo len te onderscheiden zijn; symbolen dienen zo min mogelijk ruimte in te nemen; symbolen die veelvuldig worden toegepast en evenwij dig aan topografie worden geplaatst, zoals vrijwel alle straatmeubilair, dienen zoveel mogelijk een zodanige vorm te krijgen, dat plaatsing onder een bepaalde hoek niet nodig is; gebruik van kleur dient additioneel te zijn; symbolen die een grafische weergave vormen van een verzamelcategorie, dienen gelijkenis te vertonen met symbolen voor elementen van deze categorie. NGT GEODESIA 89 - 6 De grootschalige kaarten van een tiental karterings- diensten zijn onder de loep genomen wat betreft de alge mene inhoud van deze kaarten, de classificatie van de elementen die erop staan weergegeven en de grafische weergave van deze symbolen. In totaal zijn bij deze tien karteringsdiensten ongeveer 700 verschillende beschrij vingen te vinden voor hun topografische elementen, waarvan sommige elkaar vanzelfsprekend overlappen (bijvoorbeeld wanneer een bepaalde gemeente een ande re indeling in wegbreedtes hanteert, dan werd dit als een andere omschrijving geïnterpreteerd). Voor deze 700 ele menten werden 300 verschillende symbolen gebruikt, af gezien van symbolen die alleen uit een letter, cijfer of combinatie daarvan bestonden. Het vermoeden dat (min of meer) identieke topografische elementen verschillend worden weergegeven en dat een bepaalde weergave bij verschillende karteringsdiensten verschillende beteke nissen heeft, werd hiermee bevestigd. Fig. 1 is wat dit be treft een duidelijke illustratie: er zijn vier verschillende symbolen voor „beschoeiing" in omloop, terwijl bij de ge meente Utrecht geen symbool bestaat voor beschoeiing in het algemeen, maar wèl voor de verschillende soorten beschoeiing. Met name bij een aantal puntsymbolen is de variatie groot. Inzake de verhardingssymbolen speelt vooral de verwarring bij de classificatie. Een bijna stan daardsymbool voor „gesloten" verharding is bij de ene dienst alleen bitumen, bij de andere is het een algemeen symbool en kan dus ook betonverharding voorstellen. Dit soort situaties doet zich veelvuldig voor. Bij het testen van kaartsymbolen is het belangrijk ervoor te zorgen om de vragen steeds onder dezelfde omstan digheden aan de proefpersonen te stellen. Daarbij dient de situatie waarin de kaart wordt gebruikt zoveel mogelijk te worden benaderd. Het is niet mogelijk om aan beide voorwaarden tegelijk te voldoen, omdat: de kaart wordt gebruikt in geheel verschillende situa ties (achter het bureau, op de tekentafel en in het veld); het gebruik van de kaarten verschillend kan zijn (be heer, inventarisatie, planning); de beelddrager in de praktijk zeer verschillend is: beeldscherm (met zeer verschillende resoluties, zwart/wit of kleur) of papier (lichtdruk, fotokopie, off set, manuscript); Verdere complicaties zijn: bij vergelijking van bestaande symbolen met nieuwe, onbekende, symbolen is er sprake van een ongelijke beginsituatie; wanneer symbolen in een (bestaande) kaartsituatie worden getest, dienen de proefpersonen deze situatie niet te kennen. gemiddelde opzoektijd gemiddeld aantal fouten lijnsymbolen: zwart/wit 120 sec. 3,7 kleur 45 sec. 0,0 vlaksymbolen: zwart/wit 130 sec. 2,7 kleur 93 sec. 1,9 Tabel 1. Waarneming van lijn- en vlaksymbolen in zwart/wit en kleur. 293

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 13