In memoriam professor
H. A. Brouwer
gegevens) van het terrein worden afgeleid. Maar meestal levert dit
informatieverlies op. Van pannekoeken kun je helaas echt nooit
meer volkorenmeel maken.
Het is voor een verdere analyse waarschijnlijk zinnig mijn onder
scheid tussen geometrie en grafiek te verfijnen op een wijze als in
onderstaand schema aangegeven:
Het interessante is nu, dat bij de grafische weergave de terreingeo-
metrie niet zonder meer in de kaartgeometrie hoeft over te gaan en
de terreinattributen in grafische attributen, maar dat er in het afbeel
dingsproces een samenvloeien kan optreden. Ik heb dat in het artikel
geïllustreerd door middel van een anamorfose, en je kunt het ook
heel duidelijk zien in generalisatieprocessen. Helaas dringt dit besef
maar weinig door in de GIS- en VIS-wereld, en wel doordat men alom
de terrein-geometrie „grafische" gegevens blijft noemen, door onbe
grip of om commerciële redenen. Men spreekt zelfs over „carto
graphic entities and objects", terwijl men terreinobjecten bedoelt en
begint zelfs steeds meer het digitale geografische bestand met het
woord „kaart" aan te duiden. We zullen moeten wennen aan uitdruk
kingen als „de grafische weergave van een kaart" en „het grafisch
editen van grafische bestanden". Wordt met het laatste nu bedoeld
het herstellen van fouten in de vastgelegde terreingeometrie of gaat
het om het oppoetsen van de eruit afgeleide piotfile? Jammer, maar
ik ben bang dat tot in de volgende eeuw vele miljoenen guldens over
de balk zullen worden gegooid wanneer GIS- en VIS-deskundigen
niet wat voorzichtiger worden in hun taalgebruik. De problemen zijn
allemaal veroorzaakt doordat er een scheiding is gekomen tussen de
vastlegging van objecten en de weergave ervan. De gevolgen hier
van, voor ons werk en ons taalgebruik, in hun wisselwerking, moeten
we ons terdege bewust worden. Discussies als deze kunnen daarbij
helpen, evenals lezing van de hoofdstukken 1, 2 en 9 uit Foley en
Van Dam's „Fundamentals of Interactive Computer Graphics",
waarin het ailemaal glashelder uit de doeken wordt gedaan: het on
derscheid tussen in 3-dimensionale geometrie met attributen vastge
legde objecten en hun 2-dimensionale weergave op scherm of
papier.
geometrie
attributen
digitaal geografisch bestand
digitaal kartografisch bestand
terrein
geometrie
kaart
geometrie
terrein
attributen
grafische
attributen
Lemmer 25-4-1910
f Heeren veen 15-2-1989
Henk Brouwer sloot zijn studie voor civiel-landmeter aan de Land
bouwhogeschool te Wageningen af in februari 1932. Hij behoorde
tot de categorie van de in Wageningen afgestudeerde civiel-
landmeters die niet de voorheen gebruikelijke loopbaan bij het
Kadaster kon volgen, daar deze dienst om bezuinigingsredenen
de deuren had gesloten.
Brouwer vond al spoedig een betrekking bij de toen piepjonge
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Tot zijn militaire
diensttijd werkte hij daar, onder andere, aan de tweede primaire
waterpassing.
Zijn militaire dienst verrichtte hij bij de Schoolmeetafdeling in Den
Haag. Hij werd daar ziek en, hoewel hij als genezen met groot ver
lof ging, werd hem aangeraden niet weer in de buitendienst te
gaan. Dat kon worden geregeld en hij kwam te werken op de
rekenkamer, waarvan hij al spoedig hoofd werd. Hij had daar een
belangrijk aandeel in de berekening van de „stervlucht", een van
de eerste experimenten met aerotriangulatie in Nederland.
In die tijd begonnen ook de werkzaamheden voor de Neder-
landsch Nieuw Guinea Petroleum Maatschappij. In de bereke
ningen daarvan had hij een groot aandeel. Uiteraard had hij in die
jaren een nauw contact met prof. Schermerhorn. Die werkzaam
heden werden in en na de oorlog voortgezet, maar Brouwer was
inmiddels, in november 1937, in dienst getreden van de Gemeen
telijke Technische Dienst van Rotterdam, als hoofd van de Onder
afdeling Landmeetkunde. Waarschijnlijk was hij de eerste geo
deet in Nederland in een dergelijke functie.
In de mobilisatietijd werd hij in actieve dienst geroepen en kwam,
via de Triangulatiedienst, weer in Delft te werken bij „Luchtkaarte-
ring XI" voor het maken van een fotokaart op schaal 1:10 000 ten
behoeve van de artillerie.
Tijdens en vlak na de oorlog werd te Rotterdam onder zijn leiding
ten behoeve van de vele meet- en uitzetwerkzaamheden voor de
wederopbouw een systeem ontwikkeld, dat vele kenmerken ver
toonde van wat nu een digitaal informatiesysteem zou worden
genoemd.
Gedurende de naoorlogse jaren was hij weer geruime tijd in mili
taire dienst, onder meer als commandant van de Triangulatie-
dienst van het Artillerie Meetregiment. In die tijd was hij ook secre
taris van een door minister-president Schermerhorn ingestelde
commissie, die onder leiding van prof. Tienstra moest onderzoe
ken of de in Nederland op landmeetkundig gebied werkzame in
stellingen in één organisatie zouden kunnen worden onderge
bracht, aen beetje naar het voorbeeld van het Institut Géographi-
que National in Frankrijk.
Hij speelde een actieve rol bij
de instelling en uitvoering van
de examens van de Neder
landse Landmeetkundige Fe
deratie. Daarnaast was hij lid
van verscheidene commissies
op het gebied van opleiding en
positie van lagere en middel
bare landmeetkundigen.
In februari 1949 vertrok hij
naar Indonesië met de op
dracht in de Afdeling Weg- en
Waterbouwkunde van de Technische Hogeschool van Bandung
het onderwijs in het landmeten te verzorgen. Mede door zijn toe
doen werd in 1950 de afdeling Geodesie aan de Bandungse
Hogeschool opgericht. Hij werd er de eerste hoogleraar.
Na zijn terugkeer in Nederland in 1955 was hij enkele jaren Hoofd
van de afdeling Fotogrammetrie van de Meetkundige Dienst van
de Rijkswaterstaat. In 1957 aanvaardde hij een part-time betrek
king bij de Firma Ahrend. Daarnaast was hij sedert 1959 part-time
docent aan het ITC.
In 1975 vertrok hij weer, nu voor een jaar, naar Indonesië. In het
kader van een technische hulpprogramma was hij adviseur bij de
oprichting van een fotogrammetrische afdeling aan het ITB te
Bandung en bij het inrichten van een landmeetkundige en foto
grammetrische afdeling bij het Ministerie van Publieke Werken te
Jakarta. Verder had hij leiding te geven aan de toen net opgerich
te school voor fotogrammetrische en kartografische technici te
Bandung.
Henk Brouwer was een bescheiden figuur die zich nooit op de
voorgrond drong. Niettemin oefenden uitdagingen, waarvoor een
pionierachtig optreden was vereist, een grote aantrekkingskracht
op hem uit. Zijn grootste kracht lag wel in zijn optreden op de ach
tergrond. Een stimulerend gesprekje hier, een remmende opmer
king daar, waren activiteiten waardoor hij, vaak weinig merkbaar,
toch essentiële invloed op ontwikkelingen had.
Zijn gelijkmatig humeur, gevoel voor humor en vriendelijk op
treden maakten hem een door iedereen gewaardeerd en ge
respecteerd gesprekspartner en voor zijn directe collega's een
trouwe vriend. Zijn laatste jaren werden overschaduwd door de
langdurige en slepende ziekte van Riet, zijn vrouw. Op bewonde
renswaardige wijze heeft hij haar verzorgd tot haar dood in het na
jaar van 1988.
A. J. van der Weele
H. C. Zorn
NGT GEODESIA 89 - 6 301