publikaties NGL STUDIEDAG DEFORMATIEMETINGEN Op 25 april 1989 werd door de stichting Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde (NGL) een studiedag gehouden over deforma tiemetingen. Dat dit onderwerp op dit moment bij velen in de belangstelling staat, mag worden geconcludeerd uit de enorme opkomst van vakgenoten en vertegenwoordigers uit andere vakdisciplines. Blijkbaar wordt het belang van de stelling „meten is weten" steeds meer onderkend door o.a. beheerders, ontwerpers en constructeurs. Het meten en aansluitend beoordelen van resultaten van het meet- en rekenproces vormt één van de taken van de landmeter. Dat de landmeter, zonder een expliciete opdracht, geen optimale meetopzet kan definiëren, betekent dat een goede communicatie noodzakelijk is tussen op drachtgever en landmeter. Het berekenenen analyseren van metin gen en resultaten vormt de laatste stap naar het constateren van deformaties en zo mogelijk de oorzaken hiervan. Al met al is hier, zeer beknopt, een aantal aspecten genoemd, welke in de lezingen duidelijk naar voren kwamen. Ondanks het benadrukken van de gebruikswaarde van een object door de heer Vogelaar (Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat) is het opmerkelijk, dat er geen relatie werd gelegd tussen de kosten voor het voorkomen en bewaken van deformaties en de totale kosten voor onderhoud en beheer. Na een beschouwing over de mogelijke oorzaken van deformaties werd vastgesteld, dat in het cyclisch onderhoudsprogramma het waarnemen en analyseren van deforma ties een belangrijke plaats inneemt. Het analyseren van waarne mingen en berekeningsresultaten mag niet los worden gezien van het vervormingsgedrag, of anders gezegd, van specifieke object eigenschappen. Dit betekent dat er regelmatig afstemming dient plaats te vinden tussen landmeetkundige, objectbeheerder en ont werper/constructeur. De heer Vogelaar sloot zijn lezing met de op merking, dat de landmeetkundige op de hoogte dient te zijn van modellen of hypothesen voor het vervormingsgedrag en de beslis singscriteria van de opdrachtgever. De heer Hoekstra (Grondmechanica Delft) ging in zijn voordracht met name in op het meten van terrein- en gebouwzakkingen (Verti cale deformaties). Inzicht in de grondmechanica is van essentieel belang voor het opzetten van meetprocedures en het uitvoeren van metingen. In dit kader wordt grond gezien als een samenstel van minerale, oplosbare en oxydeerbare korrels, water en gassen. De eigenschappen van grond ten aanzien van weerstand tegen belastin gen zijn afhankelijk van de korrelspanning. Het is om die reden en vanwege het „gebruik" van het object van belang inzicht te hebben in de berekende en werkelijke korrelspanningen, alsmede de daar door veroorzaakte deformaties. Uiteraard is het bij gebouwzakkingen van belang de fundering in relatie tot de grond als extra gegevens bron te beschouwen en de metingen daarop af te stemmen. Ter af sluiting werd een aantal aspecten genoemd, die het meetproces bepalen: afwegen van relatief of absoluut meten; installeren van „vaste" referentiepunten; eenmalige of herhaalde metingen; tijdstip van meten; plaatsing van de meetpunten. Ook de heer Löwik (Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat) legde in zijn voordracht het accent op de relatie tussen landmeetkun dige en opdrachtgever. Na een beknopte behandeling van oorzaken werden deformaties naar soort onderscheiden in relatieve (interne) en absolute (plaatsveranderende) vervormingen. In de opdracht bespreking dienen zaken aan de orde te komen ten aanzien van pro bleemstelling en gegevens voor het bepalen van o.a. frequentie, om vang, prioriteit en methodiek van de deformatiemeting. De landmeet kundige dient achtereenvolgens zowel technische (bijvoorbeeld keu ze instrumentarium en toetsing waarnemingen) als bedrijfskundige aspecten (bijvoorbeeld inzetbaarheid van personeel en materieel) nader uit te werken. De beschouwing over nul- en herhalingsmetin gen alsmede de berekening legde met name de nadruk op toetsing en kwaliteitscontrole. Ter afsluiting werd de bruikbaarheid van pro grammatuur voor puntsbepaling bij de berekening van deformatie metingen behandeld. Voor problemen zoals het berekenen van een alternatieve hypothese en het verplaatsen van „vaste" punten, wordt momenteel naar alternatieven gezocht in de zogenaamde kinematische vereffening. Er werd gesteld dat een deformatiemeting iets heel anders is dan de vergelijking van twee plaatsbepalingen. De heer Hug (Nederlandse Aardolie Maatschappij) ging in zijn voor dracht in op de mechanismen van de bodemdaling als gevolg van de gaswinning in Groningen en van de gebruikte controletechnieken. De totale bodemdaling is het gevolg van reservoircompactie en pleistocene en holocene klink. Om het effect van de gaswinning te meten, dienen de uitgevoerde nauwkeurigheidswaterpassingen te worden gecorrigeerd voor pleistocene en holocene klink. Voor het bepalen van de klink en de compactie zijn speciale instrumenten ont wikkeld en observatieputten geslagen. De omvang en meetfrequen- tie van de kleine en grote nuwkeurigheidswaterpassing wordt, door uitbreiding van het gaswinningsgebied en de toename van de gepro duceerde hoeveelheden, gestaag opgevoerd. De grote waterpassing heeft twee doelstellingen: verhoogde resolutie bij de vaststelling van de bodemdaling; verificatie van de stabiliteit van de aansluitpunten. Naast de toleranties voor het uitvoeren van nauwkeurigheidswater passingen dient het meetinstrumentarium te voldoen aan eisen met betrekking tot gevoeligheid voor magnetisme, temperatuur en schokken. Ter afsluiting werd kort ingegaan op het gebruik en de mogelijk heden van GPS, zwaartekrachtmetingen en het bepalen van zak kingssnelheden en patronen. De heer De Boer (Gemeente Amsterdam) opende met de stelling dat de gemeente als beheerder en bouwer behoefte heeft aan informatie over de toestand van objecten en de verandering daarin. Naast het inzicht in de te verwachten deformatie en het vaststellen van een meetmethodiek werd de nadruk tevens gelegd op het inrichten van de meetopstelling, het fabriceren van speciale hulpmiddelen en op efficiency en veiligheid. De Boer onderscheidt twee soorten metin gen, te weten horizontale en verticale deformatiemetingen. Verticale deformaties worden daarbij veelvuldig en hoofdzakelijk door middel van een nauwkeurigheidswaterpassing bepaald. Horizontale defor maties zijn moeilijk te detecteren. Het probleem laat zich vertalen naar een combinatie van meettechniek en fasering in de tijd (her halingsmeting). Aan de hand van een vijftal voorbeelden werden de meettechniek, het inrichten van de meetopstelling, het gebruik van speciale hulpmiddelen en de efficiency duidelijk geïllustreerd. Dat deformatiemetingen een verrijking vormen in het takenpakket en de dienstverlening van de afdeling, werd zeker duidelijk na behandeling van een laser-meetmethode. In zijn voordracht over driedimensionale puntsbepalingsmethoden ging de heer Kroon (Geodelta) in op de voor- en nadelen van foto- grammetrie en landmeetkundige ruimtelijke richtingsmeting. Bij de ruimtelijke richtingsmeting is sprake van een voorwaartse insnijding vanuit twee basispunten. Per aangemeten punt ontstaat één contro lerende Z-voorwaarde. De betrouwbaarheid is in dit geval slecht te noemen. Bij hoge nauwkeurigheidseisen dient dan ook bij deze puntsbepalingsmethode een andere meetopzet te worden gekozen. De precisie en betrouwbaarheid worden aanmerkelijk verbeterd als er drie basispunten in het meetnet zijn opgenomen. De fotogrammetrie wordt onderscheiden in lucht- en terrestrische fotogrammetrie. Bij terrestrische fotogrammetrie (stralenbundelme thode) bleek het goed mogelijk een stochastisch model te beschrij ven, dat aansluit op het mathematisch model. Hierdoor is de terrestri sche fotogrammetrie zeer goed bruikbaar voor het bepalen van deformaties. Meer dan twee camerastandplaatsen doen de precisie en betrouwbaarheid van de meting verhogen, mits elk objectpunt in minimaal drie opnamen zichtbaar is. Uit de opsomming van voor- en nadelen kan worden afgeleid, dat deze vorm van fotogrammetrie een veelbelovende techniek vormt in 3D-puntsbepaling. Tot slot Deze studiedag heeft door het gevarieerde programma voor velen een bredere kijk gegeven op het behandelde thema. Door toedoen van de organisatie en inzet van de sprekers is men er wederom in geslaagd een kwalitatief goede studiedag te verzorgen. Mare van de Ven KAARTEN VAN UTRECHT Topografische en thematische kartografie van de stad uit vijf eeuwen. M. Donkersloot-de Vrij, HES Uitgevers BV, Utrecht, 1989. ISBN 90 6194 207 1. Formaat 24 x 31 cm, 156 pag., in linnen gebonden met stofomslag. Prijs f 99,50. Dit royaal uitgevoerde boek is het resultaat van een systematisch on derzoek naar de handgetekende en gedrukte kaarten van de stad Utrecht in een aantal prominente en vooral Utrechtse collecties. De auteur zelf wijst erop ,,dat niet alle kaarten van de stad in dit boek zijn beschreven". Het meest volledig opgenomen lijkt het veld van de algemene, gedrukte overzichtkaarten, die als commerciële pro- dukten zijn verspreid. Begrijpelijkerwijs is er geen poging gedaan om NGT GEODESIA 89 - 6 311

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 31