1. INTERACTIEF WERKEN
Invoeren, verwijderen en wijzigen van gegevens in data
bases.
2. PLOTTEN
Afbeelden van (gedeelten van) databases op beeldscherm,
film of papier.
3. DIGITALE HOOGTEMODELLEN
Niet in gebruik voor landinrichting.
4. UTILITIES
O.a. DUF-FINGIS conversie, kopiëren van bestanden,
lijsten met oppervlakten en waarden, affiene transformatie.
5. SET UP
Definitie van o.a. uitvoerbibliotheek en menu's.
6. DATABASE INDEX
Aanmaken en verwijderen van databases en da;-base
indices.
Fig. 4. Overzicht van FINGIS modules.
lagen van de betreffende database of uit een andere
(overlappende) database, het uitvoeren van constructies,
intoetsen van coördinaten via het toetsenbord, conver
sies vanuit andere systemen, enz. Al deze mogelijkheden
zijn beschikbaar in de FINGIS-module „interactief wer
ken", behoudens conversie van gegevens vanuit andere
systemen. Hiertoe dient de FINGIS module „utilities" te
worden toegepast. In deze module zijn onder andere de
conversies van en naar het DUF-formaat ondergebracht.
Een overzicht van FINGIS modules staat aangegeven in
fig. 4.
De verwijzingen tussen lijnen in een laag met opper
vlakte-objecten worden bij het opslaan van een lijn, dus
direct na het invoeren, automatisch gelegd. Hierbij geldt
als voorwaarde, dat binnen een tolerantiecirkel rond
begin- en eindpunt van de ingevoerde lijn aansluiting met
reeds aanwezige lijnen moet kunnen worden gevonden
(fig. 5). De default-waarde van de instelbare straal van
deze tolerantiecirkel bedraagt 0,25 mm op een door de
gebruiker opgegeven inwinningsschaal. Bij invoer van
een nieuwe lijn kan gebruik worden gemaakt van de zo
genaamde line-snap". Dit houdt in, dat men knoop
punten tussen nieuwe en aanwezige lijnen kan creëren
tussen reeds in de database aanwezige lijnpunten in.
Voor alle genoemde invoermogelijkheden geldt, dat ver
wijzingen tussen lijnen automatisch worden gelegd indien
aan de voorwaarde met betrekking tot de aansluittoleran-
ties is voldaan. Dit houdt in, dat tijdens een werksessie
een oppervlakte onmiddellijk kan worden uitgerekend,
zodra de begrenzing volledig gesloten is ingevoerd. Ten
behoeve van de oppervlakteberekening behoeft men de
module „interactief werken" niet te verlaten. Bij het op
slaan van lijnen in een lijngroep tijdens een interactieve
sessie achter een grafisch beeldscherm in FINGIS wor
den de topologische verwijzingen dus direct mee opge
slagen; er is sprake van de toepassing van een topologi
sche editor.
Met behulp van kleuren kan men op het beeldscherm het
verschil zien tussen lijnen met een knooppunt in het
begin- en eindpunt, dan wel alleen in het beginpunt of in
het eindpunt, dan wel geen enkel knooppunt. Bovendien
worden bij de vorming van knooppunten pijltjes afgebeeld
in alle richtingen vanwaar lijnen in het betreffende knoop
punt bij elkaar komen. Deze visuele controlemogelijkheid
op de consistentie van de topologie is buitengewoon
krachtig en zeer gebruikersvriendelijk. Ook voor de in
voer van teksten, respectievelijk oppervlakte-aanduidin
gen, zijn efficiënte invoercommando's beschikbaar met
set up's voor bijpijling, richting, constant tekstdeel, tekst
evenwijdig aan lijn plaatsen, enz.
Wijzigen van geometrische gegevens
Natuurlijk kunnen alle gegevens met betrekking tot opge
nomen objecten worden gewijzigd met behulp van com
mando's beschikbaar in de FINGIS-module „interactief
werken". Bovendien zijn er doelmatige voorzieningen om
fouten op te sporen. De hiervoor genoemde visuele con
trolemogelijkheden bieden de gebruiker een krachtige
ondersteuning bij het opsporen van eventuele onjuist
heden in de topologie. Op basis hiervan kunnen gege
vens zodanig worden gewijzigd, dat een correcte topo
logische structuur ontstaat. Hierbij worden commando's
als insnijden, snijden en creëer knooppunt toegepast.
Het corrigeren van de waarden van X, Y-coördinaten is
mogelijk door middel van het commando verplaats punt.
Het te verplaatsen (lijn)punt wordt met de cursor aange
wezen en vervolgens wordt de nieuwe locatie aangewe
zen op het beeldscherm of door intoetsen van de nieuwe
coördinaten.
Indien een punt is vergeten tijdens het invoeren, dus vóór
het opslaan van een lijn, kunnen de laatst ingevoerde
punten successievelijk worden verwijderd en opnieuw
worden ingevoerd vanaf de plaats waar de fout is ge
maakt. Indien een dergelijke fout wordt geconstateerd
nadat de lijn is opgeslagen in de database, kan de lijn
worden opgeknipt en het betreffende gedeelte opnieuw
worden ingevoerd. Een bezwaar van deze methode is,
dat er overbodige knooppunten worden opgenomen in
de betreffende lijngroep, namelijk knooppunten waarin
slechts twéé lijnen met identieke classificaties uitkomen.
Dergelijke knooppunten kunnen echter worden geëlimi
neerd via de zogenaamde „line pack" optie, beschikbaar
in de FINGIS-module „utilities". Met behulp hiervan
kunnen alle lijnen in een laag met oppervlakte-objecten
Fig. 5. Tolerantiecirkel. Binnen de tolerantiecirkel rond het eindpunt
van de ingevoerde lijn in oost-west" richting wordt een andere,
reeds in de database aanwezige, lijn gevonden. Zodra de ingevoerde
lijn wordt opgeslagen, zullen de verwijzingen met de reeds aan
wezige lijn worden gelegd (tussen twee aanwezige punten in die lijn).
284
NGT GEODESIA 89 - 6