Gesneden en gedrukt in de Kalverstraat" De kaarten- en atlassendrukkerij in Amsterdam tot in de 19e eeuw. Fig. 2 is de vogelvluchtkaart van Amsterdam, die Cornelis Anthonisz. in 1544 maakte. Deze vroegst bekende vogelvluchtkaart van een stad in de Noordelijke Nederlanden maakt deel uit van de expositie in het Amsterdams Historisch Museum. Deze tentoonstelling geeft een representatieve indruk van de rijkdom van de vroegere Amster damse kaartproduktie. Enkele bijzondere kaarten zien daarbij na lange tijd voor het eerst de stad van hun ontstaan weer terug. Om te beginnen is er de in Amsterdam samengestelde reuzenatlas uit de Universiteitsbibliotheek van Rostock: 32 manshoge in leer ge bonden wandkaarten. Dan is er de kaart van Oostland, waarmee Cornelis Anthonisz. in 1558 het Oostzeegebied in beeld bracht. Van deze mijlpaal in de kartografie bestaat slechts één exemplaar. De Herzog August Bibliothek te Wolffenbüttel heeft deze bij uitzonde ring uitgeleend. En dan is er de fameuze wandkaart van de 17 Neder landse gewesten, die Willem Jansz. Blaeu in 1608 maakte, een zeld zaamheid die in Göttingen wordt bewaard. Amsterdams Historisch Museum, Kalverstraat 92, Amsterdam. Ope ningstijden: dagelijks 11-17 uur (t.m. 3 september 1989). ,,/n de Gekroonde Lootsman" 1680- 1885 Kaarten, boeken en instrumenten voor de navigatie van de firma Van Keulen te Amsterdam. Nederlands Scheepvaart Museum, Kattenbur gerplein 1, Amsterdam. Openingstijden: ma-za: 10-17 uur, zondag: 13-17 uur (t.m. 20 augustus 1989). STUDIEDAG VAN DE VERENIGING VOOR VASTGOED INFORMATIE VVI De op 24 mei 1989 gehouden studiedag stond in het teken van de relatie tussen geografische en administratieve gegevens. Ondanks de warmte waren toch velen naar Ede gekomen om te luisteren naar de verschillende deskundigen en om ervaringen uit te wisselen in de wandelgangen. Opmerkelijk is dat slechts ir. R. van der Schans van de Landbouw universiteit Wageningen met zijn inleiding het thema van deze stu diedag benaderde door een duidelijke scheiding aan te brengen tus sen geometrische en thematische gegevens, waarmee een object wordt beschreven. Met deze aanpak wordt een weg ingeslagen, waarbij de logische relatie tussen verschillende typen kenmerken eenduidig te identificeren is. Het alom bekende analoge c.q. digitale kaartprodukt vormt een afgeleide (presentatie) van de geometrische beschrijving van objecten. Ir. H. J. G. L. Aalders van de Technische Universiteit Delft beperkte zich in zijn voordracht tot een vergelijking van raster en vector ge oriënteerde systemen en verwerking. De Faculteit der Geodesie van de TU Delft heeft een onderzoeksprogramma opgezet om problemen die zich voordoen in raster/vectorconversie te bestuderen en moge lijk oplossingen te creëren. Omdat met name de implementatie van de relatie tussen geografische en administratieve gegevens in een raster georiënteerd systeem niet werd toegelicht, bleef menig toe hoorder met vragen achter. Aan de hand van een aantal onderzoeks- resulaten werd een inzicht gegeven over de te verwachten ontwikke lingen ten aanzien van rasterverwerking. Ing. J. G. W. M. de Ruyter van KV Van Alphen kwam niet tot een concrete behandeling van het thema. Hij gaf, door een vergelijking van de huidige (deel)ontwikkelingen, aan dat integratie en afstem ming mogelijk zijn, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Het belang van eenduidige definiëring werd benadrukt, waarbij werd opgemerkt dat in gerealiseerde geautomatiseerde systemen defini ties moeilijk zijn aan te passen. De problemen met betrekking tot het afstemmen van begrippen en interpretaties van verschillende beheerders en gebruikers worden zichtbaar, wanneer een grondige informatie-analyse wordt uit gevoerd. De voordracht van ing. H. H. S. Noorbergen van het Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium had nauwelijks betrekking op het the ma. Het gaf een inzicht in de technologische ontwikkeling van opna mesystemen ten behoeve van teledetectie. Tevens werd een aantal toepassingen behandeld ten behoeve van geografische informatie systemen. Gezien de verschillende ontwikkelingen lijkt het binnen af zienbare tijd mogelijk om opnamen (digitale beelden) te leveren, die efficiënt worden ingezet in combinatie met grootschalige topografie. Samenvattend mag worden gesteld, dat het thema van de studiedag met name in de wandelgangen werd besproken. De oorzaak kan lig gen in het feit, dat de materie veelomvattend en onduidelijk is. Moge lijk dat dan ook voor volgende studiedagen een nauwkeuriger defini tie van het thema kan worden gegeven en het onderwerp scherper wordt begrensd, waardoor de geïnteresseerden gericht kunnen kiezen. De borrel na afloop vormde een prettige afsluiting van deze warme dag. Marc van de Ven AFSCHEIDSCOLLEGE PROFESSOR DE MUNCK TU DELFT Prof. de Munck gaf op 28 april 1989, naar aanleiding van zijn emiri- taat per 1 januari 1989, zijn afscheidscollege op de Faculteit der Geodesie van de TU Delft. Onder de titel ..Het is tijd om afscheid te nemen van de landmeetkunde of Een vreemde eend in de Geobijt" behandelde hij de rol die een natuurkundige (als vreemde eend) in de geodesie kan spelen. De natuurkundige is in staat de geodeet op vele terreinen op de fysische begrenzingen van zijn technisch kun nen te wijzen, maar behalve het feit dat geodeten veel van natuur kundigen kunnen leren, heeft prof. De Munck ook veel van geodeten geleerd. Het moet voor geodeten een geruststellende gedachte zijn, dat tenminste één natuurkundige niet langer denkt dat de geodesie niets anders is dan een onderdeel van de natuurkunde. Na afloop van het afscheidscollege richtte allereerst prof. Rummel, de dekaan van de Faculteit der Geodesie, het woord tot prof. De Munck. Hij sloot aan op het college van prof. De Munck door op te merken dat voor fysici die in de geodesie terechtkomen, het moeilijk is hun identiteit als natuurkundige te bewaren. Sommigen haken af en anderen transformeren tot echte geodeten. Prof. De Munck is het uitstekend gelukt zijn identiteit als natuurkundige binnen de geodeti sche wereld te behouden, en zodanig vele positieve bijdragen aan het werk op de faculteit te leveren. Prof. Rummel memoreerde verder dat Prof. De Munck het onderwijscurriculum heeft verrijkt met het vakgebied van de zeegeodesie, dat hij op de faculteit uit het niets heeft opgebouwd. Vervolgens bracht mevr. Van de Roemer, voorzitter van het Land meetkundig Gezelschap „Snellius", enige aspecten van de unieke wijze van college geven van prof. De Munck voor het voetlicht. Bovendien werden de positieve bijdragen van hem aan diverse ,,Snellius"-excursies geroemd. Tenslotte was er de gelegenheid persoonlijk afscheid te nemen van prof. de Munck en zijn vrouw tijdens een druk bezochte receptie. Voor de Faculteit der Geodesie laat dit afscheid gelukkig nog even op zich wachten; prof. De Munck zal voorlopig nog bijdragen blijven leveren aan het onderzoek en onderwijs van de Faculteit. Martin Salzmann DE ZEE STIJGT; WIJ ZAKKEN Op 12 april 1989 organiseerden de Afdeling voor Bouw- en Water bouwkunde van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs in samen werking met de Nederlandse Vereniging voor Geodesie en de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat een symposium met als titel: ..Zeespiegelrijzing en bodemdaling; welk scenario wordt werkelijk heid?" Een actueel onderwerp, zoals bleek uit de aanwezigheid van meer dan 250 bezoekers en de grote belangstelling van de media. Ten gevolge van verschillende oorzaken op mondiale schaal treden veranderingen op in het niveau van zeespiegel en bodem. Vermoed wordt dat er sprake is van een trendbreuk in deze niveauverande ringen. De modellen die deze ontwikkelingen beschrijven, dienen te worden geijkt door middel van waarnemingen. Een achttal deskundigen, uit binnen- en buitenland, belichtten de problematiek. Zeespiegelbeweging Het broeikaseffect heeft verschillende gevolgen, zoals meer sneeuw op Antarctica, minder ijs op Groenland, het smelten van gletsjers en het uitzetten van het water in de oceanen. Prof. dr. J. Oerlemans (Universiteit Utrecht) verwacht hierdoor een zeespiegelrijzing van een kleine 70 cm in de komende eeuw. De onzekerheid van de voor spelling is echter groot; de kans op een stijging van meer dan 1 me ter is ongeveer 30%. Bodembeweging Ir. P. Noomen (Meetkundige Dienst) meldde dat door middel van her halingswaterpassingen is vastgesteld dat het zuidoosten van Neder land stijgt, terwijl de kuststreek plaatselijk ongeveer 7 cm per eeuw daalt. Ons in Amsterdam gevestigde NAP daalt 4 cm per eeuw! Deze interdisciplinaire dag wierp direct vruchten af, doordat mw. dr. S. Jelgersma (Rijksgeologische Dienst) vanuit haar geologische in valshoek een suggestie kon doen voor bijstelling van de grenzen van de onderscheiden gebieden. In haar lezing ging zij verder in op de geologische oorzaken en tijdschalen van de bodembewegingen. 370 NGT GEODESIA 89 - 7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 34