Analoog millimeters. In dit verband is het de vraag of het zinvol is verschillende lagen van eenzelfde gebied blind te digitali seren en hoe een geïmporteerd bestand van hetzelfde gebied met een ander thema,.passend" kan worden ge maakt. Een derde probleem heeft te maken met het beschrijven van lijnen die van meervoudige soort en/of aard zijn of scheidslijn vormen van gebieden met verschillende waar de, respectievelijk hoedanigheid. In de analoge werkwijze lost men dit op door kartografische symbolen toe te pas sen en/of meerdere kaarten in overlay te maken (fig. 3). Bij digitale kaarten zijn voor dit probleem oplossingen ge vonden door meerdere classificaties aan een lijn te han gen (multicoderen) of lijnen in meerdere lagen op te slaan. In het eerste geval komen de coderingen even vaak voor als er lijnen van die soort zijn, en moet een lijn worden gesplitst als deze van soort verandert, terwijl bij bewerkingen op de lijnen de coderingen dienen te wor den bijgehouden. In het tweede geval komen de lijnen even vaak voor als de soorten waartoe ze behoren, waar bij het probleem van de identieke lijn zich voordoet, terwijl de bewerkingen op lijnen met meerdere betekenissen in meerdere lagen moeten gebeuren. Het werken met over lays tussen lagen gaat echter vlot. Een vierde probleem vormt de beschrijving van de ruimte lijke structuur van oppervlakte-eenheden (de grenzen van gebieden met een verschillende betekenis) en van de sa menhang tussen de ruimtelijke structuur en de aandui ding van de betekenis van de oppervlakte-eenheden. Op een analoge kaart is deze samenhang, de topologie, zichtbaar aanwezig. In een digitale kaart kan deze op ver schillende wijze worden gerepresenteerd (fig. 4). De oplossingen die hiervoor zijn gevonden, bestaan uit: het vormen van evenveel polygonen als er oppervlakte eenheden zijn en deze samen met de betekenis van de oppervlakte-eenheid op te slaan, of het koppelen van elke Digitaal Fig. 2. Tweede begripsmatig probleem: identieke lijnen. verdeeld in lijnstukken als gevolg van aftakkingen van andere grenzen, begripsmatig toch als een rechte lijn worden gezien (fig. 2). In digitale kaarten zijn dit twee ver schillende verschijningsvormen, die ook fysiek verschil len. In wezen ontstaat dit verschijnsel, doordat bij het tekenen op een analoge kaart de snijpunten in een stelsel van continue grootheden worden afgebeeld, terwijl de af beelding in een digitale kaart in een stelsel van discrete grootheden gebeurt. Er wordt afgerond, bijvoorbeeld in 340 Fig. 3. Derde begripsmatige probleem: voorbeeld Werkplan II: karto grafische symbolen. NGT GEODESIA 89 - 7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 4