2 l igt in op grens Fig. 16. Een puntobject kan op de grens van een vlakobject liggen, zoals een gemaal aan de rand van een polder (pv-r2 puntobject op grens van vlakobject). Al deze relaties kunnen weer worden samengevat in een schema, zoals gebruikt voor de f.d.s. (fig. 17). De ellipsen geven de objecttypen weer en de pijlen representeren de topologische relaties daartussen. Vanuit de objecten wordt de link naar de klasselabels weergegeven, omdat deze topologische relaties via de objecten soms naar de klassen kunnen worden doorge trokken. Op klasseniveau kan men dan bevragingen for muleren als: „welke wegen doorsnijden bosgebieden" of „welke rivieren eindigen in zee". 3.3. Decompositie van de topologische relaties tussen objecten Voor de in hoofdstuk 3.1 gevonden topologische object relaties zullen we nu nagaan hoe ze kunnen worden ont bonden in termen van de linktypen gegeven in de f.d.s. van tig. 11 [4], vv-r1 kan eenvoudig worden gevonden door via de „links" en „rechts" relaties na te gaan welke zijden de grens vormen van vlakobject 1. Daarna kan voor deze zijden weer via de „links" en „rechts" relaties worden gevonden van welke andere vlakobjecten ze de grens vormen, en men kan nagaan of vlakobject 2 daarbij hoort. vv-r2 is een bijzonder geval van vv-r1, in die zin dat vlakobject 1 een eiland in vlakobject 2 is, als deze laat ste de enige nabuur is. Il-r1 en 2 worden gevonden door via de „deel van" link de zijden te zoeken die lijnobject 1 vormen; via de „begin" en „eind" link worden de knooppunten ge vonden. Voor deze knooppunten zoekt men weer via de „begin" en „eind" link andere zijden die daar samenkomen, en voor deze zijden zoekt men via de „deel van" een link of ze deel uitmaken van lijnobject 2. Als het gemeenschappelijke knooppunt van de twee takt af van eiland in snijdt doorsnijdt object Fig. 17. Topologische relaties tussen terreinobjecten. objecten een eindpunt van object 1 is (het komt maar eenmaal in dit object voor), dan gaat het om Il-r1, anders om Il-r3. Il-r2 kan op dezelfde wijze worden behandeld als Il-r3. In de f.d.s. van tig. 11 kan echter nog niet het onder scheid worden gemaakt tussen Il-r2 en 3; dit vergt een uitbreiding van de f.d.s., welke hieronder wordt ge geven. vl-r2 en 3. Zoek via de „deel van" links welke zijden het lijnobject vormen. Ga daarna via de „links" en „rechts" relaties na aan welke vlakobjecten deze zijden grenzen en controleer of het bedoelde vlak object er tussen zit. Als de betrokken zijden via beide links naar het vlakobject verwijzen, gaat het om vl-r2, anders om vl-r3. vl-r1. Zoek welke zijden een deel van het lijnobject vormen; zoek daarvoor de begin- en eindpunten. Con troleer welke andere zijden daar samenkomen en ga na of die de grens van het vlakobject vormen. pv-r1 kan op twee manieren worden aangepakt. Het is mogelijk om de grens van het vlakobject op te zoeken en dan via een algoritmische bewerking via de coördi naten van de grenspunten en het puntobject na te gaan of het binnen het vlakobject ligt. Dit is echter een bevraging via een algoritmische bewerking, die we buiten de bevragingsruimte (in engere zin) hebben ge houden. Bij de f.d.s. in haar huidige vorm is deze rela tie niet vervat in de bevragingsruimte, maar kan deze simpelweg worden uitgebreid door een relatie toe te voegen (zie hieronder). pv-r2. Zoek de zijden die de grens vormen van het vlakobject, zoek voor de zijden de begin- en eindpun ten en ga na of één daarvan het puntobject weergeeft, pl-r l. Analoog aan pv-r2. Zoek de zijden die het lijn object vormen, zoek de bijbehorende knooppunten en ga na of één daarvan het puntobject weergeeft. pl-r2 en pp-r1 zijn niet vervat in de bevragingsruimte van de f.d.s. in tig. 11 en deze kan ook niet eenvoudig worden uitgebreid om ze er wel in op te nemen. Dit komt doordat deze relaties zich onderscheiden van de andere. Het gaat hier om metrische relaties, terwijl de overige zuiver verbondenheidsrelaties waren tussen objecten. Deze twee relaties kunnen daarom alleen worden verkregen via algoritmische bewerkingen op coördinaten van de knooppunten. Ze maken dus deel uit van de bevragingsruimte in ruimere zin. 3.4. Een uitbreiding van de f.d.s. Zoals we hebben gezien, kan aan de hand van de f.d.s. van tig. 11 wel worden nagegaan of twee lijnobjecten een knooppunt gemeenschappelijk hebben, maar het is niet mogelijk om na te gaan wat dan precies aan de hand is. Betreft het een snijpunt of een kruising en in dat laatste geval, welk lijnobject ligt boven en welk onder? Om deze informatie toe te voegen, wordt een nieuw gegevenstype inge voerd, aangeduid als „kruispunt/snij punt", waarin wordt aangegeven of twee lijnobjecten kruisen of snijden. Vanuit dit gegevenstype moeten twee linktypen worden gedefinieerd naar de lijnobjecten met de aanduiding „bo ven" en „onder". Deze linktypen NGT GEODESIA 89 - 9 399

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 11