4. Slotopmerkingen
geven dus aan welk lijnobject boven en welk onder ligt in
geval het een kruising betreft. In geval van snijding valt
dit onderscheid weg, maar ook dan blijven twee links naar
de lijnobjecten nodig. Daarnaast moet vanuit „kruis
punt/snijpunt" nog een link worden gelegd om aan te
geven op welk „knooppunt" deze wordt afgebeeld. Hier
moet wei worden opgemerkt, dat door invoering van dit
nieuwe gegevenstype met haar linktypen een redundan
tie in de gegevensstructuur ontstaat, doordat nu op twee
wijzen kan worden vastgesteld dat lijnobjecten knoop
punten gemeenschappelijk hebben. Bij de implementatie
in een gegevensbank zal dus een consistentietoets moe
ten worden ingebouwd om tegenspraken te voorkomen.
Ten aanzien van pv-r1 kan de f.d.s. eenvoudig worden
uitgebreid door een „ligt in" link aan te brengen van punt-
objecten naar vlakobjecten. Zoals in hoofdstuk 3.3 is ver
meld, is dit aanvullende informatie in de bevragings-
ruimte in engere zin. In de bevragingsruimte in ruimere
zin ontstaat wel een redundantie, omdat deze relatie ook
langs algoritmische weg kan worden gevonden. Ook daar
moet worden bezien hoe een consistentietoets wordt uit
gevoerd.
De uitbreiding van de f.d.s. leidt tot het schema van fig.
18.
Alle topologische relaties tussen objecten zoals weer
gegeven in fig. 17 zijn nu vervat in de bevragingsruimte
van deze uitgebreidere f.d.s., behalve de metrische rela
ties pl-r2 en pp-r1
3.5. Samengestelde objecten
Objecten zijn samengesteld, als ze zijn opgebouwd uit
andere objecten. Zij zijn dus in objecten ontleedbaar.
Objecten die dat niet zijn, zullen we atomaire objecten
noemen. Verdere ontleding van atomaire objecten kan
dus alleen in termen van geometrische elementen en
thematische attribuutwaarden.
De bevragingen die tot nu toe zijn behandeld, betroffen
alleen atomaire objecten en de relaties daartussen. Het
kan echter zijn, dat dit voor een aantal doeleinden niet
voldoende is, maar dat de bevraging samengestelde
objecten betreft. In dat geval moeten we bezien hoe die
kunnen worden geconstrueerd. Daarvoor bestaan twee
hoofdgroepen constructieregels. De eerste groep betreft
thematische regels, de tweede topologische. Daarnaast
kunnen uit deze twee groepen mengvormen worden
gemaakt.
De thematische constructieregels zijn gebaseerd op de
klasselabels en eventuele thematische attributen. Men
kan bijvoorbeeld een klasse van objecten gaan behande
len als samengesteld object of zelfs uit klassen weer
superklassen gaan samenstellen [8], Het is ook mogelijk
om objecten op basis van thematische attributen te groe
peren tot een samengesteld object. Bijvoorbeeld men kan
alle objecten met dezelfde eigenaar als eenheid be
handelen.
De topologische constructieregels zijn gebaseerd op de
relaties van fig. 17. Via deze relaties kunnen samen
gestelde objecten als verkeersnetwerken of hydrologi
sche systemen worden geconstrueerd. Bijvoorbeeld het
hydrologisch systeem van fig. 19 kan worden samenge
steld met behulp van de relaties vl-r2 en Il-r2. We hebben
al aangetoond, dat deze relaties in de bevragingsruimte
liggen; daardoor liggen ook bevragingen over aldus
samengestelde objecten in deze ruimte.
Fig. 19. Een hydrologisch systeem als samengesteld object.
ijnklasse
label
lijnobject
ligt in
puntobject M M M I M W vlakobject
boven
links
snijpunt/
knooppunt
kruispunt
seinde
vorm
deel van
Fig. 18. Uitgebreide f.d.s. voor enkelvoudige vectorkaarten.
In de vorige hoofdstukken is een formele gegevensstruc
tuur ontwikkeld voor enkelvoudige vectorkaarten. Deze
f.d.s. bevat elementaire gegevenstypen en linktypen
daartussen. „Elementair" betekent in dit geval, dat geen
van deze gegevens- en linktypen kan worden afgeleid
van een deelverzameling van andere gegevens- en link
typen van deze f.d.s. Het begrip „enkelvoudigheid" ten
aanzien van vectorkaarten betekent, dat een éénduidige
relatie wordt gelegd tussen geometrische elementen en
terreinobjecten, waarbij de terreinobjecten volgens een
eenduidig sluitend classificatiesysteem zijn ingedeeld. In
dit verband betekent eenduidig, dat ieder object tot
slechts één van de elkaar uitsluitende klassen behoort en
sluitend betekent, dat alle objecten in een bestand
bij zo'n klasse zijn ingedeeld; er zijn dus geen
ongeclassificeerde objecten. Het begrip „enkel
voudige vectorkaart" stelt dus niet alleen eisen aan
de gegevensstructuur waarin de gegevens worden
ondergebracht, maar ook aan het classificatie
systeem dat wordt gehanteerd [8].
Op dit laatste aspect is in dit artikel nauwelijks in
gegaan. Hier is slechts een klasselabel per object
meegenomen. Uiteraard dient een gegevensstruc
tuur de mogelijkheid te geven om meerdere attri
buten per klasse toe te kennen en dus voor ieder
object een waarde per attribuut. Deze onderwer
pen verdienen aparte aandacht in samenhang met
het begrip context en context-transformaties [5, 8],
Daarnaast dient nog aandacht te worden besteed
aan de manier waarop verschillende objectclassifi
catiesystemen kunnen worden gecombineerd via
overlays.
400
NGT GEODESIA 89 - 9