object en dat ieder knooppunt maar één puntobject mag representeren. 2.3. Enkelvoudige vectorkaarten De gegevensstructuren van de fig. 2, 8, 9a en 10 kunnen nu in één samenvattend schema worden gebracht; fig. 2 wordt hierbij per objecttype herhaald. Fig. 11 geeft een f.d.s. voor vectorkaarten. We zullen later zien, dat het nog wel mogelijk is deze f.d.s. uit te breiden om complexe bevragingen mogelijk te maken. Voor het ogenblik zullen we uitgaan van fig. 11 en onder zoeken welk type bevragingen te behandelen is op een gegevensbank waarin deze f.d.s. is gerealiseerd. Voordat we dat doen, zullen we eerst het begrip „enkelvoudige vectorkaart" (e.v.k.) definiëren: Een vectorkaart die fig. 11 als basisstructuur voor haar f.d.s. heeft en voldoet aan de conventies 1 t/m 7, is een enkelvoudige vectorkaart (e.v.k.). "puntklasse v label vlakklasse label lijnklasse label puntobject vlakobject lijnobject 1 inks geeft weer deel van begin Vknocppunt zijde eind coördinaten Fig. 11. Formele datastructuur voor vectorkaarten. Door de conventies wordt ervoor gezorgd, dat een e.v.k. goed analyseerbaar is. De conventies 3 t/m 6 zorgen voor een eenvoudige geometrie, de graafstructuur is die van de zogenaamde vlakke graten, waardoor een eenduidige samenhang bestaat tussen vlakken, zijden en knooppun ten. In principe wordt altijd aan de wet van Euler voldaan: n - a v 2 waarin n het aantal knooppunten a het aantal zijden v het aantal gevormde vlakken (niet noodzakelijker wijs vlakobjecten). Deze voorwaarde geeft een eerste mogelijkheid voor het onderzoeken van een vectorkaart op topologische con sistentie. De conventies 12 en 7 zorgen er verder voor, dat de rela ties tussen gegevenstypen een veel op één karakter heb ben, zodat in principe altijd goed gedefinieerde zoek paden kunnen worden gevormd. Conventies 1 en 2 dwingen de gebruiker te werken in een sluitend classificatiesysteem voor de objecten. Dit laatste betekent, dat per e.v.k. één classificatiesysteem wordt gehanteerd en daarin ook één soort objectdefinitie. Bij voorbeeld een e.v.k. gebaseerd op landgebruiksclassifi catie kan niet tegelijkertijd terreinobjecten bevatten, die voortkomen uit een indeling in administratieve eenheden. Dat hoort dan een andere e.v.k. te zijn, waarbij combina tie van gegevens kan worden verkregen via een overlay- structuur. Het kan echter wel zijn, dat objecten gedefi nieerd binnen een landgebruiksclassificatiesysteem attri buten hebben, die administratieve gegevens bevatten en NGT GEODESIA 89 - 9 dat via deze gegevens nieuwe objecten kunnen worden geconstrueerd, zodat een nieuwe e.v.k. ontstaat. Dit brengt ons echter op het gebied van de context transfor maties, die in het bestek van dit artikel niet verder worden behandeld. 3. Bevragingsruimte van enkelvoudige vector kaarten Een belangrijk kenmerk van database managementsyste men (DBMS) wordt gevormd door de bevragingen die kunnen worden behandeld. Een bevraging is gericht op het zoeken naar gegevens en/of de relaties daartussen. Een DBMS is flexibel als het een groot aantal typen be vragingen aankan, en het is efficiënt als de responstijden kort zijn. In dit hoofdstuk zullen we aandacht besteden aan de flexibiliteit van een DBMS, waarin de f.d.s. van fig. 11 is gerealiseerd. In dit verband wordt hier het begrip „bevragingsruimte" ingevoerd als zijnde de verzameling van alle bevragingen die door een DBMS kunnen worden behandeld. De feitelijke omvang van de bevragingsruimte hangt af van de feitelijk opgeslagen gegevens en de rela ties daartussen. Aan de hand van de f.d.s. die aan een gegevensbank ten grondslag ligt, kan men echter de structuur van de bevragingsruimte analyseren en daar mee de flexibiliteit van een DBMS voor zo'n gegevens bank. In het navolgende zullen we het onderzoek beperken tot de structuur van de bevragingsruimte in engere zin. Daar mee wordt dan bedoeld, dat alleen bevragingen worden toegestaan naar het voorkomen van bepaalde gegevens- waarden en/of het voorkomen van bepaalde relaties tus sen de opgeslagen gegevens. Voor het zoeken naar ge- gevenswaarden mogen alleen de gelijkheidsrelatie en de ongelijkheidsrelaties en en combinaties daarvan worden gebruikt. De bevragingen van de bevragingsruimte in engere zin mogen niet zijn gebaseerd op algoritmische bewerkingen van de gegevenswaarden. Zulke bevragingen definiëren een bevragingsruimte in ruimere zin. Van nu af aan zal de uitdrukking „bevragingsruimte" worden gebruikt in plaats van de uitdrukking „bevra gingsruimte in engere zin". In andere gevallen wordt de uitdrukking „bevragingsruimte in ruimere zin" gebruikt. De bevragingsruimte van een e.v.k. wordt in drie stappen onderzocht. Deze analyse zal niet compleet zijn, maar geeft wel een goed inzicht in haar structuur. In de eerste stap worden de elementaire bevragingen be handeld; dit zijn bevragingen op basis van eenvoudige criteria voor het opzoeken van gegevens. In de tweede stap wordt aandacht besteed aan topologische relaties tussen terreinobjecten. De derde stap betreft samen gestelde objecten. 3.1. Elementaire bevragingen Het gaat hier om het selecteren van gegevens aan de hand van eenvoudige criteria. In de f.d.s. komen drie hoofdtypen gegevens voor: object identificaties, thematische gegevens en geometrische gegevens. Op grond hiervan kunnen de volgende typen elementaire bevragingen worden geformuleerd: 1. Geef alle vlakobjecten van een bepaalde klasse De ingang in de gegevensbank is de vlakobjectklasse. De objectklasse links kunnen nu in omgekeerde richting worden doorlopen om de bij de gespecificeerde klasse behorende objecten te zoeken, die dan in een lijst kunnen worden uitgevoerd. Als een grafische weergave is vereist, 397

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 9