we werkzaam zijn. Want om te sturen moeten we met alles rekening houden. Zoals een autobestuurder met alles rekening moet houden. Ook met dingen die niet ge beuren, maar die zouden kunnen gebeuren en zaken die zouden moeten gebeuren, ook al gebeuren ze niet. Omdat we niet alles kunnen weten uit eigen observatie en eigen handelen, terwijl we de kennis daarover wel nodig hebben om te sturen, maken we gebruik van communica tie. We ordenen die informatie in een referentietheorie als een mentale kaart van de werkelijkheid waarin alles voorkomt, waarbij we gevoelsmatig relatieve gewichten toekennen. Die referentietheorie, waarin alles een plaats heeft en van waaruit we onszelf, anderen, organisaties en maatschappijen sturen, noem ik een filosofie. Communicatieve zelfsturing Sommige zaken zijn zeer belangrijk, andere minder belangrijk. De meest belangrijke zaken staan centraal als besturingsprincipes die de logische kern vormen van onze identiteit, waarin gevoel en logica samenvallen. Daarom begint het management als filosofie bij het gevoel. Het is een iuxe van de communicatieve zelf sturing als we het eens kunnen zijn met wat we zelf doen, als we met de logische kern van onze activiteiten de emo tionele kracht kunnen verbinden van zelfherkenning, onder meer als plezier in het werk en als besef van kwali teit van geleverde produkten en van competentie. Hier ligt de grondslag van menselijke motivatie en dit speelt een rol in de communicatieve zelfsturingsintelli gentie. Vanuit die logische en tegelijk gevoelsmatige kern ontwikkelen we de middelen om dingen te realiseren. Die realisering is van meer strategische aard, minder princi pieel, afhankelijk van moment en situatie. Hier bewegen we ons op het niveau van de sociale intelligentie. De scholing speelt een rol, de aard van de organisatie en plaats die we daar innemen, de vraag en de mogelijk heden waar we over beschikken om aan die vragen te voldoen. Het actieve deel van de vormen van manage ment en van zelfmanagement speelt zich af binnen deze tweede laag van arbeid, van handelen en van techniek. De manier waarop de wereld zich als omgeving aan ons voordoet, wordt dus afgeleid. De waarneming is geen bron van de kennis, maar een toetsing en een teken systeem. Aan de produkten herkennen we de maker en uit het model van de maker leiden we de bedoelingen en de sturingsbeginselen af, die we al dan niet, geheel of gedeeltelijk, onderschrijven. We maken een onderscheid tussen de bedoelde en de onbedoelde gevolgen van de strategie en we evalueren de opzet en de zelfherkenning van het beleid. Uiteindelijk zien we de wereld dus vanuit de filosofie van manage ment en van zelfmanagement, die we communicatief leren ontwikkelen. Daarbij vindt een logische omslag plaats. Eerst leren we de wereld communicatief ordenen van buiten naar binnen en vervolgens van binnen naar buiten. Deze logische omslag verloopt in drie logische fasen. Eerst leren we communicatief de wereld kennen, als kind, via het leerproces van identificatie. Een kind leert de wereld zien via het kennismodel en de ogen van de ouders of van degenen met wie het zich identificeert. Die eerste fase is de meest fundamentele vorm van commu nicatie, een kind leert kijken vanuit een model, gevoels matig. Liefde, in dit geval van een kind, betekent voor een mens een keuze voor een model van de wereld. Het model komt van buiten, het wordt gekopieerd als ging het om het verborgen bestand, de „hidden file" achter het menselijke programma dat het kind zal doorlopen. Daar om geef ik hier een algemene definitie van communicatie, waarvan opvoeding de meest fundamentele vorm is, als het produceren van een interne stimulus in een extern systeem. De stimulus is intern, in die zin dat het kind zichzelf leert leren, dus het eigen leren leert sturen; daarvoor is echter het model nodig dat in de subcultuur van de kinderwereld aanwezig is. Die subcultuur kenmerkt zich door gebor genheid; in een gesloten wereld van liefde en identificatie gaat de innerlijke eigen wereld open. Ik vergelijk dit met een diskette die ik in mijn computer stop. Die neemt nog geen informatie op; hij moet eerst worden geformateerd. Zo nemen onze hersenen ook uit zichzelf geen informatie op. Ze moeten eerst worden geformateerd door de cul tuur, wat ik noem de culturele stabiliteitslaag van het natuurlijke systeem van geborgenheid en identificatie. Zo worden ze gevoelig gemaakt om informatie op te nemen en te ordenen. Het opnemen van identificatiemodellen houdt overigens niet op bij de kinderjaren; bij ieder nieuw leerproces speelt zo'n model een rol. Een model als Van Basten zal de besturing van het leerproces van voetbal len beheersen en de foto van Einstein hangt aan de wand bij een student natuurkunde. De identificatie waarin de liefde voor een vak of voor een menselijke kennisactiviteit model is, kan in beginsel een leven lang doorgaan. Het uitbouwen van operationaliseringen ontwikkelt zich als een tweede logische fase van het leren. Voortaan is dan alle leren bijleren, in de vorm van het sociale leren en de ontwikkeling van sociale intelligentie van scholing, vakbekwaamheid en specialisatie. De leerstof van alle vormen van onderwijs, tot aan de universiteit toe, is een structureel leerproces. Waarmee ik bedoel dat de bestu ring van het leren nog steeds van buiten komt, vanuit de eisen die worden gesteld door het sociale regelsysteem en die we aanduiden als sociale structuren. Een structuur is een systeem om het menselijke leren te besturen. Zo vormen de verkeersregels een structuur die bepaalt hoe we leren autorijden. Rechtsrijden en linksrijden kan alle bei, maar op het Europese vasteland stuurt de sociale structuur ons leren autorijden naar rechts. De sociale structuren besturen de ontwikkeling van onze sociale intelligentie, waarbij de spookrijder laat zien dat het ook hier weieens fout kan gaan. Hij is ontregeld in het sociale regelsysteem, een vorm van waanzin die de vorige eeuw niet kon voorkomen. Hoe meer regels, hoe meer kans op ontregeling en op gekzijn. Het wordt steeds moeilijker een mens te zijn. Voortdurend dreigt het gevaar dat we over de rand vallen van het sociale systeem. Als we het volhouden tot we vijfenzestig zijn, dan krijgen we definitief een duw. Zoals we uit de culturele stabili teitslaag van het natuurlijke systeem, uit de wereld van kindzijn, werden gestoten bij het volwassen worden, zo worden we eens ook uit de culturele stabiliteitslaag van het sociale regelsysteem gehaald. Er is een derde logische fase. Dat is een evaluatieve fase, waarbij de resultaten worden gewogen van alle mense lijke handelen. Het is de overgang van gestuurd worden naar zelfsturing. Het was vroeger de fase van wijsheid en bezinning. Ik spreek van sturingsintelligentie en ik neem aan, dat die fase steeds vroeger begint, als gevolg van de toenemen de dominantie van de communicatie in onze cultuur. Ook NGT GEODESIA 89 - 10 483

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 15